VERONA

Città d’amore

Verona is vooral bekend als de stad van Romeo e Giulietta, van de arena en het zomerse operafestival. Maar Verona is veel meer waard dan een vluchtig bezoek, op doorreis naar Venetië of Firenze. Wie er een paar dagen rondzwerft, zal een van de mooiste steden van de “laars” ontdekken, waar het échte Italië nog bruist.

TEKST : HENK VAN NIEUWENHOVE / FOTO’S : JAN VERLINDE

We zetten meteen de juiste toon. Om zeven uur stijgen we op in Zaventem, om halfnegen landen we in Venetië, om tien uur zitten we in ristorante/enoteca Bottega del Vino in de Via Scudo di Francia, een zijstraatje van de grote winkelwandelstraat Via Mazzini die uitgeeft op de beroemdePiazza Brà. De Bottega del Vino, waar ” la tutta Verona” komt, blijkt een gouden tip te zijn : nog voor we in Verona hebben rondgekeken, worden we hier ingewijd in het echte Veronese leven.

De herberg is meer dan honderd jaar oud, tegen de muren staan en hangen honderden wijnflessen als versiering, kelners en kelnerinnen draven af en aan met dampende schotels, de wijnmeester heeft de handen vol om alle tafels van drank te voorzien. Het geroezemoes zwelt aan naarmate de avond vordert, de koppeltjes schuiven dichter bij elkaar.

We eten pasta met paddestoelen en truffels, drinken een amaronewijn van graaf Serègo Alighieri, een rechtstreekse afstammeling van de beroemde dichter Dante die in Verona in ballingschap leefde. “Il vino è l’anima della poesia”, staat als slagzin op de muur van het restaurant geschilderd. De geest van de poëzie zit inderdaad in deze fles wijn.

We maken kennis met de baas van het oude pand, Severino Barzan, de verpersoonlijking van la buona vita italiana. Hij vertelt fier dat hij zopas een prijs heeft gekregen voor zijn wijnkelder die de beste is van de provincie, “en wellicht ook van Italië”. Severino kent iedereen… en iedereen kent Severino. Wanneer de grappa op tafel komt, zweren we elke avond het aperitief te komen nemen in zijn Bottega del Vino. Een zeer wijs besluit.

We zullen

nog meer figuren ontmoeten die Verona kleur geven. Maar eerst nemen we onze intrek in het majestatische hotel Due Torri Baglioni op de Piazza Sant’Anastasia : vijf sterren, grote luxe, antieke meubelen, oude gravures aan de muren. Het hotel is steevast volgeboekt wanneer in Verona een grote handelsbeurs of fiera plaats vindt.

We hebben een kamer op de dakverdieping, die een prachtig uitzicht biedt over de hele stad. Eigenlijk zien we alleen de typische roodgrijze daken die als stenen paraplu’s over de huizen gespannen zijn, de al even typische ronde torens en V-vormige versieringen bovenop de muren, en nog typischer de prachtige beeldenrijen die de palazzi versieren. De slimsten hebben op hun dak een terras aangelegd of een glazen veranda gebouwd. De daken dragen bliksemafleiders en antennes : niet eens lelijk, en bovendien nuttig als rustplaats voor de duizenden duiven. Het geluid van het stadsverkeer wordt overstemd door het gekoer van de verliefde doffers, die dan plotseling allemaal tegelijk wegvliegen als op een onhoorbaar signaal.

Van hieruit hoor en voel je de stad, zonder dat je de mensen ziet maar je weet dat ze er zijn. De Adige kromt zich rond de stad, grote bruggen verbinden het centrum met de buitenwijken, aan de einder doemen de uitlopers op van de Alpen en de Dolomieten. De groene oaze tegen de heuvel is de Giardino Giusti, waar meisjes hun liefdesbrieven schrijven op dezelfde plaats waar Goethe destijds zijn inspiratie zocht.

De Piazza Brà

is het bekendste plein van Verona : een Italiaanse klassieker, zoals het Venetiaanse San Marco. Op de terrasjes worden de toeristen in het Duits aangesproken. Wegwezen dus. De Piazza Erbe is het meest pittoreske plein, met zijn eeuwige marktstalletjes, zijn Borsalino-hoedenwinkel en zijn oude salumeria, zijn fontein en zijn vrouwenbeelden, zijn prachtig beschilderde gevels, zijn terrasjes waar men zelfs in de winter bij het geringste straaltje zon koffie komt drinken.

Elke dag, winter en zomer, zit Tina hier artisjokken te snijden. Het oude vrouwtje heeft een mandje zwarte truffels bij zich die ze elke morgen met haar hond gaat zoeken onder de eikebomen. De truffels geven hun volle aroma vrij wanneer men zijn neus erin begraaft… en ze prikkelen de zinnen, vraag het maar aan Vera.

Op een bord bij Tina’s kraampje staat een aanbeveling van Giorgio en Franco Gioco, de chefs van restaurant Dodici Apostoli dat gelegen is in een zijstraatje van het plein. Een beroemd adres. In 1750 begonnen twaalf marktkramers een restaurant in een oud pand van een abdij ; vandaar de twaalf apostelen. Vader Gioco kocht het eethuis in 1930, de twee broers hebben er 65 jaar van hun leven doorgebracht.

