Vier uiteenlopende regelingen

Tegenwoordig kunnen ondernemingen in heel België vererfd of geschonken worden tegen slechts 3% erfenis- of schenkingsrechten. Maar de voorwaarden lopen sterk uiteen.

Het Vlaamse Gewest zette enkele jaren geleden de toon. Zonder op de andere gewesten of de federale wetgever te wachten, verlaagde het eenzijdig de successierechten bij de vererving van ondernemingen naar 3%. De twee andere gewesten volgden enige tijd later. En hekkensluiter was de federale wetgever, die eind vorig jaar het registratierecht op de schenking van ondernemingen eveneens verlaagde naar 3%.

Het resultaat is dat op dit ogenblik overal in dit land ondernemingen geschonken of vererfd kunnen worden tegen het aantrekkelijk tarief van slechts 3% (en binnenkort in het Vlaams Gewest tijdelijk zelfs tegen 0%).

VOORWAARDEN.

Normaal zou men dan verwachten dat de voorwaarden waaronder deze tariefverlaging van toepassing is, overal ongeveer dezelfde zouden zijn. Nochtans moet men vaststellen dat dit absoluut niet het geval is.

Neem bijvoorbeeld alleen al maar de ondernemingen die voor deze tariefverlaging in aanmerking komen. In de federale regeling inzake schenkingsrechten komen in principe alle ondernemingen in aanmerking om tegen het verlaagd tarief geschonken te worden. In de Vlaamse successieregeling geldt hetzelfde slechts voor ondernemingen met een familiaal karakter. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komen alleen de kleine en middelgrote ondernemingen voor het verlaagd tarief van de successierechten in aanmerking. In het Waals Gewest ten slotte komen in principe opnieuw alle ondernemingen in aanmerking; maar daar is dan weer vereist dat de onderneming – als het om een eenmanszaak gaat – uitsluitend door de de cujus of zijn echtgenoot gerund is geweest. De Waalse regeling wijkt bovendien af van die van de andere gewesten en van de federale schenkingsregeling doordat zij de beoefenaars van vrije beroepen uitdrukkelijk uitsluit.

VENNOOTSCHAP.

In de federale schenkingsregeling en in de drie gewestelijke successieregelingen is de verlaging van het tarief niet alleen mogelijk bij de overgang van een eenmanszaak, maar ook bij de overgang van aandelen van een vennootschap waarin een onderneming gerund wordt. Maar ook hier lopen de toepassingsvoorwaarden sterk uiteen. In de federale regeling moet de schenking op ten minste 10% van de aandelen slaan. In de Vlaamse successieregeling is (opnieuw) vereist dat de vennootschap een familiaal karakter heeft. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet het gaan om aandelen van een kmo-vennootschap, en zijn de aandelen van holdings en patrimoniumvennootschappen per definitie uitgesloten. Dezelfde uitsluiting geldt ook in het Waals Gewest, waar bovendien voor de toepassing van het verlaagd tarief vereist is dat de nalatenschap minstens 25% van de aandelen van de vennootschap omvat.

In de Vlaamse en Brusselse successieregeling kan het verlaagd tarief ook van toepassing zijn als het gaat om de vererving van certificaten van aandelen. In de federale en Waalse regeling moet het om de eigenlijke aandelen gaan, en zijn certificaten uitgesloten van het verlaagd tarief.

TEWERKSTELLING.

Nog een opvallend verschilpunt: de tewerkstellingsvoorwaarde. In de federale schenkingsregeling zijn er geen voorwaarden op het gebied van de tewerkstelling. Ook ondernemingen die geen personeel tewerkstellen, kunnen derhalve weggeschonken worden tegen het verlaagd tarief van 3%. Vereist is wel dat de begiftigde het bedrijf nadien ten minste gedurende vijf jaar voortzet. Maar daarbij is niet vereist dat hij de (eventuele) personeelsleden in dienst houdt.

In het Vlaams Gewest is de toestand helemaal anders. Bedrijven die geen personeelsleden tewerkstellen, vallen daar volledig buiten de boot. Om de verlaging ten volle te kunnen genieten, is in het Vlaams Gewest zelfs vereist dat men minstens vijf werknemers tewerkstelt en dat zij bovendien in het Vlaams Gewest tewerkgesteld zijn. Ondernemingen met één tot vier werknemers kunnen in het Vlaams Gewest slechts gedeeltelijk tegen het verlaagd tarief vererfd worden. Voor het behoud van het verlaagd tarief is bovendien vereist dat het tewerkstellingsniveau vijf jaar later hetzelfde is als op de dag van het overlijden.

MAXIMAAL.

