Waarom de prijs van het drinkwater in Vlaanderen zal stijgen

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Op 25 april 2005 blaast Aquafin vijftien kaarsjes uit. Een succesverhaal? Ondanks de investering van bijna 2 miljard euro, wordt ons afvalwater nog maar voor 63 % gezuiverd. Om de Europese doelstelling te halen, is nog voor 7 miljard euro riolering nodig. Wie betaalt het gelag? De drinkwatermaatschappijen?

eXtra informatie op www.trends.be

Op de Trends-website vindt u het Klaverplan van Aquafin (februari 2004). Hierin staat het voorstel voor contractherziening van de Vlaamse waterzuiveringsmaatschappij.

Nu moeten de lokale besturen wel uit hun pijp komen,” meent Jean-Pierre Matthijs, gedelegeerd bestuurder van Vlaams Overlegplatform Riolering en Waterzuivering (Vlario). “Sinds begin 2005 ligt de saneringsplicht officieel bij de drinkwatermaatschappijen. De aandeelhouders van die publieke bedrijven – de gemeenten – zijn voortaan verantwoordelijk voor zowel de riolering als de zuivering van het afvalwater.”

Vijftien jaar geleden gaf de Vlaamse regering de opdracht aan Aquafin om het huishoudelijke afvalwater te zuiveren. Ondanks een investering van 1,835 miljard euro, is dit semi-overheidsbedrijf – een joint venture tussen de Vlaamse Milieu Holding (51 %), Severn Trent (20 %) en institutionele beleggers (29 %) – er nog altijd niet in geslaagd de Europese doelstelling van 80 % te halen. Officieel heeft Aquafin nog tot eind 2005 de tijd, maar voorlopig blijft de zuiveringsgraad stokken op 63 % (tegen 98 % in Nederland).

Jean-Pierre Matthijs: “De oorzaak van dit falen ligt hoofdzakelijk bij de gemeenten. Zij zijn bevoegd voor rioleringen. Vandaag zijn nog altijd vele huizen niet aangesloten op het netwerk. In 14 % van de gevallen liggen er zelfs geen buizen in de straat. Volgens ramingen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) telt Vlaanderen 13.000 knelpunten. Lokale bestuurders investeren niet graag in het onderhoud of de uitbreiding van de ondergrondse afvalwaterleidingen. Die infrastructuurwerken zijn duur en leveren geen stemmenwinst op. Zo is nog een forse inhaaloperatie van 7 miljard euro nodig om het netwerk af te werken.”

Mooi voorbeeld van die struisvogelpolitiek is Zoersel, waar Ivo Van Vaerenbergh – de huidige voorzitter van Aquafin én topman van de plaatselijke CD&V – woont. Maar dit groene dorp ten noordoosten van Antwerpen wil niet weten van waterzuivering. Amper 40 % van de gezinnen loost zijn afvalwater in een riool. Het schepencollege ziet op tegen de noodzakelijke investering van 58,84 miljoen euro of 2696 euro per inwoner. Zo blijft de zaak maar aanrotten. Volgens Vlario is nog een forse inhaaloperatie van 9 miljard euro – waarvan 7 miljard euro rioleringen – nodig.

Nieuwe rioolbelasting

Onder druk van de internationale gemeenschap veranderde Vlaanderen eind 2004 het geweer van schouder. Volgens de Europese Commissie had de overheid zich bij de oprichting van Aquafin niet aan de regels van vrije concurrentie gehouden. Na de dagvaarding in 2003 viel het aanbestedingsvolume terug tot 30 miljoen euro, terwijl de volgende vijf jaar voor 1 miljard euro aan projecten op stapel stonden.

