Veel prestige, weinig kassa

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Trends legde de boekhoudpartituren bloot van de negen grootste culturele instellingen voor klassieke en hedendaagse muziek in Vlaanderen en Brussel. Conclusie? Zij kunnen niet zonder subsidies. Gemiddeld twee derde van de inkomsten komt van de overheid.

Slechts één van de negen grootste culturele instellingen voor klassieke en hedendaagse muziek in Vlaanderen en Brussel genereert voor meer dan de helft van de uitgaven eigen inkomsten. Die eer komt toe aan het Festival van Vlaanderen. Zelfs de grootscheepse subsidies volstaan bij zes instellingen niet voor een positief bedrijfsresultaat. Voor dit onderzoek focuste Trends op de cultuurtempels die subsidies ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap.

“Een cultuurbedrijf dat met winst naar buiten komt? Dat zou totaal absurd zijn,” vindt Paul Dujardin, directeur-generaal van de Brusselse cultuurtempel Paleis voor Schone Kunsten. Met een miljoen bezoekers en 25,4 miljoen euro omzet is het huis, beter gekend onder zijn merknaam Bozar, na de Muntschouwburg (de nationale opera) de grootste instelling van het land. “Wij zijn een naamloze vennootschap van publiek recht met een sociaal oogmerk. Wij hebben geen commerciële doeleinden. Dat staat ook zo in onze beheersovereenkomst. Onze aandeelhouder, de federale staat, verwacht geen dividend.”

Paul Dujardin staat nochtans bekend als een beenharde bezuiniger. “We draaien een euro vier keer om alvorens hem uit te geven.” Het resulteerde in 2005 in een licht negatief bedrijfsresultaat van min 68.000 euro. In 2005 ontving Bozar 13,2 miljoen euro subsidies. Dat is het hoogste cijfer, na de Brusselse en Vlaamse operahuizen. Want het subsidiespectrum voor de negen concerttempels reikt ver. Van gemeenten, provincies, via de Vlaamse Gemeenschap tot de Europese Unie. Voor de Brusselse instellingen is er bovendien de helpende hand van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het Brussels Gewest, de Franstalige Gemeenschap én de Franstalige Gemeenschapscommissie. En niet te vergeten tal van internationale vertegenwoordigingen in de hoofdstad van Europa.

Spannende gemeenteraadsverkiezingen

Gemeentelijke en stedelijke subsidies worden vastgelegd voor zes jaar, bij het begin van de legislatuur. Met spanning wordt dan ook uitgekeken naar de verkiezingsuitslag van 8 oktober. Maar de belangrijkste geldverschaffer blijft de Vlaamse Gemeenschap. Eind juni deelde de Vlaamse minister van Cultuur Bert Anciaux (Spirit) 22,3 miljoen euro structurele muzikale subsidies uit. Dat bedrag wordt elk jaar opnieuw bedeeld in de periode 2007 tot 2009. Het totale bedrag aan structurele muzikale subsidies bedraagt 50,8 miljoen euro (27,6 miljoen euro vloeit naar de orkesten DeFilharmonie, VRO-VRK en de Vlaamse Opera), of 13 % van de Vlaamse cultuurbegroting.

Een rondvraag in het klassieke cultuurwereldje leidt tot drie belangrijke vaststellingen:

1. Lobbyen en politiek. De stadsbesturen hebben behoorlijk wat lobbywerk verricht. Brugge en Gent werden daarmee goed bediend. De Gentse vzw Stedelijke Concertzaal De Bijloke zag zijn subsidiebedrag verdrievoudigen naar 750.000 euro. Voor sectorkenners een gigantische stijging. Als verklaring voor dat manna rolt geregeld de naam Dany Vandenbossche over de tongen. De Vlaamse volksvertegenwoordiger (SP.A) is voorzitter van de Parlementaire Commissie Cultuur en bekleedt mandaten in De Bijloke, maar ook in de Vlaamse Opera en het Concertgebouw Brugge. Ook die laatste werd goed bediend met een verhoging van de subsidie met een kwart naar 2,5 miljoen euro.

