Wee voeder!

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Tegen 2003 verdwijnt een derde van de Belgische veevoederbedrijven. Vooral de kleintjes kreunen onder de heisa over dolle koeien, het Mestactieplan en de historisch lage varkensprijzen. Volgt België eindelijk de concentratietendensen van de buurlanden?

De tientallen meters stalen buizen gonzen, het veevoeder in de maalmachines zwiert op en neer, de silo’s ratelen. Per uur wordt 38 ton veevoeder klaargestoomd, maar toch is slechts één arbeider in de productieruimte in de weer: met een borstel keert hij het meel van de vloer. Een tweede werknemer houdt voor het computerscherm de volledig geautomatiseerde productie in de gaten.

In 1994 pootte Paul Fierens, zaakvoerder van de nv Fierens Mengvoeders, zijn gloednieuwe bedrijf neer op het industrieterrein in Temse. De start van het veevoederbedrijf was een zeldzaamheid in België, waar de meeste ondernemingen werken met installaties die dateren uit de jaren zestig en zeventig. “Vandaag zou ik ook niet meer investeren in een nieuw veevoederbedrijf,” geeft Paul Fierens toe. “De almaar toenemende wettelijke rompslomp, het Mestactieplan, en de inkrimping van de veestapel hebben de marges sterk doen dalen. Maar vijf jaar geleden stond er nog geen rem op de uitbreiding van het aantal dieren.”

Paul Fierens

was in 1994 overigens al een kwarteeuw actief in de sector van de veevoeders. In 1970 kwam hij aan het hoofd van de nv Fierens Voeders, een groothandel in veevoeders. Dat derdegeneratiebedrijf was in 1935 opgericht door grootvader Louis Fierens. Maar zoals zovele groothandelaars ontdekte Paul Fierens de voorbije decennia dat met een eigen productie meer winst te halen viel uit de veevoederactiviteiten. “Mijn omzet als groothandelaar was te beperkt, ik was gebonden aan mijn regio. In een straal van vijftien kilometer rond Belsele bij Sint-Niklaas kon ik veevoeder verkopen. Uitbreiden kon alleen door een verhoging van het aantal klanten binnen mijn gebied. Verkopen buiten die straal van vijftien kilometer was verboden door de producent. Daarom startte ik met de eigen productie, ondanks grote druk van mijn leverancier. Maar de tevredenheid in mijn klantenkring is duidelijk persoonsgebonden. 99 procent van de klanten veranderde van merk, en volgde mij.”

Ook de bank kon Paul Fierens overtuigen: een duidelijk financieel plan en geloofwaardige commerciële doelstellingen onderbouwden het krediet voor de zware investering. Vandaag, vijf jaar na de start, is de productiecapaciteit in Temse al met 60% opgedreven. Wekelijks levert Fierens Mengvoeders aan 350 vaste klanten, in heel Vlaanderen. “Ondanks onze specialisatie in varkensvoeder, gaan onze resultaten erop vooruit. De prijzen van het varkensvlees zullen pas in 2000 een lichte opflakkering vertonen. Maar we leveren gelukkig alleen aan gesloten varkensbedrijven van zelfstandige kwekers. Wie met prijsgarantiecontracten werkt bij geïntegreerde kwekers, loopt vandaag enorme risico’s.”

Veevoedermarkt krimpt met 15% tot 20%

Die doelbewuste strategie heeft Paul Fierens geen windeieren gelegd. Want de sector van de veevoeders maakt in België weinig florerende tijden mee. “De gouden tijden van begin jaren tachtig zijn voorbij,” bevestigt Yvan Dejaegher, secretaris-generaal van de vzw Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten ( Bemefa). “Vijftien jaar geleden schakelden steeds meer groothandelaars om naar eigen fabricatie. Op die manier verwierven ze immers grotere marges. Maar de drempel naar fabricage was toen klein, vandaag niet meer.” De complexere wetgeving, hogere sanitaire en kwaliteitsnormen, de stringente milieunormen drijven de investeringen op. Bovendien kan de veestapel niet meer uitbreiden. Meer nog: het aantal varkens in België krimpt met 15%. “Volgens voorzichtige berekeningen van Bemefa betekent dat ook voor het veevoeder een daling van 15% tot 20% van de productie. Want varkensvoeder is goed voor 60% van onze 6 miljoen ton productie per jaar. Groeien in België kan dus niet meer, tenzij je marktaandeel afsnoept van anderen. Ik verwacht dus een toenemende concentratie,” schat Yvan Dejaegher. Insiders verwachten dat tegen 2003 een derde van de veevoederbedrijven verdwijnt.

