Waarom lacht de Mona Lisa?

Religieus fundamentalisme, vrijmetselaars, vermaarde kunst, notoire historische figuren en moorden in het hedendaagse Parijs en Londen – de ingrediënten van ‘De Da Vinci code’ fascineren. Is de nieuwe Umberto Eco opgestaan?

Dan Brown, De Da Vinci code. Luitingh-Sijthoff, 432 blz., 18,95 euro.

Er rees een nieuw Amerikaans fenomeen op: Dan Brown. Hij groeide op in een straat waar John Irving (schrijver van De wereld volgens Garp) woonde, zijn vader was professor in de wiskunde en moeder musicus met een voorliefde voor religieuze muziek, zelf werd hij leraar Engels. In 1996 waagde hij zich voltijds aan het schrijversbestaan na zijn debuut Digital Fortress. Toen al, lang voor de aanslagen van 11 september 2001, oogstte Brown succes met een technothriller die het dilemma verkent tussen de verdediging van de privacy en de dreiging van terrorisme. Het idee rijpte bij Brown toen in de zomer van 1995 leden van de Amerikaanse geheime dienst zijn school contacteerden, omdat ze een e-mail onderschept hadden waarin een scholier verklaarde zo boos te zijn op de politiek van zijn land, dat hij wel toenmalig president Bill Clinton kon vermoorden. Big Brother ziet u.

Begin 2004 prijkten de vier boeken van Brown samen in de bestsellerslijst van de New York Times, met op kop De Da Vinci code. Het boek ademt in de sfeer van zijn vorige, Het Bernini mysterie, dat in het Nederlands een bescheiden succes kende en allicht nu in het zog van zijn huidige hit een tweede carrière tegemoet gaat. Daarin boorde hij een nieuw dilemma aan: de strijd tussen wetenschap en religie. Met geheime genootschappen, cryptische boodschappen en eeuwenoude complotten als motor.

Travestie. Geheime genootschappen, religie en complotten vinden we ook in De Da Vinci code, dat begint met de moord op de conservator van het Louvre in Parijs. Diens kleindochter en een Harvard-professor in de kunstgeschiedenis en de religieuze symboliek ontdekken de draagwijdte van de verborgen boodschappen die het slachtoffer naliet. Terwijl ze opgejaagd worden door zowel de politie als een fanatieke Opus Dei-monnik, komen ze op het spoor van de Heilige Graal. Dat blijkt niet de kelk waaruit Jezus dronk, maar documenten die de Kerk op haar grondvesten kunnen doen daveren. Ook een riddergenootschap, de Priorij van Sion, speelt een hoofdrol. Het verbond telt beroemde namen in de rangen, van Leonardo da Vinci en Isaac Newton tot Claude Debussy en Jean Cocteau.

De Priorij van Sion bestaat echt, beklemtoont Brown in zijn voorwoord. En verder: “Alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur, documenten en geheime rituelen in dit boek zijn waarheidsgetrouw.” Die beschrijvingen vormen één van de drie pijlers van het weergaloze succes. Alleen al van de gebonden editie vlogen in een paar maanden ruim vijf miljoen exemplaren de deur uit in de VS.

De tweede pilaar is opgetrokken uit de spelletjes met symboliek en gecodeerde boodschappen, waarvan de sleutels gezocht moeten worden in kathedralen en kunstwerken, vooral dan van Leonardo da Vinci. Zelfs de beruchte vraag waarom Mona Lisa (zijn bekendste schilderij) lacht, wordt naadloos verwerkt. Volgens enkele kunsthistorici is de dame een zelfportret van de (homoseksuele) kunstenaar in travestie. Brown gaat verder: Mona Lisa zou een anagram zijn voor Amon L’Isa, een koppeling van Amon (de Egyptische god van de mannelijke vruchtbaarheid) en Isis (de Egyptische vruchtbaarheidsgodin, wier oude pictogram vroeger L’Isa werd genoemd). Een goddelijke versmelting van het mannelijke en het vrouwelijke, vandaar de veelbetekenende glimlach.

De horror van 11 september. De derde drager van het succes is de historische complottheorie, die alle gebeurtenissen doet passen in een geheel. In The Guardian schreef de befaamde Britse criticus en BBC-programmamaker Mark Lawson het succes zelfs vooral toe aan de verwarring na de aanslagen van 11 september 2001. Er wordt gemoord, gefraudeerd en gemanipuleerd, maar er is tenminste een sluitende uitleg voor: al dat kwaad is het gevolg van de strijd tussen een eeuwenoud geheim genootschap dat in botsing komt met een andere machtige organisatie.

Ter vergelijking verwijst Lawson naar het succes van Peter Benchleys haaienhorror Jaws in het midden van de jaren zeventig. Dat verhaal (plotse gruwel in een tot dusver als bijna paradijselijk te omschrijven vakantieplaats) weerspiegelde volgens de gerenommeerde criticus de neurosen van een generatie die met de neus op plotse problemen gedrukt werd, aangevoerd door de oliecrisis. Nu wordt het westerse paradijs opnieuw onzacht geconfronteerd met allerhande problemen, deze keer aangevoerd door fundamentalisme en terreur.

De aanpak van Brown lijkt sterk op die van Umberto Eco in de romans De naam van de roos en vooral De slinger van Foucault. Maar Brown duikt niet in de diepte. Zijn codes liggen aan de oppervlakte, zijn plot rammelt en zijn karakters hebben de diepgang van bordkarton. Wat blijft over? Vertier met kunst, religie en geschiedenis als alibi. Dat blijkt alvast een code voor succes.

Luc De Decker

Al in 1996, lang voor de aanslagen van 11 september 2001, oogstte Dan Brown succes met een technothriller die het dilemma verkent tussen de verdediging van de privacy en de dreiging van terrorisme.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content