Wachten op volgende Ponzischema

Marc Buelens

Carlo K. Ponzi werd geboren in Parma in 1882. In 1903 emigreerde hij naar de VS en wat later naar Canada. Al snel geraakte hij betrokken bij allerlei duistere praktijken en hij belandde twee keer in de gevangenis. In 1917 vertrok hij naar Boston, werd ‘Charles’ Ponzi en kon in 1919 de Italiaanse gemeenschap warm maken voor een spectaculaire belegging. Hij had namelijk vastgesteld dat hij arbitragewinsten kon maken op het prijsverschil tussen Amerikaanse postzegels en Spaanse ‘postal reply coupons’.

Als een Spanjaard een Amerikaan op voorhand wou betalen om iets op sturen, kocht hij in Spanje zo’n coupon, stuurde die op naar Amerika en dan kon men er Amerikaanse postzegels mee kopen. Ponzi had ontdekt dat in sommige gevallen de Amerikaanse postzegels zes keer meer waard waren dan de Spaanse peseta’s. Op kleine schaal kon je m.a.w. snel honderden procenten winst maken. Op grote schaal echter bleef er van die winsten niet veel over door allerlei kosten en door diverse anti-speculatiemaatregelen.

Ponzi ging wel naarstig door met het verzamelen van kapitaal om te beleggen in postcoupons, ook al kocht en verkocht hij er al lang geen meer. En dat kapitaal vergaren ging wel erg vlot, want hij adverteerde “50 % winst na 90 dagen”. Het eerste slachtoffer van Charles Ponzi was zijn vriend Tony. Deze leende hem 20 dollar en kreeg drie maanden later effectief 30 dollar terug. Een rendement van 50 % op drie maanden tijd. Tony liet het geld liever bij Ponzi, om het nogmaals met 50 % te doen stijgen. Na Tony volgde Guiseppe, enzovoort.

Ponzi bracht zijn activiteiten in een bedrijf onder. Hij noemde het ‘Securities Exchange Company (SEC – de Amerikaanse beurswaakhond Securities Exchange Commission werd maar opgericht in 1934!). En het bedrijf groeide razendsnel. Het succes was immers onvoorstelbaar. Tientallen mensen stonden aan te schuiven om hun geld te deponeren. Er was gewoonweg geen plaats genoeg om al het geld op te bergen. Op het hoogtepunt kwam er tot één miljoen dollar per dag binnen. Op enkele maanden tijd stelde Ponzi 30 mensen te werk, die netjes noteerden hoeveel elke ‘klant’ investeerde. Vlak voor zijn val had Ponzi 40.000 klanten, die samen 15 miljoen dollar hadden belegd, een som die je ongeveer met tien mag vermenigvuldigen om ze naar huidige waarde te vertalen.

Ponzi moest die torenhoge winsten nog verklaren. De hoge rendementen op deze kapitalen werden verdiend via arbitrage op postcoupons bij landen met hyperinflatie. Ponzi vertelde dat de Rockefellers en de J.P. Morgans dit ook deden, maar alle winsten voor zich hielden. Hij deelde zijn winsten met de gewone man.

Zolang er veel meer mensen geld stortten dan kwamen opvragen, werkte het ‘Ponzischema’ feilloos. Vroegere beleggers werden met de glimlach betaald met het geld van de latere beleggers. Want de meeste beleggers lieten gewoon hun geld staan, voor een volgend rondje superrendement. Het kaartenhuisje werd een kaartenhuis, maar moest vroeg of laat wel in mekaar storten. Toen net iets te veel mensen hun geld opvroegen, bleven er uiteraard nog wel veel believers, maar Ponzi belandde in de gevangenis en besteedde de rest van zijn leven aan allerlei oplichterspraktijken.

Ponzischema’s vertonen enkele algemene kenmerken:

– De belofte op torenhoog risicovrij rendement. Dat is, zoals elke belegger weet, een contradictio in terminis. Dat kan je ten hoogste bereiken in het illegale circuit en dat is ook een belangrijk risico.

– Geheimzinnig: de organisator maakt gebruik van een (nog) weinig gekend achterpoortje. Vaak (maar niet bij Ponzi zelf) moeten de beleggers hun beleggingen wat geheim kunnen houden. Zwart geld wordt dan ook vaak het eerste slachtoffer van Ponzischema’s.

– Plechtige, exotische of provocerende namen: organisatoren hebben vaak de neiging om hun oplichterspraktijken exotische namen te geven. Bij Enron waren de namen van de grootste fondsen figuren uit Star Wars. Van Rossem noemde zijn zogenaamde econometrische methodologie: ‘Moneytron’.

– Robin Hood: de belegger kan om een of andere reden mee profiteren van rendementen die tot op heden slechts een kleine elite genoot. In 1996 hebben zo 1100 kerken, liefdadigheidsinstellingen en stichtingen samen meer dan 100 miljoen dollar verloren bij een man die gekend stond voor zijn gebedsontbijten en bij wie enkel ‘het goede doel’ geld kon beleggen.

– Je wordt aangemoedigd te lenen om te kunnen investeren. Dit kan uiteraard gepaard gaan met druk ‘dat enkel de moedigen, diegenen die echt rijk willen worden’ zoiets doen.

– Tijdsdruk: de opportuniteit zal niet blijven duren. Het achterpoortje kan elk moment gesloten worden, de geheime formule kan gestolen of gekopieerd worden.

– Grote druk om alle winsten te herinvesteren.

– Je krijgt nooit de onderliggende ‘activa’ te zien. Je geld verdwijnt in mysterieuze processen en zal over een aantal maanden al even mysterieus terug verrijzen. Je krijgt geen goudstaven, huizen of vaten whisky, je krijgt enkel ‘participaties’.

Kwatongen beweren dat sommige hefboomfondsen de facto Ponzischema’s zijn en op het moment dat we deze column schrijven lijken de beleggers wel te denken dat de beurs zelf een reusachtig Ponzischema is. Maar wees gerust, dat zijn ze over korte tijd al lang weer vergeten. (T)

de auteur is hoofddocent aan de universiteit gent en partner van de vlerick leuven gent management school.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content