Verhofstadt, let op uw zaak

Eerste minister Guy Verhofstadt(VLD) kan men moeilijk gebrek aan visie en begeestering verwijten. Na in vlijmscherpe burgermanifesten de Belgische ziekte te hebben ontleed, werpt hij zich momenteel op als de ziener van de Europese Unie. De Verklaring van Laken waarmee hij het komende Belgische voorzitterschap van de EU wil afronden, moet een nieuw keerpunt worden in de Europese integratie.

Visie – zeker op lange termijn – en begeestering zijn te schaars bezaaid bij onze politieke klasse. Het zijn talenten die moeten worden gekoesterd. Maar ze dienen tegelijk ook in evenwicht te zijn met zin voor pragmatiek, oog voor praktische hinderpalen en het aloude adagium primum vivere, deinde philosophare. Verhofstadt heeft dit al aan den lijve ondervonden tijdens zijn twee jaar permierschap. Het overleven van zijn coalitie staat overigens letterlijk op het spel, met de klip van Lambermont voor ogen. Het risico om af te gaan als Europees premier is nog groter, omdat de tegenspelers vele keren machtiger zijn. Een Europees voorzitter vormt overigens slechts een schakel in een lange besluitvormingsketting.

Hangijzers.

De prioriteitennota over het Belgische voorzitterschap die Verhofstadt begin mei al voorstelde – hij kon niet wachten – mist dit evenwicht tussen visie en pragmatiek. De intenties rond de Verklaring van Laken of een programma voor duurzame ontwikkeling zijn inderdaad visionaire projecten die alleen maar kunnen worden onderschreven. De concrete invulling blijft evenwel zeer vaag. Voorts heeft de nota weinig of geen oog voor enkele hete hangijzers waarin België als klein land een bijzondere alertheid aan de dag moet leggen wil de EU niet de facto verglijden naar een speelveld van enkele grote lidstaten, ronkende verklaringen van Laken ten spijt. We stippen enkele dossiers aan: de liberalisering van nutsmarkten, het concurrentiebeleid, de fiscale harmonisatie, het taalbeleid.

De liberalisering van de nutssectoren – energie, post, transport – blijft botsen met weerstanden van lidstaten die de eigen nationale belangen of overheidsbedrijven blijvend willen afschermen van concurrentie. Vooral grote landen laten zich hier niet onbetuigd: Frankrijk in de energiesector, Duitsland voor de post. Ook België stelt zich tot dusver zeer terughoudend op inzake de liberalisering. Geen woord erover in de prioriteitennota.

Nochtans heeft België zelf alle belang bij een voortrekkersrol. België scoort op de nutsmarkten relatief zwak qua innovatie en kostprijs, en mist daardoor belangrijke kansen inzake groei en werkgelegenheid. Bovendien heeft België er als klein land en draaischijf voor logistiek en distributie in Europa alle belang bij om – zoals Nederland en Scandinavië – voortrekker te worden met dynamische post- en transportdiensten.

De Europese Commissie probeert de forcing te voeren in de liberalisering door via het concurrentiebeleid alvast de misbruiken van nationale monopolieposities te bekampen. Ze deed dat onlangs voor het eerst ook in de markt van postdiensten door Deutsche Post te veroordelen wegens misbruik van dominante positie. Maar hier wordt al een nieuw tegenoffensief vanuit de grote lidstaten voorbereid: een hernationalisering van het Europees concurrentiebeleid. België lijkt dit te ondergaan, in plaats van hier samen met de kleine landen front te vormen voor het behoud van een Europees concurrentiebeleid zoals onze commissaris Karel Van Miert(SP) het destijds rigoureus voerde. De Interbrew-zaak – de brouwer zag zich in zijn expansieplannen gedwarsboomd door de Britse kartelautoriteit – ligt nog vers in het geheugen.

In het slepende dossier van de fiscale harmonisatie is het zaak dat België zich niet op sleeptouw laat nemen door eenzijdig te ontwapenen inzake fiscale stimuli. Kleine landen hebben die stimuli vaak nodig om hun fiscale handicap in het aantrekken van investeerders te compenseren. Grote landen bieden ondernemingen meer mogelijkheden tot verrekening van winsten en verliezen van verschillende vestigingen binnen hetzelfde land. Daarnaast worden pan-Europese ondernemingen in kleine landen sneller geconfronteerd met belastingkosten inzake fusies, reorganisaties, verrekenprijzen, bronheffingen op rente- en royaltybetalingen en daaruit voortvloeiende dubbele belastingen.

Voorts dreigen twee lopende dossiers bij te dragen tot een sluipende uitholling van het Nederlands als officiële taal in de EU. Enerzijds is er het gemeenschapsoctrooi waarvoor het aantal dossiertalen beperkt is, anderzijds zijn er de door de Europese Commissie opgelegde nieuwe boekhoudkundige normen (IAS), die slechts in een beperkt aantal talen (niet in het Nederlands) beschikbaar zijn. Deze taalpolitiek kan schade berokkenen aan ondernemingen uit taalgebieden waarvan de taal niet wordt erkend. Ook hier kan van het Belgische voorzitterschap meer daadkracht worden verwacht, als bewaker van de gelijke behandeling van de officiële talen in Europa. Met de nodige zin voor pragmatisme. Indien zich om praktische redenen een beperking van het aantal werktalen opdringt, dan liever de optie van één enkele werktaal – het Engels – dan de drie of vijf grote talen een aparte status te geven.

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-Studiedienst.

Jan Van Doren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content