Waarheid is luxe

“Aangezien dit dagboek pas na mijn dood zal worden gepubliceerd, kan ik me de luxe veroorloven om de waarheid te zeggen.” Zopas verscheen een selectie uit de dagboeken van schrijver-schilder-cineast Jean Cocteau (1889-1963).

De zelfpromotie van brallende provocante kunstenaars is zeker geen monopolie van het huidige fin de siècle. De Franse romancier-dichter-portrettist-kunstschilder-toneelschrijver-impresario-decorontwerper-filmregisseur Jean Cocteau schopte het alvast tot de meest gefotografeerde man in het Parijs van zijn tijd. Kunstenaars als Picasso, Strawinsky en Chaplin werden vaak in zijn gezelschap opgemerkt. Hij verkneukelde zich in zijn rol van enfant terrible. Achter het olijke tot sarcastische masker van taterende praatjesmaker, society belhamel en orakelende kunstenaar ging evenwel een creatief genie en een noeste werker schuil. Cocteau wist wel degelijk wat hij wilde en waarom hij zijn artistieke stunts uitvoerde.

Zijn calculerend gedrag (de nuchtere herenhuis-marketeer achter de dronken mansarde-poëet) blijkt ook gedeeltelijk uit Dagboek van een duizendkunstenaar. In deze bundel, verschenen in de prestigieuze serie Privé-Domein van de Arbeiderspers, vinden we een selectie uit de 2000 pagina’s tellende dagboeken die Cocteau bijhield tussen 1942 en 1954. Dit dagboek vormt evenwel niet zozeer de verwachte aaneenrijging van narcistische zuchten, verbale masturbatie en onbegrepen kunstenaarsjeremiades, dan wel een vat vol aforismen en een blik achter de coulissen van het Parijse kunstenaarsmilieu tijdens en meteen na de oorlogsjaren.

Zijn knipoog dat hij het zich kon veroorloven de waarheid te schrijven, mag met een korrel zout geserveerd worden. Alhoewel Cocteau niet van plan was de dagboeken onmiddellijk te publiceren, was hij ervan overtuigd dat ze na zijn dood zouden verschijnen. Een geheim dagboek kan dit dan ook niet genoemd worden. Op 4 november 1954 schreef hij: “Dood van Matisse. Hij is vannacht gestorven. De aasgieren bellen me van alle kanten. Na mijn dood gaan ze mij ook bellen om een artikel. Het is het beste om ze voor te zijn.”

Cocteau werd bekend met avant-gardetoneel en libretti. Vooral Parade (1917) blijft een mijlpaal. Het Russiche ballet van Diagilev voerde het werk uit, Massine zorgde voor de choreografie, Satie componeerde de muziek en Picasso ontwierp het decor en de kostuums. Cocteau liet zich ook inspireren door allesbehalve klassieke artistieke uitingen, zoals het circus en de musical. In Boeuf sur le toit (1920) introduceerde hij mime en clowns.

Ondanks een tragedie (de dood van een jonge kunstenaar die hij beschermde) en drugs (opium), was Cocteau bijzonder productief in de jaren twintig met zowel romans als de bewerking van een rist klassieke drama’s (zoals Antigone, 1920). In de periode van zijn dagboeken schopte hij vooral schandaal als scenarist en cineast van avant-gardefilms. In 1955 werd hij lid van de hoogst eerbiedwaardige Académie Française.

Achter zijn dagboek had hij toen al een punt gezet.

Arbeiderspers, 331 blz., 1199 fr. ISBN 9029509252.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content