“De minister geeft algemeen gezien meer uit aan cultuur,” analyseert Jan Briers, gedelegeerd bestuurder van het Festival van Vlaanderen. “Maar soms krijg ik het gevoel dat de minister niet voldoende macht heeft om zelf een beleid te voeren. Hij wordt niet alleen door de adviescommissies, maar ook door zijn collega’s onder druk gezet.”

Pierre Van Diest, financieel directeur van deSingel, merkt een gelijklopende evolutie: “In de overzichttabel van muzieksubsidies werd een extra kolom gecreëerd: regio. Merkwaardig.Voor de eerste keer werd die kolom openlijk getoond. Hoeveel middelen krijgt elke regio? Men ging minder uit van het principe: waar in het Vlaamse kunstenlandschap zijn de interessante artistieke producties?”

2. Van ensembles naar gebouwen. Een belangrijke tendens bij de subsidiekeuze was een verschuiving van de financiering van muziekensembles naar de concertgebouwen. Artiesten moeten een goede productie maken. Maar de concertgebouwen vermarkten het product, zij zijn de specialisten voor de publiekswerving. Zij kennen iets van promotie, weten hoe ze zalen vol krijgen.

3. Onwennig bij privé-initiatief. De ambtenarij voelt zich wat onwennig bij de twee privé-initiatieven in de kunstensector, de Handelsbeurs in Gent en Flagey in Brussel. Het resulteerde voor de vzw Flagey in een negatief advies. Toch viste minister Anciaux het Brusselse cultuurhuis op. Flagey werd verblijd met een subsidie van een miljoen euro. “Het advies was heel kort, amper dertig regels. Er staan geen richtlijnen in met suggesties,” antwoordt Bernard Boon-Falleur. Volgens de algemeen directeur van de vzw Flagey viel de commissie onder meer over de samenwerking tussen de nv Omroepgebouw Flagey en de vzw. “Het is een speciale constructie, die zelden voorkomt. De ambtenarij is niet gewend aan een dergelijke structuur. Dat is misschien treurig, maar ik wil absoluut niet polemiseren. Ik heb nu een reeks contacten voor een diepere dialoog met de overheid.”

Captains of industry in geldnood

Aan contacten zal het Flagey niet ontbreken. Door toedoen van 46 ondernemers werd sinds 1998 een geldstroom van 49 miljoen euro in het voormalige radiogebouw aan het Brusselse Flageyplein gepompt. Financiële captains of industry zoals Piet Van Wayenberghe, Etienne Davignon, Jan De Clerck, Jan Toye en Frank Meersman brachten 23 miljoen euro binnen als maatschappelijk kapitaal in de nv Omroepgebouw Flagey.

De overheid gaf een subsidie van 10,6 miljoen euro voor de renovatie van het gebouw. Daarnaast werd 15 miljoen euro geleend. Het gerenoveerde concertgebouw opende eind september 2002 de deuren. Een kwart van het gebouw wordt verhuurd voor commerciële doeleinden, driekwart wordt ingenomen door de culturele instelling vzw Flagey. De private mecenassen hoopten dat de opbrengsten uit de huur de culturele activiteiten zouden financieren. De commerciële huurders brachten in 2005 weliswaar 1,5 miljoen euro in het laatje, maar de vzw bouwde inmiddels een schuld op van 3,8 miljoen euro ten aanzien van de nv. Samen met de zware afschrijvingen en de leninglasten, leidde het tot een overgedragen verlies van 6,8 miljoen euro eind 2005.

“De balansstructuur van de nv Omroepgebouw Flagey zal de volgende jaren verbeteren,” berekent algemeen directeur Bernard Boon-Falleur. “De huurgelden worden geïndexeerd, de afschrijvingen zullen dalen. De kasstroom verbetert jaarlijks. Maar we hebben wellicht één fout gemaakt: we hadden van bij de start subsidies moeten vragen.”

