WE ZIJN TOCH NIET DE ENIGEN DIE HET SLECHT DOEN ?

Het politieke discours over de ekonomische toestand van België kreeg de voorbije weken duidelijk een andere klemtoon. Tot voor kort heette het dat de Belgische ekonomie het goed deed zonder meer. Dat de bedrijven kreunden onder enerzijds een zwakke binnenlandse vraag en anderzijds de fundamentele tegenstelling tussen het munt- en het loonbeleid, kon een tijdlang weggewuifd worden. De onverminderd doorgaande waterval van faillissementen en een lange rij spectaculaire gevallen van jobvernietiging verplichtten de politici echter tot een aanpassing van hun standaardspeech.

Nu heet het dat het bij ons niet slechter gaat dan elders. Begrotingsminister Herman Van Rompuy gaf deze nieuwe retoriek duidelijk vorm toen hij onlangs een uiteenzetting gaf voor de Kamerkommissie voor Financiën en Begroting. Meer specifiek inzake hét grote zwakke punt van de konjunkturele ontwikkeling in België, namelijk de aanhoudend slappe konsumptievraag, stelde Van Rompuy dat dit geen typisch Belgisch fenomeen is en dat de landen van de Europese Unie met hetzelfde fenomeen worstelen.

De minister heeft gelijk : de konsument ziet het zowat overal in Europa niet erg zitten. De Belgische konsument ziet het echter nog veel minder zitten dan zijn gemiddelde Europese lotgenoot. Uit gegevens die de Europese Unie verzamelde over het voorbije jaar (de vergelijking van september ’94 en september ’95), blijkt dat het konsumentenvertrouwen daalde van -12 naar -14 voor de hele EU, en van -8 naar -16 voor België. Strikt wiskundig gezien kan men stellen dat het vertrouwen van de gemiddelde Europeaan met 17 % achteruitging, terwijl dat van de Belgische konsument maar liefst 50 % terugviel.

Waar hij het heeft over de oorzaken van die grote terughoudendheid van de Belgische konsument tegenover nieuwe bestedingen, gaat minister Van Rompuy helemaal de mist in. Volgens hem heeft dat niets te maken met de budgettaire toestand van het land, of met de onzekerheid over maatregelen die nog genomen moeten worden om uiteindelijk toch het Maastricht-toegangskaartje te verwerven. Voor Van Rompuy draait het allemaal rond onzekerheid omtrent de tewerkstelling.

Op zichzelf is ook deze opmerking van de minister niet helemaal fout. De sombere tewerkstellingsperspektieven vormen inderdaad een rem op de bestedingsdrift van de Belgen. Het feit dat het zo slecht gaat met de tewerkstelling in België, heeft echter ook zeer veel te maken met de blijvende onzekerheid over de toestand van de openbare financiën. De meeste ondernemers vragen zich elke dag af welke nieuwe lasten ze morgen of overmorgen op hun nek krijgen. Dit zwaard van Damocles, samen met de te hoge loonkosten, dwingt de ondernemingen ertoe voortdurend hun kostenstruktuur onder de loep te nemen. In dat verband is de tewerkstelling één van de weinige variabelen waarop ze snel greep hebben.

Inzake het konsumentenvertouwen echter is die tewerkstelling slechts één van de determinanten ; naar alle redelijkheid laat vermoeden (zo lezen we ook in de jongste konjunktuurbulletins van o.m. de Generale Bank en het ministerie van Ekonomische Zaken) is dat zelfs niet eens de belangrijkste. Herman Van Rompuy die zich voor diezelfde Kamerkommissie wel opvallend open en eerlijk uitliet over het grote volume aan eenmalige operaties in de jongste begrotingsingrepen verdedigt als minister van Begroting uiteraard zijn eigen zaken. De werkelijke reden waarom de Belgische konsument pessimistischer gestemd is dan de gemiddelde Europeaan, is de blijvende onzekerheid omtrent de begrotings- en schuldsituatie van het land.

J.V.O.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content