VBO legt Belgische loonhandicap op 10 %

Het VBO is het niet eens met de analyse van VKW Metena dat de loonkostenhandicap dit jaar opnieuw fors oploopt.

Het is voorbarig om nu al het proces van het loonakkoord 2005-2006 te maken,” zegt Edward Roosens, raadgever van het economische departement van het VBO. “Dat loonakkoord staat volledig in het teken van een correctie: de loonnorm van 4,5 % wordt over het algemeen vrij goed nageleefd, terwijl de eind 2004 verwachte gemiddelde loonstijging in de drie buurlanden 5,3 % bedraagt. Het loonakkoord omvat ook andere ondersteunende maatregelen, zoals de lastenverlagingen op ploegenarbeid en overuren vanaf 1 juli. Bovendien hechten we als werkgevers veel belang aan de sociale vrede. Die heeft een bepaalde, maar zeker geen overdreven, prijs.”

Het VBO reageert daarmee op cijferwerk van denktank VKW Metena (zie Trends, 30 juni 2005) op basis van recente cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). VKW Metena berekende dat de loonkostenhandicap van de Belgische privé-sector ook dit jaar verder blijft oplopen. “In eigen land stijgen de loonkosten per werknemer dit jaar met 2,3 %, terwijl ze bij onze buurlanden met slechts 1,2 % toenemen. Vooral een loonstop in Duitsland heeft het Belgische akkoord achterhaald,” zegt Geert Janssens van VKW Metena.

Het VBO is het dus niet eens met deze analyse. Roosens: “Ten eerste is er van een loonstop in Duitsland geen sprake. De Duitse werkgevers bevestigen ons dat er in Duitsland voor de metaalsector, die richtinggevend is voor de andere sectoren, enkele weken geleden een akkoord is afgesproken dat voorziet in een loonstijging van 3 à 3,5 % voor dit en volgend jaar. Voor de andere sectoren is er nog geen akkoord. Bedrijven die een individuele CAO van toepassen, kijken tegen loonstijgingen aan van 2,5 % of zelfs meer voor 2005 alleen.”

Bovendien hanteert VKW Metena niet de beste maatstaf om de loonkosten te meten, vindt Roosens. “Ze werken met loonkosten per eenheid product en loonkosten per werknemer in plaats van loonkosten per uur. In Duitsland zorgt de toename van het aantal banen met een beperkte arbeidsduur (tien tot vijftien uur per week) voor een kunstmatige afroming van de loonkosten per werknemer. Onze maatstaf, de loonkosten per uur, neutraliseert dat statistische effect.”

Dat neemt niet weg dat ook het VBO erkent dat de Belgische ondernemingen met een loonkostenhandicap van 10 % kampen in vergelijking met de drie buurlanden – hoe die ook gemeten wordt. VKW Metana komt uit op 8,5 % (per eenheid product) à 11 % (per werknemer), het VBO spreekt van ruim 10 % (per gewerkt uur). Edward Roosens: “Die loonkostenhandicap is echter vooral opgebouwd in de periode 1989-1993, toen de ontsporing 9 % bedroeg. Tussen 1994 en 2000 nam de handicap licht af tot 8 %, om daarna terug op te lopen. Die stijging was dan weer essentieel te wijten aan een hoger dan verwachte loonindexering in de periode 2001-2002.”

D.K.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content