Vlaamse vennootschapsbelasting: het kan!

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Op het formatieberaad discussiëren liberalen en christendemocraten over de regionalisering van de vennootschapsbelasting. Professor Axel Haelterman (KU Leuven) heeft nu uitgewerkte modellen klaar om de theorie in de praktijk om te zetten.

“Het mag en het kan.” Axel Haelterman, vennoot van het internationale advocatenkantoor Freshfields, is formeel: “De Europese wetgeving laat een regionalisering van de vennootschapsbelasting toe. Bovendien bestaan werkbare modellen op de markt. Of het moet, is de enige vraag die nog op tafel ligt.”

Afgelopen lente gaf Vlaams minister van Financiën Dirk Van Mechelen (Open VLD) aan Haelterman als lid van een academische werkgroep de opdracht de haalbaarheid van fiscale autonomie te onderzoeken. Als scepticus van het eerste uur moet Haelterman, een hoogleraar Belastingrecht aan de KU Leuven, nu na grondige studie toegeven dat verschillende pistes mogelijk zijn. “Sinds het arrest van het Europees Hof van Justitie acht maanden geleden wordt een regionalisering van de vennootschapsbelasting niet meer als een steunmaatregel beschouwd, op voorwaarde dat elk gewest dezelfde kansen krijgt. Afwijkingen, zoals voor de Azoren of Baskenland, zijn niet toegestaan. Bovendien levert de invoering van een gedeeltelijke autonomie geen grote complicaties voor het bedrijfsleven op. Wel zullen de ondernemingen niet zomaar fiscaal kunnen gaan shoppen door gewoon hun formele zetel te verplaatsen. Daar bestaan efficiënte maatregelen tegen.”

Drie modellen

Tussen Vlaanderen en Wallonië bestaan grote meningsverschillen over het economische beleid. Zo hechten de Vlamingen veel belang aan arbeidsflexibiliteit (meer dan 38 uur per week en deeltijdse banen), terwijl de Walen vooral de positie van de werknemer willen beschermen. Haelterman: “Om patstellingen te vermijden, biedt regionalisering van de bevoegdheden en middelen een oplossing. Zo kan de Vlaamse regering kiezen voor een lager tarief in de vennootschapsbelasting en afschaffing van subsidies, terwijl de Waalse overheid een hogere aanslagvoet handhaaft mét behoud van financiële steunmaatregelen.”

De vennoot van Freshfields ziet drie pistes om deze doelstelling te bereiken. Het Zwitserse model voorziet in een (laag) federaal basistarief, waar de kantons een extra heffing bovenop leggen. Dat zijn geen opcentiemen, maar een afzonderlijke belasting. De opbrengst ervan gaat naar de regio’s.

De tweede optie is een gewestelijke korting, waarvoor kandidaat-premier Yves Leterme (CD&V) pleit. Op het formatieberaad ligt het voorstel van maximaal drie procentpunten op tafel. Ook professor-emeritus Frans Vanistendael (KU Leuven) ziet mogelijkheden voor Vlaamse afcentiemen in de vennootschapsbelasting als de fiscale opbrengsten geregionaliseerd worden. Haelterman: “Om een Europese veroordeling wegens regionale staatssteun te vermijden, moet je dan wel de drie gewesten dezelfde aanpassingsbevoegdheden geven. Dat lijkt me in de Belgische context de meest logische oplossing. Aangezien deze maatregel volledig ten laste van de regionale begroting valt, kunnen de deelgebieden zelf het bedrag van hun geschenk aan de ondernemingen bepalen.”

Zo wil Vlaanderen subsidies aan bedrijven omzetten in kortingen op de vennootschapsbelasting. Volgens insiders van de Wetstraat heeft MR-voorzitter Didier Reynders daar weinig moeite mee, op voorwaarde dat het gewest alleen maar een verlaging mag toestaan. Op Waals niveau is namelijk de PS vooralsnog aan de macht en willen de liberalen de socialisten niet de kans geven deze bevoegdheid te misbruiken om de fiscale druk op de bedrijven alsnog te verhogen.

