Vlaamse bedrijfsleiders pleiten voor regionalisering arbeidsmarkt

Driekwart van de geënquêteerden uit onze CEO-Poll is voor een regionalisering van het arbeidsmarktbeleid. Tenminste aan de noordelijke kant van de taalgrens. Ten zuiden daarvan is het precies omgekeerd. En: u bent weer iets optimistischer dan drie maanden geleden.

eXtra informatie op www.trends.be

Op de Trends-website vindt u

de uitgebreide resultaten van de CEO-Poll.

Heeft ons land één arbeidsmarkt – de Belgische – of heeft het er twee: een Waalse en een Vlaamse? Met andere woorden: moet het arbeidsmarktbeleid worden geregionaliseerd of niet? Geen van de twee, antwoordt een Nederlandstalige chief executive officer: “Het beleid moet worden geïnternationaliseerd, en niet nog verder uitgesplitst.” En ook anderen zien eerder oplossingen in een flexibeler (soepeler werkuren, minder lange en dure opzegtermijnen) en efficiënter beleid.

Toch vindt ruim 72,5 % van de Nederlandstalige respondenten dat er best kan worden geregionaliseerd (zie tabel 1). Want Vlaanderen en Wallonië zijn twee totaal verschillende regio’s, luidt het voornaamste argument, en hebben dus ook nood aan andere oplossingen. De leden van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) zijn daarbij terughoudender (53,4 % pro en 45,9 % contra) dan de CEO’s zelf (63,6 % versus 36,2 %).

De situatie in Wallonië is precies omgekeerd: 77,5 % van de geënquêteerden zegt neen tegen een regionalisering.

Vooral bedrijven die personeel hebben in de drie landsdelen staan niet te springen om een regionalisering, meent een Nederlandstalige accountant. We vroegen daarom ook of onze respondenten dachten dat hun bedrijven beter zouden worden van een geregionaliseerd arbeidsmarktbeleid. Dat is minder het geval, zo blijkt. In totaal verwacht ‘slechts’ een kleine helft (51 %) positieve gevolgen, gespreid over 66,3 % van de Vlamingen en 55,8 % van de CEO’s, terwijl bij de IAB’ers 51,3 % en aan Franstalige zijde maar liefst 83,4 % die verwachting niet deelt.

Waar alle respondenten het wel over eens zijn: de wereld ziet er weer iets zonniger uit sinds begin juli. Of de vakantiemaanden er iets mee te maken hebben, weten we niet, maar de verwachtingen op het vlak van conjunctuur, omzet, investeringen en export, zelfs qua tewerkstelling, liggen allemaal hoger dan drie maanden geleden. Daar profiteert ook de regering-Verhofstadt van: 10,2 % vindt dat de paarse bewindsploeg beter bezig is dan drie maanden geleden, 52,6 % oordeelt precies het omgekeerde. Nog altijd redelijk negatief dus, maar toch al minder dan in juli, toen diezelfde cijfers respectievelijk 8,6 % en 59,5 % bedroegen.

Olie: rekent u door?

Meer zorgen baren de hogere olieprijzen. Want iets meer dan een kwart van onze respondenten kan die voor 75 % of meer doorrekenen aan hun klanten, maar 40,5 % kan dat niet. Er zijn wel duidelijke breuklijnen, zowel tussen de meer positief gestemde Franstaligen en de somberder Nederlandstaligen (zie tabel 2) als tussen CEO’s en IAB-leden. 38,3 % van de accountants en belastingconsulenten zegt de dure olie voor driekwart of meer te kunnen doorrekenen, en slechts 24,4 % in het geheel niet. Bij de CEO’s van de Trends Top 30.000 en Voka liggen die percentages op respectievelijk 8,3 en 66,7.

Die hoge olieprijzen wordt de werkgevers twee keer aangerekend, merkte het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) eerder al op: eenmaal als energiekost, en nog een keer als een loonsverhoging die is gekoppeld aan de stijging van de gezondheidsindex. Daarom peilden we naar de interesse voor drie mogelijke oplossingen voor dit probleem: de automatische loonindexering afschaffen, een indexsprong (de lonen stijgen eenmalig niet mee met de index) of het schrappen van huisbrandolie uit de index.

Voor die laatste aanpak is geen meerderheid te vinden. Zowat tweederde van de respondenten verklaart zich tegen. Het afschaffen van de automatische loonindexering (zie tabel 3) lijkt de meesten dan weer iets te drastisch, met twee belangrijke uitzonderingen: maar liefst 61,4 % van de CEO’s is die maatregel genegen, terwijl 65,3 % van de IAB-leden ze afwijst. En hoewel 57,6 % van de industriële bedrijven voor is, is 57,7 % van de dienstverlenende ondernemingen tegen. Ook het ‘compromis’ – een eenmalige indexsprong – krijgt maar een heel flauwe meerderheid achter zich (50,4 %). Die is weliswaar meer uitgesproken bij CEO’s (59,5 %), maar met percentages van respectievelijk 52,1 % en 46,5 % voor (en 45,6 % en 52,6 % tegen) gaat zelfs de ‘klassieke’ Vlaams-Waalse tegenstelling niet echt op. Blijkbaar is de conclusie: dure olie is een probleem, maar voorlopig doen we er niets aan.

Luc Huysmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content