‘Wat ben je met 100 % groene stroom als je industrie weg is?’

“Energie moet clean, maar ook betrouwbaar en betaalbaar zijn”, vinden Luc Sterckx en Peter Claes, voorzitter en bestuurder van Febeliec, de federatie van grootverbruikers van energie.

We moeten de gelijkzijdige driehoek heruitvinden”, grijnst Peter Claes. Die triangel Kyoto (milieu), Lissabon (concurrentiële prijs) en Moskou (bevoorradingszekerheid) nam de jongste jaren soms de vorm van een cirkel of zelfs een lijn aan. “Wat ben je met 100 procent groene energie als je industrie weg is of als de stroom 30 of 40 uur per jaar uitvalt?”

Concurrentiële energieprijzen en bevoorradingszekerheid zijn de bestaansreden van Febeliec, dat zes federaties en 24 bedrijven groepeert. Samen zijn ze goed voor een derde van het elektriciteits- en gasverbruik in ons land en voor 233.000 directe banen of 600.000 met de indirecte banen. “De industrie in België neemt 69 procent van de inspanningen voor onderzoek en ontwikkeling en 80 procent van de export voor haar rekening. Dus ja, de Belgische economie heeft door haar chemie-, staal- en andere nijverheid een hoger dan gemiddelde energie-intensiviteit. Maar het is niet zo dat we die energie verprutsen, integendeel”, zegt Sterckx.

De bevoorradingszekerheid verzekeren wil Febeliec via een tienpuntenplan. Om de energie betaalbaar te houden, lanceerde het vorig jaar het concept van een energienorm. Door die norm zouden de prijzen voor energie en aardgas niet hoger mogen zijn dan in de buurlanden. Dat is nodig, want bijvoorbeeld de hypermoderne installatie van Air Liquide in Bergen werkt op amper 10 procent van haar capaciteit. Reden? “De elektriciteitsprijs is te hoog.”

De federale en de Vlaamse regering beloofden midden december in het concurrentie- en tewerkstellingspact de energienorm in de praktijk om te zetten. Zijn uw zorgen voorbij?

LUC STERCKX. “We hebben van niemand negatieve commentaar gekregen op het idee van een energienorm. Maar om van een positieve sfeer naar een instrument te gaan, is nog veel werk. De volgende stap is het in de verkiezingsprogramma’s te krijgen en in de regeerakkoorden.

“Laat ons niet vergeten dat een grote industriële verbruiker vorig jaar in dit land 12 tot 45 procent meer betaalde voor zijn elektriciteit dan zijn collega in Frankrijk, Nederland of Duitsland. Dit geldt niet alleen voor chemie- of staalbedrijven. Ook bij relatief kleine ondernemingen kan energie soms 60 tot 70 procent uitmaken van de variabele productiekosten.”

Is het plan-Wathelet een stap in de goede richting?

PETER CLAES. “Het plan heeft als verdienste dat er tenminste een visie is: zo veel mogelijk hernieuwbare energie, aangevuld met gas. Het plan bevat ook veel positieve punten, bijvoorbeeld het streven naar meer Europese integratie door meer interconnectie mogelijk te maken. Brabo, een project dat al vijf jaar geleden klaar had moeten zijn, verhoogt de importcapaciteit tussen Nederland en België met 1000 MW.

“Ook het gebruik van demand response juichen we toe. Als je naar de curve van het verbruik kijkt, dan blijkt dat de laatste 400 MW in 2012 amper 13 uur nodig zijn geweest, en in 2013 amper 7 uur. Door het verbruik op die enkele uren te verminderen, moet je geen 400 miljoen euro uitgeven om een nieuwe gascentrale te bouwen. Want dat is onze kritiek wel. Wathelet erkent het belang van andere oplossingen, maar wil toch tot drie nieuwe centrales bouwen, terwijl dat de last resort-oplossing zou moeten zijn.”

STERCKX. “België is een structureel importland geworden. We willen zeker niet meedoen aan de dreiging met black-outs, maar de betrouwbaarheid van het systeem is niet meer hetzelfde als tien jaar geleden. Het net is ouder, de centrales ook, en er zijn nieuwe uitdagingen, bijvoorbeeld de intermitterende productie als wind en zon. Als Febeliec willen we niet aan de zijlijn staan. We willen meedenken en meewerken, want als de industrie geen betaalbare energieprijs heeft, kan ze hier niet blijven.”

De marktprijs voor energie is toch al een tijdje vrij laag?

