WAAROM UW GSM-FACTUUR NOG STEEDS TE DUUR IS

Bruno Leijnse Redacteur bij Trends

Als de verlieslatende autofabrikant F. een Europese gsm-operator was, dan stapte hij nu naar zijn toezicht houder om te bewijzen dat hij – wegens de lagere vraag – relatief hogere kosten heeft dan zijn concurrenten. De regulator zou dan het probleem van F. oplossen door aan de klanten van de succesvollere autobouwers een solidariteitsbijdrage op te leggen. Om het spel eerlijk te houden, zouden ook de andere producenten solidariteitsbijdragen mogen vragen aan elkaars klanten, maar minder naargelang ze zelf succesvoller zijn.

Het concept is niet van de pot gerukt, zoals u misschien denkt, het is briljant. De succesvolste merken worden duurder zonder daar rijker van te worden, F. krijgt een hoop geld om beter te concurreren en het competitieve evenwicht op de markt herstelt zich vanzelf.

Het is de manier waarop de mobiele telefoniemarkt vandaag de concurrentie waarborgt: telkens u van bij een andere operator naar een klant van het kleine Base belt, int Base van die operator een terminatievergoeding om u met zijn klant te verbinden. Base mag dat bedrag zelf bepalen en er zijn netwerk – maar ook een stuk van zijn klantenwerving – mee financieren. De filosofie is dat de klanten van andere operatoren het netwerk van Base moeten helpen afbetalen, omdat zij er voordeel bij hebben om de klanten van Base te bellen. Ook de andere mobiele operatoren mogen terminatievergoedingen vragen, maar niet zoveel.

De analogie met de auto-industrie was nog te voorzichtig. Als F. een mobiele operator was, dan zou hij niet alleen van andere autofabrikanten solidariteitsbijdragen ontvangen, maar ook van goedkopere, substituerende industrieën, zoals de fietsenbouw of het openbaar vervoer. Ook de gebruikers van het vaste telefoonnetwerk betalen immers dezelfde hoge terminatievergoedingen aan Base, Mobistar of Proximus. Al die subsidiestromen samen vertegenwoordigen een aardig bedrag – vermoedelijk rond 900 miljoen euro in 2004. Ze leggen een bodem onder de mobiele tarieven – goedkoper dan de terminatiekost betekent verlies – en houden de prijs op de markt kunstmatig hoog. Dat schept sappige winstmarges voor de gsm-operatoren en vette dividenden voor de staat (via Belgacom), maar is slecht voor de economie. Telecom is een basisgrondstof die zo goedkoop mogelijk behoort te zijn.

De toezichthouder BIPT belooft “binnenkort” met maatregelen te komen. Overschakelen naar het Amerikaanse systeem van ‘mobile party pays’ zou te radicaal zijn, vindt voorzitter Eric Van Heesvelde. In dat model delen de beller en de oproeper de kosten en weten beiden wat hun oproep hen kost. Die transparantie vertaalt zich in de cijfers. Volgens de Global Wireless Matrix 2Q05 van Merrill Lynch Telecom Research boeken VS-operatoren nu 7 dollarcent omzet per minuut, tegen 20 dollarcent in België.

Maar België zal dus waarschijnlijk doorgaan met de “geleidelijke verlaging van de terminatietarieven”, zoals dat officieel al sinds 2001 gebeurt. Dat impliceert allicht ook dat er niets verandert aan het principe dat de klanten van andere operatoren moeten bijdragen in de kosten van concurrerende netwerken ‘om concurrentie mogelijk te maken’.

In Frankrijk zijn de drie grootste gsm-operatoren vorige week tot 534 miljoen euro boete veroordeeld voor het uitwisselen van confidentiële informatie. Maar waarom heb je eigenlijk een kartel nodig als je regulatoren hebt?

Bruno Leijnse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content