Weer garen spinnen?

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Textielgroep Uniwear heeft in elk van zijn nicheproducten de kous op de kop gekregen. “Maar de zwakke plekken zijn nu weggesneden, acquisities en een nieuwe commerciële aanpak versterken onze posities,” verzekert Yves De Poorter, de strateeg van de beursgenoteerde holding. De wereldmarkt dwingt Uniwear tot koerswijziging. De groep start een vlasproductie in China.

Volgens topman Yves De Poorter van Uniwear is de basis gelegd. De industriële holding heeft in zijn niches de kritische massa bereikt voor verdere expansie in marktaandelen. Er is de voorbije jaren geherstructureerd, gekocht en verkocht. “We hebben heel wat bijgeleerd.” Begin deze maand kocht de in Brussel genoteerde textielgroep een vlasspinnerij in Roemenië; kort daarvoor pikte de in agro-industriële sectoren (fijnleder, vlas, sokken) gespecialiseerde groep Calzificio Carabelli in, de tweede grootste Italiaanse sokkenfabrikant. In Duitsland participeert Uniwear in een fonkelnieuwe vlasspinnerij en vorige week werd een akkoord gesloten voor een vlasproductie in Shanghai.

Vóór de zomer was Uniwear vijfde in de Europese sokkenproductie, nu tweede; in vlas zit de groep in de topvijf en breidt hij zijn netwerk verder uit naar Midden-Europa en China. “Voor 1000 ton garen is de loonkost in België 200 miljoen frank, in Roemenië en China amper 25 miljoen,” laat De Poorter zich ontvallen. “De wereldmarkt is een realiteit waar je niet omheen kunt. Productievestigingen wereldwijd vergemakkelijken een goede mix van producten uit de hogere en lagere prijsklassen.” In dat perspectief deed Uniwear vorig jaar vier acquisities en nog eens twee in de eerste helft van 1999.

Sedert jaren noemt Uniwear zichzelf een groep in opbouw. “We zijn geen holding van het klassieke type. We zijn in de eerste plaats industriëlen,” verkondigt hoofdaandeelhouder markies Andrea Cattaneo della Volta. De afstammeling van de dogen van Genua, wiens voorvaderen in de zestiende eeuw de titel graaf van Antwerpen voerde ( Antoon van Dijck portretteerde er vier), verwierf in 1993 via zijn Delaware-vennootschap Connie Inc. de slapende Brusselse holding Sogelec. Omgedoopt tot Uniwear, werd de beursschelp een vehikel om bedrijven in moeilijkheden, maar met groeipotentieel, te kopen. Er werden drie niches geviseerd in textiel: de productie van sokken, de vlasspinnerij en fijnlederwaren – uitgerekend drie branches die het hard te verduren zouden krijgen.

De conjunctuur zat tegen

, vooral in vlas en fijnleder. Eén maand nadat Cattaneo in 1995 in de vlassector stapte, stortte de vlasmarkt in elkaar; pas vorig jaar viel linnen opnieuw in de smaak bij kledingontwerpers en producenten van woontextiel. De lederproductie in Nieuw-Zeeland had zwaar te lijden onder de Azië-crisis nadat de grootste afnemers – Japanners en Koreanen – de broekriem aantrokken. Bovendien evolueerde de sokkenverkoop steeds meer in een tweeslachtig marktsegment, waarin Uniwear gesandwiched dreigde te worden tussen enerzijds goedkope volumeproducenten van Oost-Europa en het Verre-Oosten en anderzijds de duurdere merken: de betere winkelketens ( Harrodds, Boots) eisen topkwaliteit tegen bodemprijzen, maar slokken graag zélf de vette marges binnen.

“Voeg daar tegendraadse muntschommelingen van het afgelopen jaar in onze belangrijkste afzetmarkten aan toe – een goedkopere pond en een lagere dollar, zowel in Nieuw-Zeeland als in de VS – en onze winst kromp vanzelf,” schetst De Poorter.

De rechterhand van Cattaneo legt zich toe op het financieel beheer van de groep, de Italiaan op de commerciële aspecten. Samen vormen ze de tandem die de industriële strategie uittekent en met de lokale managers de operationele leiding stuurt. “We hebben nu negen ondernemingen in de groep; ze werden bijgeschaafd en bijgestuurd. In 1998 haalden we een rendement van amper 5% op het eigen vermogen, maar onze doelstelling van minstens het dubbele komt in het vizier.”