Er bestaat nog een derde model: de toekenning van regionale aftrekken in de vennootschapsbelasting. Voka, VKW en Unizo zijn dit idee genegen. In het werkgeversvoorstel blijft de federale overheid bevoegd voor de belastbare grondslag. De gewesten kunnen een belastingkrediet toekennen om bepaalde investeringen (bijvoorbeeld onderzoek en ontwikkeling of innovatie) aan te moedigen. “Toch bestaat er maar weinig animo voor bijkomende aftrekken,” zegt Haelterman. “Ons fiscale stelsel is al ingewikkeld genoeg.”

Eenvoudige formule

Persoonlijk geeft Haelterman de voorkeur aan het dubbeltarief: “Dat is de meest logische keuze en geeft de regio’s de meeste bewegingsruimte onder eigen verantwoordelijkheid. Maar dat brengt de Belgische begroting in de problemen. Als gevolg van de huidige financieringswet hevelt de federale overheid al de meerderheid van de inkomsten uit de personenbelasting en de btw over naar de deelgebieden. Als daar nog een deel van de vennootschapsbelasting bij komt, zal ze haar uitgaven niet meer kunnen betalen.”

Daarom vereist het Zwitserse model een grondige aanpassing van de financieringswet. Haelterman: “In de huidige politieke context lijkt me dat niet haalbaar. Bovendien moet je rekening houden met de dalende inkomsten uit de vennootschapsbelasting door de stijgende rentetarieven en de notionele interestaftrek op kruissnelheid. Als je kiest voor een gewestelijk tarief bovenop het federale, draaien de deelgebieden ook op voor de conjunctuurschommelingen.”

In die zin heeft het kortingmodel de meeste kans van slagen. Maar levert de praktische invoering van zogenaamde afcentiemen in de vennootschapsbelasting geen al te grote moeilijkheden op? Zo moet je namelijk gaan bepalen waar de winst van een bedrijf – de grondslag van de vennootschapsbelasting – gemaakt wordt. Als de maatschappelijke zetel het criterium blijft, bestaat het gevaar dat Waalse ondernemingen massaal hun postbus naar Vlaanderen verhuizen om het fiscale voordeel te genieten, terwijl hun productievestigingen zich in het zuiden van het land bevinden.

Winst splitsen

“Voor dat probleem bestaan praktische oplossingen,” repliceert Haelterman. “Zo kan je de bedrijfswinst opsplitsen per deelgebied. Dat is niet zo moeilijk, aangezien meer dan 80 % van de Belgische bedrijven hoofdzakelijk in één regio actief is. Voor (middel)grote ondernemingen moet je wel het probleem van de verrekenprijzen vermijden. Want dat zorgt internationaal voor te veel discussies. Daarom kun je beter met een eenvoudige formule de winst per bedrijf forfaitair splitsen over de drie gewesten op basis van enkele parameters, zoals de totale loonkosten per standplaats en het kadastraal inkomen. Italië, Zwitserland en Duitsland passen zulke systemen al met succes toe. Dat is een lichte verzwaring van de administratieve last, maar de uitvoeringskosten voor de bedrijven ( compliance) is beperkt.”

Ten slotte vereist de korting geen copernicaanse omwenteling, zoals minister-president Kris Peeters (CD&V) vooropstelt. Haelterman: “Het federale niveau behoudt het grootst mogelijke gewicht: zowel de grondslag van de belastbare basis als het basistarief. Wel moet de vermindering substantieel genoeg zijn om een economische stimulans te creëren. Anders verhoog je enkel de administratieve lasten. Bovendien moet de maatregel budgettair haalbaar blijven. In die zin kan ik mij scharen achter het voorstel van 3 %, wat ruw geschat neerkomt op een kostprijs van ongeveer 660 miljoen euro.”

Op 5 oktober vindt een symposium over fiscaal federalisme plaats in Leuven (Hogenheuvelcollege, Naamsestraat 69). Info: www.econ.kuleuven.be/eng/ew/fiscalfederalism.htm

www.trends.be

– Voka over regionalisering van vennootschapsbelasting

– Trendsartikel over fiscale autonomie (28/01/99)

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content