Als remedie stelde de kersverse Vlaamse minister van Leefmilieu Kris Peeters (CD&V) eind 2004 een reorganisatie van de watersector voor (zie kader: 4 maatregelen voor een efficiëntere watersector). Matthijs: “Zo sloeg de minister vier vliegen in één klap. In de eerste plaats maakte het programmadecreet een eind aan het gecontesteerde monopolie van Aquafin. Vervolgens moeten de gemeenten en intercommunales nu wel iets aan hun rioleringen doen, want ze zijn voortaan verantwoordelijk voor de sanering van hun drinkwater. Ten derde lost de eengemaakte factuur het fiscale probleem van Aquafin op. Sinds 2001 moet de Vlaamse regering 21 % BTW betalen voor de waterzuivering. Aangezien de drinkwatermaatschappijen recht hebben op een verlaagd tarief van 6 % BTW, daalt de kostprijs met 50 miljoen euro per jaar. Ten slotte worden de aangerekende bedragen niet langer als een milieuheffing, maar als een vergoeding voor geleverde diensten (retributie) beschouwd. De bedrijven kunnen die uitgaven dus van hun belastingen aftrekken.”

“Maar de maatregel is slechts een eerste stap,” vindt Johny Cornillie, gewezen kabinetschef van ex-milieuminister Theo Kelchtermans (CD&V) én geestelijke vader van Aquafin: “Conform de Europese waterrichtlijn geeft de eenmaking van de waterfactuur een invulling aan het principe van de vervuiler betaalt. De toekenning van de saneringsplicht aan de drinkwatermaatschappijen beantwoordt echter niet aan de eis van vrije mededinging. Integendeel, die beslissing is bij de Europese Commissie zelfs in het verkeerde keelgat geschoten. De internationale instelling wil dat Vlaanderen eerst alle privé-aandeelhouders uitkoopt om vervolgens een nieuwe structuur en procedure van openbare aanbestedingen ter goedkeuring voor te leggen. Nu heeft de regering zonder voorafgaand overleg al een samenwerkingsverband opgelegd. Bovendien vraag ik me af of deze aanpak de gemeenten zal stimuleren om hun rioleringsnetwerk uit te bouwen. In principe mogen ze nu een rioolbelasting invoeren om de projecten te financieren. Maar geen enkel bestuur zal deze maatregel nemen met de lokale verkiezingen voor de deur ( nvdr – in oktober 2006).”

Hogere milieuheffing

Toch draait de machine na vier jaar immobilisme onder het groene bewind. Zo verhoogde de Vlaamse regering het aanbestedingsritme van Aquafin tot 82 miljoen euro in 2004. Dit jaar hoopt de minister van Milieu 136 miljoen euro te realiseren om geleidelijk te klimmen tot 200 miljoen euro. Daarnaast reserveerde de overheid 60 miljoen extra kredieten voor de subsidiëring van riolen bovenop de jaarlijkse dotatie van 67 miljoen euro.

“Ontoereikend,” repliceert Johny Cornillie. “Uit berekeningen van Vlario blijkt dat je op zijn minst 7 miljard nodig hebt. Dat betekent 700 miljoen euro per jaar om tegen 2015 de Europese verplichting te kunnen halen. Trek daar 127 miljoen geplande subsidies af en dan moeten de gemeenten nog een rioolbijdrage van 117 euro per persoon invoeren om de rekening te betalen. Dat acht ik niet mogelijk. Het Vlaams gewest zal hoe dan ook met alternatieve financieringen over de brug moeten komen. Naast een verhoging van de milieuheffing, lijkt een stijging van de drinkwaterprijs onvermijdelijk. In vergelijking met het buitenland betalen we beduidend minder (nvdr – zie tabel).”

“De regering heeft bij de oprichting van Aquafin het probleem onderschat,” beklemtoont Marc Dillen, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB). “Ze hebben toen een investeringsprogramma van 2,5 miljard euro opgesteld. Maar dat was driemaal te weinig. Bovendien daalde het bedrag van de uitgevoerde werken van 250 miljoen euro in 1991 naar amper 15 miljoen euro in 2004. Dat is veel te laag om de Europese doelstellingen te kunnen halen. Bovendien zakte de leningcapaciteit op lange termijn door het opzeggen van het contract in 2001. Als de overheid nu niet het budget drastisch verhoogt, hangt ons vanaf 2009 een Europese boete van 50.000 euro per dag boven het hoofd.”

