Vier conclusies na de Ierse crisis

De euro sleept zich van crisis naar crisis. Maar hoe ziek is de patiënt eigenlijk? Een diagnose in vier bedrijven.

Na Griekenland in de lente duwt Ierland de eurozone nu in een herfstcrisis. Het afgelopen weekend kwam er na veel getouwtrek een akkoord over een kapitaalinjectie van 80 à 90 miljard euro voor de noodlijdende Ierse overheid. In de berichtgeving over de Ierse crisis dreigen de essentiële gegevens wat op de achtergrond te raken. We vatten ze samen in vier conclusies.

1. De Griekse en de Ierse crisis vormen op zich geen bedreiging voor het voortbestaan van de euro.

Zolang Frankrijk en vooral Duitsland, de twee economieën die bijna de helft van de euro-economie uitmaken, zich duidelijk blijven identificeren met de euro, zal de eenheidsmunt overeind blijven. Zelfs mochten landen als Griekenland, Ierland of Portugal de euro laten vallen (of moeten laten vallen), dan is dat in principe geen existentieel probleem voor de euro. Die drie landen vertegenwoordigen 6,5 procent van het bruto binnenlands product van de eurozone. Als landen zoals Spanje (12 procent van het euro-bbp) en Italië (17 procent) in crisiswateren terechtkomen, dan liggen de kaarten anders. Met name voor Duitsland loopt de kostprijs van de euro dan veel te hoog op.

De rest van Europa doet er goed aan ernstig rekening te houden met een wijziging die zich in de Duitse mentaliteit voltrekt. De focus op het strikt Duitse belang neemt duidelijk toe. Nu al keert de publieke opinie zich vrij uitgesproken tegen de euro. Komen er Spaanse en Italiaanse drama’s, dan zal uiteindelijk een Duitse eurogroep overblijven (onder welke muntnaam ook). Op basis van de huidige gegevens zitten daarin zeker Nederland, Oostenrijk, Finland en heel misschien België.

2. Tussen de Griekse en de Ierse crises bestaan opmerkelijke verschillen. De Ierse houdt meer risico’s in.

De Griekse crisis was en is een budgettaire crisis pur sang. De Griekse overheid boekte over de periode 2000-2007 gemiddeld een begrotingstekort van 5 procent van het bbp. En loog daar permanent over. In geen enkel jaar haalde Athene de drieprocentnorm van het Stabiliteitspact. Forse economische groei en een flinke scheut inflatie maakten dat de overheidsschuld niet tot ver boven de 100 procent van het bbp uitsteeg.

Op een minuscuul tekortje in 2002 na, boekte Ierland over dezelfde periode elk jaar begrotingsoverschotten. De overheidsschuld bedroeg in 2007 nauwelijks 28 procent van het bbp, op Luxemburg na de laagste van de eurozone. De Ierse banken gingen zich echter te buiten aan een fenomenale kredietexpansie die leidde tot de grootste vastgoedzeepbel in de OESO. Voor de financiering van die kredietbonanza steunden de Ierse banken voor het grootste deel op kortetermijnfinanciering vanuit de internationale markten. Toen de vastgoedzeepbal barstte en mede door de internationale financiële crisis de buitenlandse financiering compleet dreigde op te drogen, stelde de Ierse overheid zich garant voor die financiering. Zo werd een bankencrisis een budgettair drama. Ierland zal dit jaar een begrotingstekort van 32 procent van zijn bbp moeten inschrijven en ziet zijn overheidsschuld steil in de richting van 100 procent evolueren.

De bancaire achtergrond van de Ierse crisis verklaart ook waarom het Europese bankwezen deze keer veel te verliezen heeft. De tabel geeft aan dat de tegoeden van de niet-Ierse Europese financiële instellingen op Ierland midden dit jaar 376 miljard euro bedroegen, of 231 procent van het Ierse bbp. Voor Griekenland is dat 104 miljard (44 procent van het bbp) en voor Portugal 151 miljard (91 procent). De grootste schuldeisers van dit kleine trio zijn de Duitse en Franse banken met respectievelijk 157 en 107 miljard euro aan tegoeden. De Duitse en Franse tegoeden verdubbelen als men Spanje meerekent.

3. Het eurohuis is een onafgewerkte constructie. Andere overlevingscrises zullen volgen.

Economen werden voor 2008 haast uitgescholden wanneer ze het te berde brachten, maar een efficiënt werkende en structureel houdbare monetaire unie kan niet zonder diverse randvoorwaarden. De voornaamste zijn het bestaan van een politieke unie of toch minstens een bindend kader voor budgettaire discipline, voldoende prijs- en loonflexibiliteit en arbeidsmobiliteit.

Na de recente ervaring moet een meer gestroomlijnde supervisie op het bankwezen daaraan toegevoegd worden. Ook duidelijkheid over de omkadering van een financieel onvermogend land ( default) is nodig, nu de slogan ‘geen reddingen van landen in nood’ ( no bail-outs) van tafel geveegd is. De diverse plannen die de ronde doen voor de renovatie van het eurohuis, komen slechts zeer gedeeltelijk aan deze belangrijke randvoorwaarden tegemoet. Te vrezen valt dat het woord ‘overlevingscrisis’ nog geregeld van stal gehaald moet worden. Als gevolg van het politieke onvermogen om de bakens echt te verzetten, komt de opvang van crisissituaties te eenzijdig op de rug van de Europese Centrale Bank (ECB) terecht. Griekenland en Ierland konden de voorbije maanden enkel overleven via massale geldcreatie door de ECB in hun richting.

4. De eurozone en Europa in het algemeen hebben dringend nood aan een nieuwe groeistrategie.

Meer groei, meer inflatie of een drastische schuldreductie, alleen zo kunnen landen als Griekenland en Ierland hun dramatische sociaaleconomische en financiële toestand onder controle krijgen. Beide landen hollen naar een overheidsschuld van ergens tussen 125 en 150 procent van hun bbp tegen 2013-14. Sluiten we inflatie als mogelijke oplossing voorlopig even uit, dan blijft het een feit dat zelfs een stevige schuldvermindering van 20 procent niet echt het grote verschil zal maken.

Meer economische groei maakt wel een groot verschil. Niet enkel zwelt het bbp dan sterker aan waardoor de schuldratio sowieso verkleint, maar ook de overheidsinkomsten nemen dan automatisch toe, net zoals de uitgaven automatisch verminderen. Groeistimulering via hogere overheidstekorten is volstrekt uit den boze. De schuldgraad in de eurozone loopt nu al te hoog op, en die vorm van stimulering werkt niet duurzaam. Groei-impulsen moeten komen van micro-economische hervormingen gericht op een verbeterde werking van zowel de productmarkten (energie, distributie,…) als van de arbeidsmarkten. Waren de crisisaanvallen die de eurozone al moest trotseren voldoende ‘shockerend’ om van zo’n beleid een haalbare kaart te maken?

visie – Lees : ‘De banken kunnen niet eeuwig aan ons infuus liggen’, blz. 36

Johan Van Overtveldt en Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content