Ook dat andere private initiatief, de Handelsbeurs in Gent, trok te laat aan de mouw van de subsidiërende overheid. Pas vanaf 2007 volgt een eerste schijf van een driejaarlijkse steun, via de Vlaamse Gemeenschap, van 200.000 euro. De eigenaar van het gebouw is de vzw Noordstarfonds. Het fonds – met een balanstotaal van 32 miljoen euro – werd in 1935 opgericht en heeft als maatschappelijk doel de sponsoring van culturele activiteiten. De vzw voorzag na de opening in september 2002 een jaarlijkse uitkering van een miljoen euro voor de werking van de Handelsbeurs, maar de exploitatie van het geklasseerde gebouw is duurder dan verwacht. “We hebben jaarlijks een tekort van ruim een miljoen euro,” aldus algemeen directeur Daan Bauwens. Dat verlies vrat de voorbije twee jaar al 2 miljoen euro uit het eigen vermogen van de vzw Noordstarfonds.

Dure gebouwen

Bouwlasten spelen ook concerttempels parten die integraal door de overheid werden gefinancierd. De vzw Concertgebouw Brugge kijkt na vier jaar werking aan tegen een overgedragen verlies van 1,7 miljoen euro. “De constructie van het Concertgebouw werd initieel op 41 miljoen euro begroot,” rekent zakelijk directeur Katrien Van Eeckhoutte. “Maar de prijs werd met 2 miljoen euro overschreden. Die extra som werd gefinancierd via een investeringskrediet. Dat weerspiegelt zich uiteraard in het boekhoudkundige resultaat.”

Het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten speelt nog in een andere categorie, met zijn 32.000 vierkante meter bruikbare oppervlakte. Directeur-generaal Paul Dujardin berekent het gebouwonderhoud op jaarlijks 1,9 miljoen euro. Personeel en administratie inbegrepen, komt Dujardin aan jaarlijkse werkingkosten van 13,5 miljoen euro. Maar zijn aandeelhouder, de federale staat, geeft hem een structurele subsidie van 7,7 miljoen euro. De resterende middelen worden dus gevonden via andere subsidies én eigen inkomsten. Dujardin heeft de kunst van het vinden van middelen degelijk onder de knie. Want maandag 4 september startten bijkomende verbouwingswerken aan het Paleis, voor 18 miljoen euro. “Het is een publiek-private samenwerking van de federale staat en de Nationale Loterij. Men kan de Loterij een privébedrijf noemen in de mate dat het een autonoom overheidsbedrijf is.”

Eigenlijk is De Bijloke in dit rijtje van concertgebouwen nog het best bediend. In januari 2007 worden werken voor een bedrag van 24 miljoen euro afgerond. Het concerthuis ontvangt een infrastructuursubsidie van de stad Gent van jaarlijks 800.000 euro, en dat gedurende 30 jaar.

Overaanbod aan zalen?

Al die nieuwe of opgeknapte gebouwen hebben één gemeenschappelijk kenmerk: sinds het millenniumjaar heerst er een grote drukte op de concertmarkt. Het Concertgebouw Brugge, De Bijloke, Flagey én Handelsbeurs gooiden een extra capaciteit van bijna 4000 zitjes op de markt, uitsluitend voor de grootste concertzalen. “Neen, er is geen overaanbod aan zalen,” weerlegt Yves Rosseel van De Bijloke. “Vier concertzalen met een capaciteit van duizend plaatsen in Vlaanderen is een minimum als je grote orkestproducties wilt brengen. Als de grote orkesten investeren in een productie, en die niet op zijn minst vier keer kunnen spelen in eigen streek, is dat problematisch.”

