Van werknemer tot ambachtsman

Met je handen werken en direct resultaat zien van je werk: dat zijn twee belangrijke redenen om ambachtsman te worden. Naar aanleiding van de Dag van de Ambachten op 6 februari brengt Trends vier portretten van managers en bedienden die kozen voor een ambacht.

“De banken begrijpen het niet”

Bruidsjurkenontwerpster Veerle Praet geeft tijdens het interview in haar winkel in de Brugse binnenstad gauw nog wat aanwijzingen aan haar medewerkster. Straks vertrekt ze naar een beurs. Tien jaar geleden gaf ze haar beroep als regent Engels-geschiedenis-aardrijkskunde op om het over een andere boeg te gooien. Het kantelpunt kwam er toen ze zocht naar haar eigen bruidsjurk en haar gading niet vond. “Ik naai al sinds mijn vijfde. Mijn moeder werkte in de couture, maar had geen eigen zaak. Ik wist goed wat ik wilde: een jurk in middeleeuwse stijl. Samen met mijn moeder heb ik die zelf ontworpen en gemaakt. Op basis van die jurk kreeg ik heel wat bestellingen.” Het leidde tot een klein winkeltje in Brugge. “Ik ben begonnen met zes jurken. Ik wou stijlvolle, tijdloze bruidsjurken maken die mensen beroeren. Toen iemand een jurk bestelde waarvan ik de sleep nauwelijks kon openleggen in mijn kleine winkel, wist ik dat het tijd was om te verhuizen. Sinds 2003 zitten we in dit pand.”

Veerle Praet maakt een jurk per week. Alles wordt met de hand genaaid en op de trouwdag kleedt ze zelf de bruid aan. Naast bruidsjurken levert ze ook kledij voor bruidsmeisjes en de naaste familieleden. Sinds dit jaar heeft ze iemand op proef om haar zaak commercieel uit te werken. “Maatwerk brengt veel werk mee en het cliënteel is beperkt. Ik stel daarom op 6 februari mijn eerste prêt-à-portercollectie voor.”

Zo hoopt ze haar klantenbestand te verruimen. “Niet iedereen voelt zich goed bij het coutureproces. Sommigen willen jurken zien waaruit ze kunnen kiezen.” De nieuwe stap moet de funderingen van haar zaak verstevigen. “Een jurk kost bij ons 5000 à 6000 euro. We zijn nu licht winstgevend, maar elke keer als ik een verkoop sluit investeer ik in nieuw materiaal”, zegt de ontwerpster, die het opgegeven heeft om met de bank te praten. “Ze begrijpen het niet. Voor hen betekent ondernemerschap in de eerste plaats geld verdienen. Voor mij betekent het dat elke bruid er een uit de duizend is.”

“Ook met een oeroud product kun je innoveren”

Dat Karen Depoorter nu confituur, gelei en vruchtenboter – een Engelse spe-cialiteit die op jam lijkt – maakt, had ze een paar jaar geleden zelf nooit kunnen bedenken. Na haar studies politieke en sociale wetenschappen ging ze aan de slag op de persdienst van het Filmfestival Gent, waarna ze in 2001 managing director werd van Mediadesk Vlaanderen.

Wanneer haar eerste kind wordt geboren, kan ze die job niet meer combineren met haar gezin. Ze wil dichter bij huis werken. “Achter ons huis ligt een oud fabriekspand dat we hebben gerenoveerd tot een bed & breakfast.” Na een nieuwe gezinsuitbreiding gaat ze, om het inkomen van haar gastenkamers aan te vullen, in 2006 werken bij het International Con-vention Center Ghent, eerst deeltijds als accountmanager, maar al snel als voltijds communicatiemanager. Na twee jaar is ze uitgekeken op die baan. Ze concentreert zich dan maar op haar bed & breakfast, die ze Callas heeft genoemd, en drijft de bezettingsgraad in vier maanden op van 50 tot 90 procent.

Op zoek naar lekkere confituur voor haar B&B besluit ze die uiteindelijk maar zelf te maken. “Ik vond niets in de handel. Alles was te zoet. Mijn eerste pogingen waren vreselijke mislukkingen, maar ik wilde het niet opgeven.” Wanneer het eindelijk lukt, wil ze geen klassieke pruimen- of aardbeienjam maken. “Mensen staan vandaag open voor zoveel nieuwe smaken.” Ze maakt onder meer banaan met chocolade, rabarber met geconfijte gember, en ananas met dadels en vanille.

Een ex-buurvrouw proeft de confituur en biedt die aan in haar ontbijtzaak aan het station. “Binnen een jaar had ik zestien verkooppunten.” Haar keuken wordt te klein en ze koopt een pand vlakbij haar huis, waar ze sinds augustus in grote jampotten roert. Callas Confiture heeft intussen dertig verkooppunten, meer dan twintig producten en binnenkort komt de eerste medewerker in dienst.

