VREES VOOR EEN ONZACHTE LANDING

China liet in februari een handelstekort van 31,5 miljard dollar optekenen. Dat veroorzaakt een grote vrees en een grote hoop. De vrees is dat de Chinese economie na jaren van groei afstevent op een harde landing. De hoop is dat het land naar een nieuw economisch evenwicht evolueert, gebaseerd op binnenlandse vraag.

China wordt er om de haverklap van beschuldigd dat het te veel exporteert. Deze maand echter klaagden China’s belangrijkste handelspartners Japan, de Europese Unie en de Verenigde Staten dat China te weinig exporteert. Ze brachten de zaak zelfs voor de Wereldhandels-organisatie. China zou zijn export van wolfraam, molybdeen en 17 ‘zeldzame aarden’ onrechtmatig beperkt hebben. ‘Zeldzame aarden’ zijn elementen zoals terbium en europium, die gebruikt worden in de productie van hightechgoederen, zoals fluorescentielampen. De reactie van China was gloeiend: het wees de zaak als ‘ongegrond’ van de hand.

Enkele dagen later dook een nieuwigheid op die desnoods nog zeldzamer is dan europium: een Chinees handelstekort. Over februari bedroeg dat 31,5 miljard dollar, meer dan welk ander deficit ooit. Nu neemt de Chinese handelsbalans weliswaar vaak een duik rond het Chinese Nieuwjaar, omdat de fabrieken sluiten voor de feestdagen. De export en de import gaan doorgaans synchroon weer omhoog als de Chinezen opnieuw aan de slag gaan. Maar dit jaar veerde alleen de invoer op.

De zwakke Chinese export draagt bij tot een vertraging in de economie. De industriële productie nam in januari-februari met 11,4 procent toe ten opzichte van 2010. Dat is een stuk trager dan het normale tempo van 15 procent.

De vertraging van de Chinese economie ging echter wel gepaard met een daling van de inflatie en dat geeft de Chinese regering enige armslag om de vraag aan te wakkeren. Want nu heeft China een extern evenwicht bereikt zonder intern tot een evenwicht te komen. Het overschot op de lopende rekening is wel gekrompen, maar dat komt grotendeels door een toename van de binnenlandse investeringen en niet van de binnenlandse consumptie. Sommige economen maken zich dan ook zorgen dat het Chinese handelsoverschot snel weer boven water zal komen.

Dat is al eerder gebeurd. De investeringsboom in de periode 2001-2004 maakte bijvoorbeeld de weg vrij voor het snel uitdijende overschot van 2004-2007, zegt de vroegere UBS-medewerker Jonathan Anderson. Die investeringen gingen naar zware industrieën zoals machinebouw, chemicaliën en staal. Dankzij die binnenlandse productie moest China die zaken niet meer invoeren. Maar toen door de vertraging van de Chinese bouwsector de binnenlandse vraag naar die goederen kelderde, verkocht China ze in het buitenland. Met grote handelsoverschotten als gevolg.

De investeringsboom van de voorbije drie jaar was echter toegespitst op wegen, spoorwegen en huizen, niet op fabrieken. Inspanningen om de zware industrie te rationaliseren en overcapaciteit af te bouwen moeten een herhaling van de grote externe overschotten verhinderen en China’s prikkelbare handelspartners sussen.

Maar zo eenvoudig wordt het wellicht niet. Op aandringen van de regering heeft een van de grotere firma’s in een vervuilende en versnipperde sector een dozijn andere bedrijven overgenomen, waarvan er acht gesloten zijn. Dat heeft het vermogen van die sector om de wereld met zijn producten te overspoelen, doen dalen. Het probleem is nu dat het bij die producten precies om ‘zeldzame aarden’ gaat.

The Economist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content