Het werd tijd, want dat verhaal kreeg de ongeduldige belegger al meer dan eens te horen (zie grafiek).

Herstructureren

“Uiteindelijk hebben we het niet slecht gedaan,” werpt Yves De Poorter op. Aangezien Uniwear wankele bouwstenen opstapelde, bestempelt hij de resultaten als voortreffelijk. “Herstructureren vergt tijd. Behalve bij sokkenfabrikant Pex in Engeland zijn we daar aardig in geslaagd.”

Ter staving zet De Poorter de cijfers op een rij: in 1993 stak Uniwear van wal met een verlies van 120 miljoen frank, een eigen vermogen van 328 miljoen en een omzet van 54 miljoen frank. De winst is nog bescheiden (30 miljoen), het eigen vermogen klom tot 873 miljoen. En De Poorter stelt voor het jaar 2000 een geconsolideerde omzet van 2,5 miljard frank in het vooruitzicht.

De hoofdbrok zit in sokken: 2,2 miljard; in vlas draait Uniwear momenteel 200 miljoen omzet en 150 miljoen in fijnleder voor de kledingindustrie. Op relatief korte termijn verwacht De Poorter 2 miljard, 400 miljoen en 200 miljoen omzet in de drie sector-activiteiten.

in fijnleder is de groep wereldleider door de aard van het product: fijn lamsleder van dieren die een natuurlijke dood stierven ( slink skins): alleen Nieuw-Zeeland, een land met 60 miljoen schapen, kan voldoende hoeveelheden ongeschonden huiden opleveren. De lederniche werd in 1993 de eerste poot van Uniwear. De leerlooierij, waarin het Nieuw-Zeelandse Rocke United (62,2% Uniwear) een unieke knowhow bezit, “blijft interessant”, maar De Poorter legt de prioriteit nu bij het consolideren van de sokkenbusiness en de vlaspoot. Rocke United schommelde de voorbije jaren rond 200 miljoen frank omzet, met een winst van 16 miljoen – “we hebben die investering ruimschoots terugverdiend” – maar de Azië-crisis halveerde de resultaten (91 miljoen en een klein verlies in 1998). “De vraag naar kwaliteitsleder veert op.” Rocke United heeft slechts één concurrent, met een kleinere omzet, ook in Nieuw-Zeeland.

in vlas, dat opnieuw in de mode komt, bezit Uniwear 100% van Lys Liève, de grootste natvlasspinnerij van het land. Lys Liève in Gent, de tweede acquisitie uit 1995, was verlieslatend en blijft zwak presteren (in 1998 een verwaarloosbare winst op een omzet van 180 miljoen). De initiële capaciteit van 1200 ton en het aantal werknemers (180) werden gehalveerd. Daar komt nu 1300 ton bij van Faltin (76% Uniwear) in Roemenië en volgend jaar is er bijkomende capaciteit in Duitsland en China. “Delokalisatie en synergie met Gent,” luidt de boodschap (zie kader: Lys Liève).

in sokken begeeft Uniwear zich in het voetspoor van de Duitse merkenfabrikant en Europees marktleider Falcke (respectievelijk 2,2 en 6,5 miljard frank omzet). In deze divisie heeft het duo Cattaneo-De Poorter grote ambities. Ze gooien er het roer radicaal om: Uniwear zal zich meer gaan profileren als een fabrikant met eigen brands en minder voor de contractmarkt werken.

Aziatische prijzen

Toen het linnen weer in de mode kwam, kon men hopen dat de vlasprijs zou aantrekken. “Vergeet het,” zegt De Poorter. “De toenemende concurrentie uit de lageloonlanden is onverbiddelijk. En hetzelfde doet zich voor in de sokkenbranche. We spelen in een wereldmarkt. Binnen de dertig seconden heb ik de prijzen uit Hongkong op mijn bureau; transport gaat met de dag sneller en de vervoerskosten blijven dalen. In drie dagen staan sokken uit Hongkong in Londen. Prima kwaliteit. En nu de Azië-crisis overwaait, zullen ze er nog harder tegenaan gaan. Voeg er de concurrentie aan toe van westerlingen die de crisis benutten om daar bedrijven op te kopen en de arbeidsintensieve industrie in Europa mag zich voorbereiden op nieuwe klappen,” profeteert hij.

