Verslaafd aan schuld

De naweeën van de schuldencrisis zijn nog altijd niet weggeëbd. Hetzelfde geldt voor de schulden, zo blijkt uit een nieuw rapport van het McKinsey Global Institute. Ze zijn zelfs toegenomen.

Wereldwijd zijn de schulden sinds 2007 gestegen tot 57 biljoen dollar, een jaarlijkse toename met 5,3 procent. De financiële sector niet meegerekend, is geen enkele leidinggevende economie erin geslaagd haar schuldgraad ten opzichte van het bbp te verlagen. In veertien landen is de schuldratio met meer dan 50 procentpunten gestegen (zie grafiek).

In sommige gevallen, Ierland bijvoorbeeld, weerspiegelt dat het feit dat banken gered moesten worden, waardoor hun schuldenlast in de balans van de overheid belandde. Een grotere schuld vormt ook niet automatisch een probleem. Schuld is nuttig om leners en schuldeisers toe te laten hun cashflow in de tijd te spreiden. In een ontwikkelingsland kan een stijgend schuldenniveau een teken zijn dat de economie gesofisticeerder wordt.

Maar hoge schuldniveaus houden wel degelijk ook gevaren in. Wie beweert dat de wereldwijde schuld netto gelijk is aan nul, slaat de bal ver mis. Een eerste probleem is dat een groot deel van de schulden gedekt is door eigendom. Als de prijzen daarvan dalen, verliezen zowel de schuldenaars als de financiers. In zowel de landen als de individuele Amerikaanse staten die McKinsey onder de loep nam, stelde het een sterke correlatie vast tussen de schuldenlast van de gezinnen en de huizenprijzen. Als de kredietverlening soepeler wordt, kunnen kandidaat-kopers meer betalen voor een woning. Vervolgens duwt de toenemende vraag de prijzen verder omhoog en dat verhoogt dan weer de bereidheid van de banken om leningen te verstrekken. McKinsey oordeelt dat in zeven landen een door hoge schuldenlast uitgelokte vastgoedcrisis op de loer ligt: Australië, Canada, Maleisië, Nederland, Thailand, Zuid-Korea en Zwitserland.

Een tweede probleem met hoge schuldenniveaus is dat geregeld herfinanciering nodig is. Tien landen hebben een schuldenratio van meer dan 300 procent van het bbp. Als de doorsneelooptijd van een schuld vijf jaar bedraagt, dan moeten zij elk jaar 60 procent van het bbp herfinancieren. Als de financiers het vertrouwen verliezen in het vermogen of de wil van de ontleners om terug te betalen, kan een crisis snel de kop opsteken.

Moeilijk op te lossen

Het gebrek aan schuldenafbouw sinds de crisis toont aan hoe moeilijk het is een schuldenberg weg te werken. De sleutel ligt bij snelle economische groei, iets waar de ontwikkelde wereld zwaar mee worstelt. Keynesianen menen dat dat te wijten is aan overdreven aandacht van de overheden voor besparingen, maar ook de demografie speelt een rol. In veel ontwikkelde economieën stagneert of verkleint de werkende bevolking.

Landen als Zweden en Finland wisten in de jaren negentig uit een schuldencrisis te geraken dankzij het feit dat ze via de ontwaarding van hun munt hun uitvoer konden stimuleren. Maar in tegenstelling tot nu stond de wereldeconomie toen nog sterk. Bovendien kunnen niet alle munten tegelijk depreciëren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat centrale banken de intrestvoet hebben verlaagd tot dicht bij of zelfs onder nul. Hun economieën kunnen de stress van hogere intresten niet aan.

Het rapport doet voorstellen om de impact van slechte leningen te verminderen. Een ervan is de belastingvoordelen op leningen te verlagen. Dat is een goed idee, maar het zou zeker op hevige weerstand stoten. Vooral in de Verenigde Staten, waar belastingverlaging zowat als een mensenrecht beschouwd wordt. Zoals bij vele feelgoodmedicijnen werkt ook schuld mettertijd verslavend.

THE ECONOMIST

Het gebrek aan schuldenafbouw sinds de crisis toont aan hoe moeilijk het is een schuldenberg weg te werken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content