In een prachtig interieur eten we pastissada de caval, een gerecht dat duizend jaar oud is. Toen de Veronezen strijd hadden geleverd met de Lungobarden, lag het slagveld bezaaid met kadavers van paarden. Om het vlees lange tijd te kunnen bewaren liet men het een tot twee dagen marineren in wijn, met allerlei kruiden en groenten. Een stevig maal : de Veronezen waren immers geen seigneurs zoals de Venetianen, maar boeren die een hartige hap lustten.

De grote verrassing volgt na het eten, wanneer de Gioco’s ons meetronen naar hun cantina. In de wijnkelder heeft men een paar jaar geleden de fundamenten blootgelegd van een zeventig meter lange Romeinse tempel, die verder doorloopt onder de aanpalende huizen. De buren kunnen dus via de (wijn)kelder het restaurant bereiken. De hele stad is overigens gebouwd op Romeinse resten. Behalve de wereldberoemde arena, zijn ook het Teatro Romano en de Porta Borsari uitstekend bewaarde monumenten.

Vanop zijn sokkel

werpt Dante norse blikken naar de voorbijgangers, alsof hij de meesten van hen meteen zou willen verbannen naar de hel : het eerste (en allicht ook het boeiendste) deel van zijn trilogie La Divina Commedia. Deze imaginaire zwerftocht van Dante gaat niet toevallig van de hel (zonde) via het vagevuur (boete) naar de hemel (zuivering).

De reis staat symbool voor de mens die vanuit een toestand van ellende kan groeien tot gelukzaligheid. Dante geeft de weg aan “om vanuit het donkere woud van de zonde tot het licht van de redding te komen”. Of hij daar zelf in geslaagd is, weten we niet : tegen het eind van zijn leven verzonk de dichter in eenzame meditatie.

Zijn standbeeld staat in het midden van wat wel eens het allermooiste plein van Italië zou kunnen zijn, de Piazza dei Signori. Dante kijkt letterlijk vanuit de hoogte neer op de verliefde paartjes die schaamteloos zoenen uitwisselen aan de voeten van de dichter. Op de hoek is het heerlijk toeven in Caffè Dante (hoe kan het ook anders), waar men bij een glas spumante eenzaam kan mediteren, in navolging van de visionaire leermeester.

Toch heeft Verona niet veel beroemde kunstenaars voortgebracht. We denken aan de pompeuze maniërist Paolo Caliari, detto Il Veronese ; in meer recente tijden ook Lucio Fontana die beroemd werd met zijn concetti spaziale, m.a.w. een gat in een doek als de ultieme uitgezuiverde vorm van expressie.

Karnaval

is een heel andere vorm van expressie, vergroeid met de tradities en de geschiedenis van de stad. “Het Veronese carnevale is het oudste van Italië”, vertelt “Signore Carnevale” Luigi d’Agostino. “In zijn huidige vorm bestaat het sedert 1531, maar het gaat terug op Romeinse en heidense feesten. Vandaar de naam Bacanal,” voegt hij er veelbetekenend aan toe.

In het Veronese karnaval draait alles rond de gnocco ( gnoco in het Veronees dialekt), het deegballetje dat in deze stad is ontstaan. In de zestiende eeuw kende de stad armoede en hongersnood, tot een weldoener grote hoeveelheden bloem onder het volk verdeelde. De bloem werd met water vermengd en tot deegballetjes gekneed : de gnocchi. In de hedendaagse gastronomie worden de gnocchi gemaakt op basis van aardappelen, maar in de bergdorpen rond Verona (bijvoorbeeld in Dosso Alto) kan je nog de échte gnocchi senza patate vinden. Elk jaar wordt ook een papa del gnoco gekozen, zeg maar een prins karnaval.

De volkse wijk rond de Piazza San Zeno is het hart van het karnaval : daar komen 4000 deelnemers en 200.000 kijklustigen samen om het bacanal del gnoco te vieren. In restaurant Al Calmiere, tegenover de kerk, kan men dus maar beter een tafeltje reserveren om te smullen van de carrello di bolliti misti. Op een wagentje wordt gekookt vlees aangebracht in een indrukwekkend aantal soorten vergezeld van gnocchi, natuurlijk.

De belangrijkste dag van het karnaval is venerdì gnocola (dit jaar op 16 februari). En men hoeft zich echt niet als een gnocco te verkleden om te genieten van dit volkse feest, dat helemaal anders is dan het dure op de commedia dell’arte gebaseerde karnaval van Venetië.

Het volkse Verona

leeft voort in elke straat, bij voorkeur in een osteria : Al Carroarmato bijvoorbeeld, in het kattensteegje Vicolo Gatto nabij de Piazza Sant’ Anastasia. De kroeg is door de tijd gepatineerd, net als de klanten die op lange houten banken zitten. Overdag komen de mannen hier kaarten, maar ‘s avonds is er een jeugdiger publiek : de jongens en meisjes van de buurt komen hier met hun lief een glas drinken en wegdromen.