“Met een ambacht kun je echt experimenteren”

“Elf uur ‘s ochtends is het beste moment om bier te proeven,” zegt brouwer Marc Andries ernstig. “Het ontbijt is verteerd. Je smaakpapillen staan op scherp.” Ik sla zijn aanbod af, maar neem me voor op een beter moment een Kessel Blond van Brouwerij De Vlier te degusteren. De experimenten met gist en wort die hij voor zijn eindwerk aan de VUB uitvoerde, leverden hem een baan op bij Meura, een Belgische constructeur van brouwerijmateriaal. In 1999 ging hij aan de slag bij de toen nog onaf- hankelijke Ardense brouwerij Achouffe. “Ik wist dat als je de stiel goed wilt beheersen, je zelf in een brouwerij moet werken. Het voordeel van een kleine brouwerij is dat je heel intensief bijleert en alles zelf moet doen.”

Een jaar later ontmoette hij zijn vriendin en keerde hij terug naar Leuven. Hij vond een baan bij Brouwerij Haacht, waar hij twee nieuwe productielijnen opstartte en de oude bottellijnen beheerde. Na vier jaar stapte hij in 2004 over naar een andere sector. “De zonnecellenproducent Photovoltech had toen net productielijnen gekocht, maar zocht iemand om ze op poten te zetten. In 2007 kreeg ik telefoon van de Nederlandse sectorgenoot Solland. Ik heb er een jaar gewerkt, maar ik wilde terug naar de brouwerijwereld.”

In maart 2008 richtte hij zijn bvba op, in juli brouwde hij zijn eerste bier en in september begon hij te verkopen. Hij vernoemde zijn brouwerij naar Vlierbeek, een deelgemeente van Kessel-Lo. Al snel verhuisde hij naar een grotere locatie in buurgemeente Holsbeek en noemde een nieuw bier Holsbeek Lente Tripel. De brouwerij bevindt zich in de kelder van zijn woonhuis, met een degustatielokaal op het gelijkvloers en een voorraadruimte achter het huis. Hij kon de vraag niet volgen en brouwde in zijn tweede jaar 15.000 liter bier. “Groeien betekent grotere volumes en om die te brouwen moet ik investeren in een grotere installatie, verhuizen en personeel in dienst nemen om te helpen bij het afvullen. Het voordeel van klein te zijn, is dat je meer kunt experimenteren. Ik kan dingen doen waar grote brouwerijen schrik van hebben. Als ik een nieuw bier uitprobeer, hoef ik maar dertig liter weg te gooien als het experiment mislukt. Zo kom je snel tot innovaties, zoals het aperitiefbier Gulden Delle.”

De inkomsten uit de brouwerij dekken voorlopig de vaste kosten. In afwachting van een bescheiden groei door efficiënter te werken, vult Andries zijn loon aan met een deeltijdse baan als salesman bij Belgosuc dat suikers verkoopt aan de voedingsindustrie.

“Het voelt niet aan als werken”

Hij was projectleider in een industrieel bedrijf, zij werkte als kaderlid bij een grote Belgische bank. Allebei hielden ze van lekker eten en droomden ze ervan om “iets met hun handen doen”. Net voor hun dertigste kozen ze resoluut voor een nieuwe carrière.

“In 2004 volgde ik een opleiding tot chocolatier. Ik liep toen stage bij de befaamde Brusselse chocolatier Wittamer”, vertelt Benoît Nihant, een Luikenaar. Een meevaller, want het productieapparaat van Wittamer behoort tot de meest ambachtelijke van de Belgische chocolademakers. “Het was geen lucratief jaar, maar wel bijzonder leerrijk”, aldus Nihant, die begin 2006 zijn eigen zaak oprichtte. Zijn echtgenote Anne bleef als bediende werken om een verzekerd inkomen te hebben. Eind 2007 stapte ze – ook met een diploma chocolademaker op zak – in het bedrijf. Ze begon niet alleen chocoladebonbons te maken, maar ontwierp ook het logo en de huisstijl van Benoît Nihant Chocolatier. “Er was geen geld om dat door een professional te laten doen”, legt ze uit.

In een land als België met een chocoladebusiness beginnen, is een ge-waagde zet. “We waren ervan overtuigd dat er in het topsegment nog een markt voor ons openlag”, zegt Nihant. Ambitieuzer dan Marcolini, die groentjes uit Luik? “Ondanks hun reputatie maken de meeste grote Belgische chocolatiers hun creaties met industriële dekchocolade, die inspeelt op de smaak van het grote publiek. Wij selecteerden zelf een aantal plantages, die ons zuivere chocolade leveren, uniek van smaak en textuur. Ons doel is heel eenvoudig: we willen de beste chocoladeproducten maken die er bestaan.”

Na een startinvestering van 125.000 euro in materiaal moest het echtpaar tot tweemaal toe naar een ruimer pand verhuizen om de groei te kunnen volgen. Vandaag heeft Benoît Nihant Chocolatier, gevestigd in de bedrijvenzone van Trooz, een tiental mensen in dienst – arbeiders en verkopers. De producten zijn verkrijgbaar in de drie eigen winkels (Embourg, Luik en Maastricht) en bij warenhuis Rob in Brussel. Ook sterrenrestaurants zoals Comme Chez Soi – waarvoor Nihant een huisassortiment ontwikkelde – serveren zijn pralines.

BENNY DEBRUYNE EN CAMILLE VAN VYVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content