CLAES. “De prijzen van de commodity, de stroom zelf, groeiden in Noord-West-Europa naar elkaar toe, tot anderhalf jaar geleden. Sindsdien lopen ze, door de impact van de Duitse Energiewende, weer meer uiteen. Doordat hernieuwbare energie geen brandstofkosten heeft, is de stroomprijs daar het laagste, 36 tot 37 euro per MWh. Maar de meerkosten om die investeringen te dragen, bedragen alleen al voor hernieuwbare energie 62 euro per MWh. Nederland heeft ingezet op gas, waardoor het nu het meeste betaalt. België en Frankrijk zitten daar tussenin.

“Bovendien zit het grootste verschil niet in de marktprijs, maar in de taksen. Een Duits bedrijf dat 1 terrawattuur verbruikt, betaalde in 2013 voor de financiering van hernieuwbare energie 500.000 euro heffingen, een Frans 600.000 euro, en een Nederlands niets. In Vlaanderen betaalt datzelfde bedrijf voor de groenestroomcertificaten en de WKK-certificaten (warmtekrachtkoppeling) 2 miljoen euro, en daarbovenop het maximum van 250.000 euro voor de federale offshoresteun. Er zijn stappen vooruit gedaan, maar we zijn er nog niet.

“Ook het transport en de distributie blijven een werkpunt. De overheveling van de distributienettarieven naar de gewesten is een tijdbom, zeker in Vlaanderen.”

U bent tegen de meerprijzen voor hernieuwbare energie, maar als we de Europese doelstellingen niet halen in 2020, riskeert België wel boetes.

STERCKX. “Wij hebben niets tegen hernieuwbare energie, maar investeer eerst in onderzoek en ontwikkeling om de beste keuzes te maken. Op een aantal terreinen moet de technologie worden vooruitgeholpen. Elektrische voertuigen en laadpalen zijn kip en ei: zonder het ene komt er van het andere niets. Zeker als klein land moeten we ons telkens de vraag stellen hoe we zo efficiënt en rationeel mogelijk resultaten kunnen boeken. Een pioniersrol is een aanvaardbare doelstelling, voor zover ze de economie van dit land niet in gevaar brengt.”

CLAES. “Nederland overweegt nu pas te beginnen met de massale uitrol van zonnepanelen, omdat ze eindelijk rendabel zijn. De overheid heeft bij ons iets te laat gereageerd. Wij willen de steun niet terugschroeven, zoals Spanje heeft gedaan, maar we zullen wel nog vijftien jaar op de blaren zitten.

“België heeft geen enkel comparatief voordeel voor groene energie: zon is efficiënter in Zuid-Europa, wind in de Noordzee en de Baltische zee. Heel het net is nu gebouwd om het uitvallen van één grote centrale of hoogspanningslijn te kunnen opvangen. Maar wat als bij een storm plots 2300 MW windturbines van de Noordzee uitvallen? Er is geen enkele netbeheerder in Europa die dat kan opvangen.”

STERCKX. “Op zijn minst moeten we het Europees bekijken: wat doen we het beste waar? Maar ook daar is het vooral tijd om een keuze te maken tussen klimaat- en hernieuwbare-energiedoelstellingen. Kijk naar Duitsland, dat ondanks zijn Energiewende meer CO2 uitstoot, omdat het ook veel steen- en bruinkoolcentrales bouwt. Of Zweden, dat zijn kerncentrales openhoudt en zelfs een nieuwe bouwt om de klimaatdoelen te halen.”

Tegen 2030 moeten we nu naar 27 procent groene energie, heeft Europa beslist.

CLAES. “Tegen 2030 zal Europa nog goed zijn voor 5 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat we zeggen: ‘operatie geslaagd, de patiënt is dood’? 100 procent hernieuwbare energie tegen 2050 klinkt fantastisch voor een politicus, maar zijn termijn zijn de volgende verkiezingen. 20-20-20 en 30-30-30 klinken goed, maar zijn niet gebaseerd op de economische en geografische realiteit.”

STERCKX. “Er is geen reden tot wanhoop. Elk uur ontvangt de aarde van de zon voldoende energie om de hele wereldbevolking een jaar te voorzien van energie. De opgave is om dat op de meest verstandige manier te capteren en om te zetten in bruikbare energie. De vraag is: hoe doen we dat, en wie gaat dat financieren?”

LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE EMY ELLEBOOG

“Tegen 2030 zal Europa nog goed zijn voor 5 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content