Veldrijden tot in China

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

We zijn allemaal veldrijders geworden. Het parcours is lastig, soms gaat het wat sneller, soms vallen we, maar meestal is het ploeteren in de modder, de tong uit de bek en de kop tussen het kader. De economie is een veldrit geworden, met de centrale bankiers als ploegleiders die af en toe een geldinjectie in de bil plaatsen om de vaart erin te houden. Die veldrit van relatief trage maar gestage groei sleept al bijna zeven jaar aan. En de kans is groot dat we nog lang niet aan de laatste ronde bezig zijn.

‘De nieuwe middelmatigheid’, zo omschrijven economen deze periode van trage groei van de wereldeconomie. De westerse economie kampte al langer met een dalende productiviteit en lage groeicijfers, maar nu hebben ook de opkomende landen het zitten, en dat wellicht voor lange tijd. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) schat dat de potentiële groei van de zes belangrijkste opkomende landen (Brazilië, China, India, Rusland, Turkije en Mexico) gedaald is van 7,5 procent in 2006 tot 5,5 procent vorig jaar. Daar komt nu een conjuncturele inzinking bovenop. De groeivertraging zal wereldwijd sporen nalaten, omdat die landen intussen goed zijn voor 60 procent van de wereldeconomie. Het IMF en de OESO hebben een paar bierkaartjesberekeningen gemaakt. Ze schatten dat elk procent tragere groei in de opkomende landen het Westen 0,2 procent groei kost. Vertraagt de groei er met 2 procent, dan loopt de schade bij ons op tot 0,6 procent. België is als open economie extra kwetsbaar voor brokken in de BRICS-landen. Bijna 20 procent van ons inkomen verdienen we met de export naar de opkomende landen.

Een groeivertraging zou “het westerse schip vertragen, maar niet doen zinken”, aldus Andrew Haldane, de hoofdeconoom van de Bank of England. Dankzij de daling van de olie- en grondstofprijzen zou het Westen op korte termijn zelfs nauwelijks last hebben van de malaise in de opkomende markten. De conjunctuurindicatoren houden hier stand, en vooral Europa mag hopen op een klein tussenspurtje volgend jaar, nu ook het fiscale beleid neutraal wordt. De ‘nieuwe middelmatigheid’ wordt een soort lightversie van de ‘grote matiging’ die de wereldeconomie voor 2008 karakteriseerde. De groei is iets trager, maar de stabiliteit blijft behouden.

De vertraging van de opkomende landen is geen tijdelijk fenomeen. Dat toont China als geen ander aan. Dertig jaar lang groeide de Chinese economie met 10 procent per jaar. Dat groeimodel was onhoudbaar. De mondiale crisis van 2008 werd nog gepareerd met een ongekende kredietinjectie, maar sinds 2011 is het vet van de soep. Het Chinese regime kan enkel haar macht behouden als ze voldoende welvaart voor voldoende Chinezen schept. “Wir schaffen das”, is niet alleen de lijfspreuk van Angela Merkel.

De vlot lopende stroken zijn echter achter de rug. Nu moeten de Chinese leiders zich bergop en in de modder bewijzen. Hoogtechnologische producten, de dienstensector en een aantrekkende consumptie moeten de nieuwe groeimotoren worden. Dat impliceert stijgende lonen en een uitbouw van de Chinese sociale zekerheid om het voorzorgssparen te ontmoedigen. Het nieuwe groeimodel impliceert ook meer marktwerking, meer creatieve destructie en het aan banden leggen van de gevestigde belangen die alles liever bij het oude houden. Duurzame welvaart is maar mogelijk als de hele bevolking erbij betrokken wordt. De transitie in China is daarom evenveel een politiek als een economisch proces. China zet stappen in de juiste richting, maar de strijd is allesbehalve gestreden. Het regime mikt voor de volgende vijf jaar op een groeiritme van 6,5 procent. Het klinkt als aanmodderen.

Zonder hervormingen dreigt de groei in China en andere opkomende landen verder te vertragen. Dat fenomeen is bekend als de middeninkomensval. Veel landen met een inkomen van 2000 tot 15.000 dollar per hoofd van de bevolking slagen er niet in door te breken tot de rijke club, en stagneren voor lange tijd. Precies omdat ze die stap, waarvoor China nu staat, niet zetten. Vooral grondstoffenexporteurs lopen een groot risico in de val te trappen. Ze hebben te lang geteerd op de export van grondstoffen, en te weinig ingezet op producten met toegevoegde waarde. De opkomende landen zitten ook bijna door het demografische dividend heen. De daling van het geboortecijfer zorgt nu nog voor een dalende afhankelijkheidsgraad, terwijl de beroepsbevolking nog toeneemt. Maar in China keren de kansen al. Vanaf dit jaar daalt de beroepsbevolking er, en een toenemende afhankelijkheidsgraad van ouderen maakt dat China zijn arbeidsproductiviteit moet opkrikken om de groei op peil te houden. Het regime weet heel goed waarom ze het eenkindbeleid opschort, voor ze zich grijs maar arm vastrijdt in de modder.

DAAN KILLEMAES

Duurzame welvaart is maar mogelijk als de hele bevolking erbij betrokken wordt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content