Hoog rendement (voor de privé-partner)

Volgens Mie De Wit, gedelegeerd bestuurder van Engineering De Wit, heeft Aquafin gefaald door het gebrek aan een resultaatsverbintenis: “Vijftien jaar lang bouwde het semi-overheidsbedrijf met monopoliepositie grootschalige stations zonder naar de effectiviteit te kijken. Een decentrale aanpak had minder gekost en meer voor het milieu opgeleverd. Bovendien duwde de standaardisatie de kleine KMO’s uit de markt.”

De privé-partner liep geen enkel risico dankzij het gewaarborgde rendement. De constructie kon je dus moeilijk een publiek-private samenwerking (PPS) noemen, aldus De Wit. Jawel, antwoordt Cornillie: “In elk PPS-voorstel krijgt de privé-partner gelijkaardige vergoedingen. De aanleg van de infrastructuur blijft een overheidsopdracht. Jammer genoeg heeft Aquafin de kans laten liggen om bij de exploitatie van de stations de privé-sector te betrekken. Dat er geen resultaatsverbintenis in het contract staat, ligt aan het feit dat de VMM de concrete planning van het investeringsprogramma bepaalt. Aangezien Aquafin dat zelf niet mag doen, wijst de onderneming elke eindverantwoordelijkheid af.” Volgens Marc Dillen bestaat er wel een soort van resultaatsverbintenis, want het effluent, het wegstromende afvalwater na zuivering, moet natuurlijk proper zijn.

“We hebben er geen enkel belang bij de klok vijftien jaar terug te draaien,” zegt Luc Vriens, gedelegeerd bestuurder van Waterleau, nochtans een notoir tegenstander in het begin. “Ik begrijp de huidige nestbevuiling van de Vlamingen niet goed. Hetzelfde geldt voor Export Vlaanderen. In plaats van te ondermijnen wat er bestaat, zouden we beter de middelen gebruiken. Dat betekent niet dat we het geld zomaar over de balk moeten gooien. Zo zal Severn Trent – de Engelse partner van Aquafin – nu driemaal langs de kassa passeren. In ruil voor hun inbreng van 20 miljoen euro, hebben ze vijftien jaar lang een vast rendement tussen 9 % en 13 % ontvangen. Reken daar nog de 12,5 miljoen euro aan vergoedingen voor advies bij en je komt aan zowat 50 miljoen euro. Rest nog de vraag wat ze voor hun 20 % aandelen gaan krijgen.” Op zich is daar niets verkeerd aan, repliceert Cornillie: “Kijk naar de andere PPS-voorstellen in het spoor of de haven. Die werken met gelijkaardige rendementen.” Dillen: “Ja, maar de overheid had van in het begin een uitkooppremie moeten vastleggen.”

Superholding gevraagd

Ondertussen zit Aquafin al bijna vier jaar lang zonder beheerscontract. “Dat is dodelijk voor een bedrijf,” zucht Cornillie. “Hoe kun je de medewerkers nog motiveren als je officieel geen klant meer hebt? Hier dragen de groenen een zware verantwoordelijkheid. Zij hebben zelf de formele procedure van ingebrekestelling bij de Europese Commissie ingezet, maar verzuimd een oplossing voor te stellen. Toenmalig minister van Milieu Vera Dua (Groen!) heeft zelfs niet eens op de kritiek van de internationale instantie geantwoord.”

Daarom stelt de huidige bestuurder van Belgacom een nieuw plan voor. Cornillie: “In de eerste plaats moet het investeringsbudget omhoog. Vervolgens richt je een publieke superholding op, die de watervoorziening en -zuivering voor haar rekening neemt. Zo kun je gemeenten beter bij het saneringsbeleid betrekken. Hiervoor is echter een sanering van de drinkwatermaatschappijen nodig. Vandaag is die distributiesector nog te versnipperd. Eén maatschappij volstaat voor Vlaanderen, dat slechts een bekken groot is. Jammer genoeg mis ik zo’n visie in de beleidsplannen van de minister.” De beroepsfederatie TNAV steunt alvast het initiatief. Ondervoorzitter Paul Callebaut (Sanotec): “Alleen als je distributie, riolering en zuivering onder één dak plaatst – zoals in het buitenland – kun je een echte resultaatsverbintenis realiseren.”

Eric Pompen

“Naast een verhoging van de milieuheffing, lijkt een stijging van de drinkwaterprijs onvermijdelijk.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content