In de osteria leert men het echte Verona kennen, veel meer dan in het sjieke vijfsterrenhotel Gabbia d’Oro of bij Il Desco, het enige ristorante met een Michelin-ster. Italianen schenken overigens weinig aandacht aan al dat opgeklopte sterrengefonkel.

Nee, dan liever een hapje tussendoor bij Marta Manzati. Haar osteria Le Vecete is alleen open op de middag en later van vijf tot acht. Koppeltjes komen hier ‘s middags een hapje eten of na de werkuren een glas drinken. Er is een zeer ruime keuze aan “open” wijnen en “halve” sandwiches met alle soorten beleg. Een ideale plaats om te aperitieven, ware het niet dat we onze ziel al verkocht hebben aan die duivelse Severino. Na de boetedoening volgt gelukkig de zuivering…

Bij het vallen

van de avond wandelen de paartjes arm in arm door de Via Mazzini, telkens weer op en neer, om te zien en gezien te worden. Zodra het donker is, vlucht onze gids Caterina weg uit het stadscentrum. Via de steile trappen van de Scalone XVI Ottobre klimt ze de heuvel van Torrecelle op, waar de oude noodwoningen staan die gebouwd werden na de laatste grote overstroming rond 1880.

Van daaruit kan men heel Verona overschouwen. Een stad die rijk is geworden door de wijnbouw en de textiel-, leder-, papier- en metaalindustrie. Een stad waar de huishuur vrijwel onbetaalbaar is voor jonge mensen. Een stad waar arbeiders uit Turkije, vluchtelingen uit ex-Joegoslavië, illegalen uit Afrika en andere verschoppelingen een nieuw proletariaat vormen, dat buiten het centrum in barakken wordt ondergebracht. Terwijl deze karaktervolle huizen, idyllisch gelegen op het “dak” van de stad, staan te verkommeren. Dit is Caterina’s itinerario romantico.

Hoe zou het

met Giulietta zijn ? Het meisje bestaat natuurlijk niet en heeft nooit bestaan, tenzij in de verbeelding van die andere visionaire schrijver, William Shakespeare, die de mosterd haalde in de oude Italiaanse literatuur. Toch komt elk jaar een half miljoen mensen kijken naar het huis waar zij gewoond zou hebben (middeleeuws, verbouwd in de negentiende eeuw toen men er een balkon tegenaan plakte) en naar haar zogenaamde tombe (waarschijnlijk ooit een trog voor het vee).

Mensen worden aangetrokken door dromen ; het is dus niet zo gek dat men in de Casa Giulietta plannen maakt om met allerlei computertoestanden een soort van cyber-Giulietta te creëren. In zekere zin is Giulietta zelf een virtuele realiteit : uit de hele wereld komen in Verona elk jaar zowat 4000 liefdesbrieven voor haar toe. Die worden beantwoord door de stedelijke dienst voor kultuur, of door de mensen van de Club di Giulietta. Wellicht kan men binnenkort ook met Giulietta surfen op Internet

Bij Severino

zitten de dagelijkse klanten hun aperitief te drinken. Tussen haakjes : een glas huiswijn van het vat kost hier amper 1000 lire (18 frank). Er wordt dus aardig wat gekonsumeerd…

Voor de gelegenheid ontvangt de waard ons in zijn inferno, een gigantische wijnkelder waar alle groten der aarde liggen te rusten : bordeaux naast brunello, bourgogne naast barolo. Severino heeft een verrassing in petto. Hij heeft glazen laten ontwerpen die volgens hem ideaal zijn ; onder meer reusachtige eksemplaren die de inhoud van een hele fles kunnen bevatten. Hij ontkurkt een valpolicella, giet de fles leeg in het glas, doet voor ons hetzelfde en begint dan grijnzend met zijn roemer veeleer een glazen emmer te walsen, of beter gezegd te zwaaien. In de spookachtig verlichte kelder is het een “infernaal” tafereel, dat doet denken aan een scène uit een film van Fellini.

Na achten loopt de eetzaal snel vol. Veel jong volk, dure kleren, fijne snit, heel korte rokjes. En maar parlare, parlare… De kelners denken al aan later op de avond : dan gaan ze dansen. Bij Berfis, “waar de meisjes snel ontvlammen,” zo hoor ik ze zeggen. Laat de toeristen maar samenklitten op de Piazza Brà : Verona leidt zijn eigen leven, waar de modale arenabezoekers en Giulietta-fans geen weet van hebben.

Links : stad van skulpturen en bronzen poorten ; de kruidenstalletjes op Piazza Erbe en de Romeinse arena op Piazza Brà. Rechts : prachtige fresko’s op Piazza Erbe, een norse Dante op Piazza dei Signori ; de stad aan de Adige. Boven : balkon van Giulietta ; Sev

Onder : Piazza San Zeno. Rechts boven : de volkse osteria Al Carroarmato. Rechts onder : ristorante/enoteca Bottega del Vino. Uiterst rechts : graftombe van Scaligere bij nacht.

Boven : het imposante salon van Hotel Due Torri Baglioni. Links : regionale specialiteiten bij 12 Apostoli.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content