Concentratie neemt toe, individuele benadering blijft

Daarmee volgt België, weliswaar met wat vertraging, de tendensen in het buitenland. In Nederland, goed voor een productie van 15 miljoen ton, domineren vier spelers met 60% aandeel de markt: de twee coöperaties Boerenbond en CeHaVe, en de twee privé-bedrijven Brokking-De Heus en Hendrix-Nutreco. Ook in Denemarken, Duitsland of Frankrijk beheersen coöperaties meer dan 50% van de markt. “België is een eiland in vergelijking met de buurlanden. De concentratie zal toenemen, maar de individuele benadering blijft. De Belgische fabrikanten hebben een heel nauwe binding met hun klanten. Service is veel belangrijker dan de prijs, die bijvoorbeeld in Nederland centraal staat,” weet Yvan Dejaegher.

De Belgische veevoederindustrie

was in 1998 goed voor een omzet van 90 miljard frank, of een tiende van de omzet in de voedingsindustrie. Typerend blijft het kleinschalige, familiale karakter: eenmanszaakjes leveren onder de kerktoren, en specialiseren vaak in één diersoort. Het federale ministerie van Landbouw leverde 1100 erkenningen voor de verkoop van veevoeders. Maar Bemefa noemt slechts tachtig bedrijven echt groot. De beroepsvereniging groepeert honderd bedrijven, die driekwart van de productie vertegenwoordigen. Het criterium voor een groot bedrijf volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) is het aantal werknemers, minimaal vijf. “Niet echt een gelukkig criterium,” beseft ook Yvan Dejaegher. “Want het veevoederbedrijf De Graeve in Staden heeft amper drie werknemers, en produceert meer dan 100.000 ton veevoeder. De meeste bedrijven hebben de voorbije jaren overigens sterk geautomatiseerd. Het aantal werknemers in onze sector daalde in tien jaar van 4500 naar 3300 werknemers. Niet alleen de loonkosten, maar ook de strengere hygiënische normen noodzaakten die automatisering.”

Vooral de heisa rond BSE, of dolle koeien, bracht de hygiëne in een stroomversnelling. Sinds 1994 is dierenmeel, dat aangeduid wordt als veroorzaker van BSE, als grondstof voor runderen verboden. Maar voor de veevoederproducenten zou een totaal verbod een verlies van honderden miljoenen betekenen. Vandaar het verdere gebruik in de pluimvee- en varkenssector. “Maar de consument heeft ons kwaliteitsproces sterk beïnvloed,” beseft Yvan Dejaegher. “Daarom hebben we een eigen Iso-norm voor de veevoedersector uitgewerkt, de GMP-code. Die vergemakkelijkt een volledige naspeurbaarheid, van de riek tot de vork.” Vandaag hebben 25 producenten een GMP-erkenning op zak, goed voor 60% van de Belgische productie. Bemefa wil dat in 2003 90% van de producenten over een GMP-vergunning beschikt.

Die maatregelen

vergen zware investeringen. Zijn die nog verantwoord op een stagnerende, en zelfs dalende Belgische markt? Dejaegher: “Ik ben vrij pessimistisch over de sector. De prijzen zijn zeer laag, er wordt gevochten op de centiem. Een sanering is onvermijdelijk, maar niet alle bedrijven zijn complementair.”

Groeien kan… in het buitenland

Luc Verbeke is sinds september vorig jaar de nieuwe algemeen directeur van Versele-Laga, het nummer twee van de Belgische veevoedersector (aan de top prijkt de coöperatie van de Boerenbond, Aveve). Einde februari nam de Vlaamse gigant uit Deinze zijn buurman nv Dossche Bedrijven over. “Dossche is complementair aan onze activiteiten. De sector van de mengvoeders is te sterk versnipperd, bovendien wordt door het overaanbod slechts 70% van de productiecapaciteit gebruikt.”

Het familiebedrijf Versele-Laga, sinds 1932 op de Belgische markt, zet met de overname van Dossche een belangrijke stap naar meer fusies. Versele-Laga was goed voor 350.000 ton veevoeder, Dossche produceerde 300.000 ton. Met die 650.000 ton is het bedrijf goed voor 12% marktaandeel in België (marktleider Aveve heeft 15% van de markt). “Alle aandacht gaat vandaag naar de overname van Dossche. Maar we zijn een familiale groep die zich internationaal voorzichtig zal ontwikkelen,” duidt Luc Verbeke. Want groeien zal vooral gebeuren in het buitenland, via overnames van lokale bedrijven. Meer dan de helft van de anderhalf miljoen ton productie maakt Versele-Laga vandaag al in het buitenland. Met filialen in Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Ivoorkust, Kameroen, Polen en Tsjechië. Luc Verbeke: “Veevoeder is een bulkproduct, het transport is moeilijk. Buiten een straal van 100 kilometer is export niet meer rendabel. Daarom moeten we eigen filialen oprichten. Maar we gaan voorzichtig te werk, we willen geen grote avonturen.”

Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content