Vlottere kredietverlening, ook voor KMO’s

An Goovaerts An Goovaerts is redacteur bij Trends

Het is het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) menens: het financieringsvraagstuk is voor vele Belgische bedrijven verre van opgelost en acties dringen zich op. Op de agenda staan maatregelen zoals de bovenvernoemde private privak, aandelen met meervoudig stemrecht, fiscaal gunstige maatregelen om het eigen vermogen te stimuleren en ten slotte meer aandacht voor middelgrote bedrijven. Die krijgen immers vaak te horen dat ze “niet in aanmerking komen”.

Luc Clarys, topman van het textielbedrijf Clama en voorzitter van het KMO-comité van het VBO, en Dirk Wouters, directielid van Bank J. Van Breda & C° en lid van datzelfde KMO-comité, wensen de uitdagingen nog eens in de verf te zetten. “We willen niet de polemiek ‘ondernemer versus bankier’ uitvergroten, maar de problemen gezamenlijk analyseren en oplossingen aanreiken.”

LUC CLARYS (CLAMA). “Ik zou willen dat het zo was. De redenering klopt gedeeltelijk, maar gaat in de huidige tijden – waar banken zich buigen over de nieuwe Bazel-normen en meer en meer evolueren in de richting van het rekenbladbankieren – niet altijd op. Bovendien hebben veel kleine ondernemingen in het huidige economische klimaat een te beperkte capaciteit om voldoende waarborgen te leveren. We vinden het dan ook belangrijk dat de overheid de waarborgprogramma’s verder uitwerkt.”

DIRK WOUTERS (BANK J. VAN BREDA & C°). “Een ondernemer met bovenvermelde capaciteiten zou onmiddellijk financiering moéten krijgen. Maar de vraag die te weinig wordt gesteld, is: welk soort financiering? Hoeveel eigen vermogen moet de ondernemer zoeken en hoeveel kan hij aan zijn bank vragen? Twintig jaar geleden konden bedrijven met een klein startkapitaal een goed project ontwikkelen. Vandaag is het opzetten of uitbouwen van een zaak veel kapitaalintensiever. En veel van de investeringen lenen zich nu eenmaal niet tot financiering met bankkrediet. We ontmoeten vaak ondernemers met een goed en ambitieus plan, maar met te weinig eigen middelen op zak. En daar knelt het schoentje.”

CLARYS.. ” Eigen vermogen is belangrijk, maar de banken hebben te snel hun eisen ter zake aangepast. Enkele jaren geleden waren de banken tevreden met 25 % eigen vermogen en 75 % vreemd vermogen om een goed project te financieren. Vandaag eisen de banken minstens 30 % eigen middelen.

“Die switch is enorm snel gebeurd, en dat is problematisch. We begrijpen dat de banken zich aanpassen aan de nieuwe concurrentieomgeving, maar dat mag niet leiden tot het abrupt invoeren van nieuwe normen voor ondernemers of het intrekken van kredieten zonder een deftig communicatiebeleid of een goede begeleiding.”

Is het tijdperk van het relatiebankieren definitief verdrongen door dat van het rekenbladbankieren?

WOUTERS. “De computer beslist vandaag veel. Maar uit eigen ervaring weet ik dat de kredietverlening niet alleen gebaseerd mag zijn op cijfers. We hebben immers gemerkt dat de kwaliteit van onze kredieten is omhooggegaan door die kredieten extra te begeleiden – en ons dus niet alleen op cijfers te baseren. Met andere woorden, ze worden beter terugbetaald.”

De kredietverlening aan Belgische bedrijven is gezakt met 1,5 %. Is er sprake van kredietschaarste?

WOUTERS. “Ik zou niet willen spreken over een credit crunch. Door de minder gunstige economische conjunctuur is de vraag naar kredieten afgeremd. Het kleinere aantal kredietaanvragen verklaart waarom het totale kredietverleningsvolume niet toeneemt. In 2002 is de kredietverlening bij Bank J. Van Breda & C° slechts met 5 % gegroeid, tegenover 10 % het jaar daarvoor.”

CLARYS. “De economische situatie speelt mee in de investeringsdossiers. Maar niemand kan ontkennen dat het veel moeilijker is geworden om aanvragen goedgekeurd te krijgen. Als ondernemer ervaar ik dat er toch een credit crunch bestaat.”

Ongenoegen bestaat er ook over de nieuwe prijszetting van de kredieten en de waarborgen die de banken eisen. Vooral de persoonlijke waarborgen zouden de pan uit rijzen.

CLARYS. “Ik denk dat de prijszetting van de kredieten geen thema meer is. Elke ondernemer die economisch is gevormd, weet dat de evolutie in België onomkeerbaar is. Als ondernemer heb ik steeds geweigerd persoonlijke waarborgen te tekenen, want je moet een onderscheid maken tussen het zakelijke en het privé-vermogen.”