In Beijing

laat Uniwear sinds kort sokken maken bij het Australische mega-concern Pacific Dunlop, aan wie de Belgische groep in 1997 machines en technici leverde. Datzelfde jaar werd in Noord-Ierland Bridgedale 2000 overgenomen, gespecialiseerd in sokken voor sport en vrije tijd. “Op een omzet van 4 miljoen pond, realiseren we bij Bridgedale een winst van een half miljoen pond. Dat is in België ondenkbaar,” mijmert De Poorter. De lonen zijn er de helft goedkoper, maar hij schrijft de topprestaties bij Bridgedale vooral toe aan de grote flexibiliteit van de werknemers, in combinatie met hoogtechnologische machines. Elektronisch gestuurde breimachines schakelen in 10 minuten over op een ander computerprogramma; bij mechanische machines neemt een programmawissel nog een volle dag in beslag.

Bridgedale en China vertolken de nieuwe “sokkenstrategie”, die stoelt op verschillende productieplateaus, elk aangevuld met recente bedrijfsovernames in hun categorie.

op het “duurdere” productieniveau: in Engeland Polysox (fantasiesokken onder licentie van Walt Disney en Banana Republic), in Noord-Ierland Bridgedale, in België Bonnetterie de Dottignies (contractbusiness voor onder meer Décathlon en Trois Suisses) en in Italië Calzificio Carabelli (dure dames- en herensokken).

in de “goedkopere” prijscategorie: de aanwinst van de Roemeense sokken- en kousenbroekenfabrikant Apollo (33% Uniwear).

Het zijn trouwens de andere bedrijven uit de sokkendivisie die in 1998 de verliezen van de spilvennootschap – Pex Children Division – compenseerden.

Uniwear kocht in januari ’96 Pex, dé Britse merknaam in kindersokken, als uitvalsbasis voor zijn derde niche. Cattanneo en De Poorter verwierven de controlemeerderheid, maar namen ook de operationele leiding van het quasi failliete bedrijf in handen. Pex ligt in Leicester, de textielcluster van de Midlands.

Eigen distributie

Traditioneel verkocht Pex de helft van zijn productie aan Britse grootwarenhuizen. “De Britse distributie verwacht een Britse service tegen Aziatische prijzen. En als je in Roemenië produceert, eisen ze Roemeense inkoopprijzen. Zij strijken ruime winstmarges op, terwijl de leverancier mag opdraaien voor alle ongemakken van de productie tot de verkoop. De producent is verantwoordelijk voor het stockbeheer en krijgt bij de minste vertraging penalties aangewreven. Het komt er op neer dat de distributie de West-Europese industrie uitperst en dat onze fabrikanten aan de andere kant ook nog eens onder druk staan van Aziatische concurrenten en kopieerders. Van de al kleine marges blijft in die omstandigheden nauwelijks iets over.”

Cattaneo en De Poorter willen dit spel niet langer spelen. Daarom moet Uniwear minder een toeleverancier zijn en meer een groep worden met eigen toegevoegde waarde.

De Poorter: “We hebben nu een totale productiecapaciteit van 52 miljoen paar sokken, verdeeld over België, Italië, Noord-Ierland, Engeland, China en Roemenië. Uit dit geheel kunnen we de interessantste productievestigingen kiezen om de beste marges over te houden. Driekwart van de productie van kindersokken van Pex verschuift bijvoorbeeld naar China en Apollo in Roemenië. Dottenijs krijgt meer elektronische machines, terwijl de mechanische apparatuur verhuist naar die landen. Consequent gaat Uniwear de eigen productie in de verschillende landen meer verbinden met eigen distributiekanalen. Zo zal het afbouwen van de verkoop aan de grootdistributie in Engeland die omzet in een eerste fase wel doen dalen, maar uiteindelijk zal het rendement flink toenemen.”

De distributie

in Europa komt grotendeels in handen van Pex en van de nieuwe Uniwear-dochter Bulivan in Noord-Italië, zoals Bridgedale USA dat al doet via speciaalzaken in de Verenigde Staten. Bridgedale wordt door De Poorter afgeschilderd als het model voor de sokkendivisie: “Dat bedrijf was tien jaar verlieslatend, nu realiseren we zo’n 12,5% nettowinst op de omzet. We zijn gestopt met contractbusiness en positioneren Bridgedale als een stevige brand.” Volgens De Poorter beschikt Uniwear door die koerswijziging over een productieapparaat dat, zowel in de vlasdivisie als in de sokkenbranche (van de babysok tot sokken voor volwassenen), in verschillende prijsklassen “goede winsten kan maken.”

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content