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de toestand – hoe zou het ook anders kunnen – nog eens volledig verschillend. Hier geldt voor het verkrijgen van het verlaagd tarief geen voorwaarde inzake minimale tewerkstelling. Ondernemingen zonder personeelsleden kunnen dus ook vererfd worden tegen het verlaagd tarief. Maar anders dan in alle andere regelingen geldt hier wel een voorwaarde inzake maximale tewerkstelling. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komen immers alleen kmo’s in aanmerking voor het verlaagd tarief. Deze voorwaarde houdt onder meer in dat de onderneming niet meer dan 250 werknemers mag tewerkstellen.

De onderneming moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gezegd, geen personeelsleden hebben om toegang te krijgen tot het verlaagd tarief; maar als ze er heeft, dan moet het personeelspeil na het overlijden wel gedurende vijf jaar op een zeker niveau behouden blijven. Anders dan in het Vlaams Gewest is geen volledig behoud van de tewerkstelling vereist, maar wel een behoud op 75% van het oorspronkelijk aantal personeelsleden.

RSZ.

In het Waals Gewest gold in het begin een vergelijkbare regeling: geen vereiste inzake tewerkstelling om toegang te krijgen tot het verlaagd tarief; maar wel de verplichting om – zodra er personeelsleden voorhanden zijn – de tewerkstelling te behouden op 75% van het oorspronkelijk niveau, en dit ook gedurende een periode van vijf jaar. Maar die regeling is inmiddels gewijzigd. Sinds begin dit jaar is voor het verkrijgen van het verlaagd tarief in het Waals Gewest ook vereist dat de onderneming personeelsleden tewerkstelt. Ondernemingen zonder personeelsleden vallen uit de boot. Maar anders dan in het Vlaams Gewest is niet vereist dat de onderneming minstens vijf werknemers tewerkstelt (om ten volle in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief). Het volstaat (in het Waals Gewest) dat ze “bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ingeschreven personeelsleden tewerkstelt”.

Het gebruik van het meervoud personeelsleden zou er kunnen op wijzen dat er minstens twee personeelsleden moeten zijn; maar in de praktijk aanvaardt de belastingadministratie dat het volstaat dat er minstens één personeelslid tewerkgesteld is. Dat dit bij de RSZ ingeschreven moet zijn, impliceert noodzakelijkerwijs dat het in België tewerkgesteld is. De Waalse decreetgever is evenwel niet zo ver gegaan dan de Vlaamse, die bovendien eist dat de tewerkstelling binnen het gewest moet plaatsvinden. In de Waalse regeling mag dat eender waar in België zijn.

STRENG.

Als men de tewerkstellingsvoorwaarde op zich bekijkt, stelt men vast dat de Vlaamse successieregeling de strengste is. Om het voordeel van het verlaagd tarief ten volle te kunnen genieten, moet men vijf werknemers binnen het Vlaamse Gewest tewerkstellen, en moet de oorspronkelijke tewerkstelling volledig behouden blijven. De federale schenkingsregeling is daarentegen de minst strenge. Daar geldt immers geen enkele voorwaarde inzake tewerkstelling, niet om het verlaagd tarief te verkrijgen en ook niet om het te behouden. Ondernemers die in hun gewest niet aan de gestelde tewerkstellingsvoorwaarde (bij vererving) voldoen, kunnen bijgevolg overwegen of het niet interessanter is hun onderneming te schenken, in plaats van te wachten tot zij er het bijltje bij neerleggen.

KLEIN.

Bij zoveel uiteenlopende voorwaarden in zo’n klein land als België, kan men alleen maar hopen dat de drie gewesten en de federale wetgever de wijsheid opbrengen om eens rond de tafel te gaan zitten en eens rustig te overleggen of die voorwaarden niet een beetje beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Alle betrokken partijen hebben immers hetzelfde doel: de continuïteit van ondernemingen verzekeren door de overgang naar de volgende generatie onder een fiscaal gunstig gesternte te laten verlopen. En alle gewesten vinden dat het lage tarief gekoppeld moet worden aan voorwaarden inzake het behoud van de onderneming en van de tewerkstelling gedurende een bepaalde periode na het overlijden. In die omstandigheden kan het toch niet moeilijk meer zijn om ook de andere voorwaarden en modaliteiten te uniformiseren.

Verschillende regeringen die dit land rijk is, hebben de mond vol van administratieve vereenvoudiging. Een fiscale vereenvoudiging op het gebied van de erfenis- en schenkingsrechten in verband met de overdracht van ondernemingen, zou als doelstelling ook niet misstaan.

Jan Van Dyck is jurist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content