WOUTERS. “Bazel II is een van de drijvende factoren achter de waarborgregeling. Hoe meer waarborgen, hoe goedkoper de prijszetting voor de klant, maar ook hoe gunstiger voor de bank, want die moet minder kapitaal reserveren. Ik denk niet dat er vandaag meer persoonlijke waarborgen worden gevraagd. De communicatie rond het thema is wel veranderd. Kredieten mogen trouwens niet worden gegeven wegens de waarborg; bij elke kredietvraag is de terugbetalingsanalyse primordiaal. Een persoonlijke waarborg heeft soms tot doel het engagement van een ondernemer bevestigd te zien.”

CLARYS. “Maar is dat wel een goede zaak? Een ondernemer zal sowieso gaan voor de uitbouw van zijn onderneming. Het is niet die persoonlijke waarborg die hem extra zal motiveren. Een persoonlijke waarborg maakt het net moeilijker om te gaan ondernemen. Ook hier komt de nood aan goede overheidswaarborgen weer naar boven.”

Als een ondernemer geen kredieten vindt om zijn investeringen te financieren, kan hij alleen nog extern kapitaal aantrekken. Hoe ervaren jullie de markt van durfkapitaal in België?

CLARYS. “Het geld is er, maar ook weer niet in die mate als enkele jaren geleden. Te veel durfkapitalisten hebben blijkbaar het deksel op de neus gekregen en likken nu hun wonden. Maar de mogelijkheid bestaat, zij het tegen minder gunstige voorwaarden. Vroeger werd de waardering van een onderneming berekend op basis van de discounted cashflow, een methode die kijkt naar de realisaties in de toekomst. Nu analyseren de financiers bijna uitsluitend de prestaties uit het verleden. Dat is niet altijd positief voor ondernemers met een ambitieus plan.

“Bovendien is er in België een kapitaalkloof voor de projecten tussen 4 en 10 miljoen euro. Zowel de heel grote dossiers als de kleine vinden hun geld, de middelgrote hebben het veel moeilijker. En dat is niet alleen in België zo. Ook bij de Europese Investeringsbank en de Wereldbank rijzen deze problemen. Daarom hebben we met het VBO acties ondernomen in de richting van die twee instellingen.”

Geldt deze lacune ook voor het overheidsbeleid? De initiatieven die de overheid neemt, zijn vooral voor starters bedoeld.

CLARYS. “Het federale Participatiefonds lanceert veel goede initiatieven voor starters. Het VBO staat daar voor 100 % achter. Maar de middelgrote ondernemingen mogen niet worden vergeten. Kijk maar eens naar de middelen voor de progress-lening, een financiële maatregel voor groeiers. De middelen daarvoor zijn de jongste jaren afgenomen ten voordele van de starters.”

WOUTERS. “Het Participatiefonds speelt ook een belangrijke rol bij achtergestelde leningen. In België hebben we nog meer behoefte aan maatregelen die het eigen vermogen aanzwengelen. Behalve het stimuleren van autofinanciering, wat al gedeeltelijk werd gerealiseerd door de hervorming van de vennootschapsbelasting en het nemen van maatregelen ter vergemakkelijking van waarborgen, pleit ik toch het meest voor maatregelen waarmee extern vermogen kan worden aangetrokken. Ik ben voorstander van meer steun voor de bedrijfsengelen en de friends-, fools- and family-investeerders. Zij moeten worden aangemoedigd om hun geld in bedrijven te blijven investeren. Een variant op de Nederlandse Suikertanteregeling, die fiscale voordelen verleent aan particulieren die in een startende onderneming investeren, zou hier kunnen werken.”

CLARYS. “Het stimuleren van durfkapitaal is belangrijk. Natuurlijk moeten ondernemers hun kapitaal openzetten voor externe investeerders. Maar de vroegere sterkte van familiale ondernemingen en de familiale gebondenheid wordt voor sommige ondernemers nu wel een zwakte. Om de ondernemers over de streep te trekken, is het invoeren van aandelen met meervoudig stemrecht een optie. Iets dergelijks bestaat al in andere landen. Onze ondernemers moeten over dezelfde wapens kunnen beschikken.”

Zijn jullie problemen van de baan als de economie over enkele maanden weer zou opleven?

CLARYS. “Helemaal niet. In de huidige internationale context is het niet makkelijk om te ondernemen. Dus is het belangrijk dat je kan ondernemen in een land met goede omgevingsfactoren zonder te veel reglementitis, zonder dat elke euro wordt afgeroomd en zonder dat je in een slecht daglicht wordt gesteld. Ondernemen wordt in België te vaak bekeken als iets vies. Politici moeten dus maatregelen nemen. Ik merk dat veel ondernemers hun oren stilaan laten hangen en dat is gevaarlijk.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content