Waar zijn de Vlaamse kapitalisten?

Jean-Jacques Westerlund (zie blz. 130) is een 60-jarige haventycoon die met de gelijknamige woudproductengroep een multinationale onderneming heeft uitgebouwd. Hij onderhandelt met het Australische Babcock & Brown over de verkoop van zijn bedrijf.

Emiel Lathouwers is een 62-jarige Antwerpse durfal die zijn bloeiende winkelketen A.S. Adventure doorschuift naar de Britse risicokapitaalgroep Lion Capital.

Daarmee prijken opnieuw twee namen meer op het lijstje Belgische, en vooral Vlaamse, parels die in buitenlandse handen zijn gevallen. Ontex, Unilin, Hesse-Noord Natie enzovoort. Kan je het de ondernemers in kwestie kwalijk nemen? Ze plukken de vruchten van decennialang hard werk, de prijs is goed, de continuïteit van het bedrijf lijkt verzekerd.

Toch heeft elke verkoop steeds weer een zweem Generatiepact in zich. U weet wel: we willen allemaal het brugpensioen afschaffen, want de activiteitsgraad moet omhoog. Alleen: wanneer het eigen bedrijf moet herstructureren, zijn we toch blij dat we van het systeem van brugpensioen gebruik kunnen maken.

Een pleidooi voor Vlaamse verankering gaat voorbij aan de geglobaliseerde samenleving. Doet de nationaliteit van een onderneming ertoe? In theorie niet. In de praktijk weten nagenoeg alle Belgische autofabrieken dat ze er best voor zorgen flink beter te presteren dan de vestigingen in het land van hun Duitse of Amerikaanse moeder, want anders zijn ze bij een herstructurering het kind van de rekening.

Volgens Forbes zijn er van de 2000 grootste bedrijven ter wereld twaalf van Belgische afkomst – al krijgt Fortis een Nederlandse stempel opgekleefd. KBC, InBev, Belgacom, UCB, de Nationale Bank, Dexia, Solvay, Delhaize, Colruyt en Umicore, D’Ieteren en Sofina. Dat is evenveel als Griekenland, en drie minder dan Finland. Zweden heeft er 28, Nederland 33.

De vergelijking met Nederland is al talloze malen gemaakt. Onze noorderburen bouwden met Ahold, Heineken, Philips en andere Unilevers, een indrukwekkend lijstje multinationals uit. In België wordt het leeuwendeel van de twaalf toppers verankerd met Franstalig kapitaal. Zelfs in volle crisis rond Brussel-Halle-Vilvoorde mag wel eens op die verdienste worden gewezen. Vlamingen blijven middenstanders, tevreden met de vaststelling dat ze de beste leerling in het multinationale klasje kunnen zijn. Weinigen voelen zich maatschappelijk verplicht om internationaal door te breken en door samenwerking en fusies zelf dat internationale beslissingscentrum op te zetten in Antwerpen, Gent of Mechelen. Vlaamse toparchitecten als Jo Crepain (zie blz. 114) en bOb Van Reeth kunnen zich spiegelen aan het Office for Metropolitan Architecture (OMA), het Londense architectenbureau dat door een Nederlander en een Griek uit de grond werd gestampt en nu wereldwijd actief is.

Twee vaststellingen. Ten eerste, het maatschappelijk debat in België en Vlaanderen over welke sectoren we strategisch vinden, moet nog beginnen. Indien daar nog lang mee wordt gewacht, hoeft het trouwens niet meer, want intussen zijn de nationale luchthaven, grote brokken van de energiesector en de grootste havenbedrijven – op Katoen Natie na – al in buitenlandse handen.

Secundo. In havenkringen wordt beweerd dat er een Vlaams tegenbod was op Westerlund. Bij verkoper Gimv wordt dat formeel ontkend. In Vlaanderen is voldoende geld aanwezig, zo wordt gezegd. Maar tot een Vlaamse kapitalistische reflex heeft dat nog niet geleid.

Door Luc Huysmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content