Daarnaast ontwikkelde Bozar onder zijn nieuwe directeur-generaal Paul Dujardin een onmiskenbare dynamiek. “Ik zit sinds 1988 in de business. Ik had nooit de indruk dat het eenvoudig was. Het publiek komt niet vanzelf. Ik heb er elk jaar voor gevochten. Maar het paleis kan overleven, omdat we Brussel zijn. Met dezelfde ambities zouden we in Antwerpen niet overleven. Brussel is de hoofdstad van Europa met zijn diplomaten, journalisten, Europese ambtenaren. Dat is onze hefboom. Bozar heeft een nieuwe dynamiek gevonden dankzij het institutionele belang van Brussel.”

De nieuwkomers op de concertmarkt hebben een snelgroeiend publiek. Maar een gevestigde waarde als deSingel voelt de hete adem van dat jonge geweld in de nek. “Ja, er is wel degelijk concurrentie,” beaamt algemeen directeur Jerry Aerts. “In de jaren negentig kenden wij een groeiende markt. We konden het aantal concerten jaarlijks opdrijven. We konden toen ook ongestraft de prijzen verhogen. Maar sinds 2001 bleef de ticketprijs stabiel.”

Gecorrigeerd na inflatie gaat het zelfs om een reële daling van de ticketprijs. Ook andere concerttempels houden hun toegangsprijzen in toom. Alleen het Concertgebouw Brugge verhoogde dit seizoen de prijzen in de laagste categorie. Van gedifferentieerde ticketprijzen in functie van een lekkere verkoop is voorlopig nauwelijks sprake in de Vlaamse concertzalen. Hooguit kosten de tickets tijdens de première van een opera wat meer. In De Bijloke wordt zelfs een uniform tarief gehanteerd, los van de bekendheid van de artiest. “Onze maximumprijs is 20 euro,” stelt Yves Rosseel. “We zitten niet in de logica van kassa-kassa. Dat kan dom lijken, maar het is onze filosofie. Het heeft te maken met de structurering van onze publieksopbouw. We willen ons publiek niet opsplitsen in een bemiddeld publiek voor de prestigieuze concerten en dan de anderen.”

Sterdirigenten zijn topvoetballers

Democratisering van de cultuurparticipatie, zo luidt de motivering. Iedereen moet toegang hebben tot alles. Bepaalde categorieën van tickets moeten goedkoop zijn, zodat ook armere burgers genieten van het klassieke concertwezen.

Maar dat beleid stoot op twee limieten:

1. Cao jaagt kosten de hoogte in. Het subsidiebeleid leidde tot een fikse verhoging van de uitkoopsom (het bedrag dat de artiest ontvangt voor zijn concert). Wie subsidies wil, moet de cao Podiumkunsten nauwgezet in acht nemen. Ook voor de repetities moeten die dure tarieven gehanteerd worden. Voordien repeteerden de musici, zonder bezwaar, als het ware voor een hongerloon. Nu moeten ook voor de repetities de officiële tarieven gehanteerd worden. Die formalisering leidde tot een sterke opwaartse druk op de uitkoopsommen.

2. Onbetaalbare toppers. Voor de gemiddelde concertzaal is het binnenhalen van echte toppers een onmogelijke strijd. Alleen Bozar, met zijn 2200 zitjes, kan de echte top in huis halen (zie ook kader: Berliner Philharmoniker: het duurste orkest ter wereld). Voor de andere concerthuizen ligt de grens van wat ze kunnen betalen aan een orkest onder 50.000 euro. “Wij betalen geen uitkoopsom van 100.000 euro. Dat zou voor onze zaal krankzinnig zijn en van slecht beleid getuigen,” aldus Jerry Aerts van deSingel.

Peter De Caluwe, de nieuwe intendant van de Muntschouwburg, is zelfs niet geïnteresseerd in peperdure artiesten. “Sommige sterdirigenten vragen 65.000 euro voor een operavoorstelling. Zo verpesten ze onze business. Dat is totaal onacceptabel. Die mensen zitten in een prijzencircus. Ze komen bij mij niet aan bod. De artistieke kwaliteit is bovendien niet wat je ervoor betaalt. Dat is net als met het voetbal. De dure transfers zijn lang niet altijd waard wat ervoor betaald werd.”

Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content