Van herkwalificatie, verlos ons Heer

De fiscus wil alle bestuurders- bezoldigingen die aan bestuurders- vennootschappen worden uitgekeerd voortaan als dividenden behandelen. Waardoor ze niet langer aftrekbaar zouden zijn voor de vennootschap die ze ontvangt.

De begrotingsmaatregel die in fiscale middens het meeste stof doet opwaaien, is ongetwijfeld de beslissing om tantièmes die aan vennootschappen/bestuurders worden uitgekeerd te herkwalificeren in dividenden.

AFTREKBAAR.

Waarover gaat het ? Veronderstel vennootschap A en vennootschap B. Vennootschap A heeft 100 frank winst en vennootschap B heeft ook 100 frank winst. Vennootschap B is bestuurder van A. Omwille van dat bestuurdersmandaat keert vennootschap A 100 frank winst uit aan vennootschap B. Bestuurdersbezoldigingen zijn aftrekbare beroepskosten. De winst van vennootschap A daalt dus met 100 frank, terwijl de winst van vennootschap B met 100 frank stijgt. A betaalt in het voorbeeld geen belasting. B betaalt belasting op 100 frank eigen winst, verhoogd met 100 frank bestuurdersbezoldiging. Samen 200 frank.

De beslissing van de regering houdt in dat de bestuurdersbezoldiging als een dividend moet worden aangemerkt, en bijgevolg in het voorbeeld niet meer aftrekbaar is bij A. De 100 frank bestuurdersbezoldigingen blijven bijgevolg belastbaar bij A. Vennootschap B ontvangt 100 frank dividenden, die in beginsel ook bij haar belastbaar zijn. Onder bepaalde voorwaarden zijn dividenden evenwel bij de ontvangende vennootschap als definitief belast inkomen (DBI) aftrekbaar. Dat geldt ook voor de bestuurdersbezoldigingen die vennootschap B ontvangt, en die nu in dividenden zijn omgetoverd. Vennootschap B mag bijgevolg het ontvangen bedrag aftrekken. Naar rato van 95 %. DBI’s zijn immers niet volledig aftrekbaar. Wel tot 95 %. De belastbare winst van vennootschap B ziet er bijgevolg als volgt uit : 100 frank eigen fiscale winst + 100 frank ontvangen bestuurdersbezoldigingen – 95 aftrekbare DBI. In totaal dus 105.

Als men vennootschap A en vennootschap B samen neemt, is er bijgevolg (na de wetswijziging) 205 frank belastbare materie. 100 frank bij vennootschap A en 105 frank bij vennootschap B.

CATASTROFAAL.

De wetswijziging is in het voorbeeld bijgevolg niet zo catastrofaal als door sommigen wordt voorgehouden. Voorheen was de belastbare materie ook al 200 (0 bij vennootschap A en 200 bij vennootschap B). Nu is dat 205. Een stijging met 5.

Maar dat geldt natuurlijk slechts voor zover vennootschap B de ontvangen bestuurdersbezoldigingen als DBI in aftrek kan brengen. Zoniet stijgt de belastbare materie (in totaal) niet met 5, maar wel met volle 100 frank. De dividenden worden dan immers ook nog eens volledig bij vennootschap B belast. Waardoor de belastbare materie wel catastrofaal stijgt, van 200 naar 300 (100 bij vennootschap A en 200 bij vennootschap B).

AANDEELHOUDER.

Vandaar dat er in de praktijk zoveel stemmen opgaan om de herkwalificatie te beperken tot de situaties waarin vennootschap B niet alleen bestuurder is van vennootschap A, maar bovendien ook ten minste 5 % van de aandelen van vennootschap A bezit. Dividenden geven immers slechts recht op de DBI-aftrek als de vennootschap die ze ontvangt, in het kapitaal van de uitkerende vennootschap een deelneming bezit van ten minste 5 % of met een aanschaffingswaarde van ten minste 50 miljoen frank.

LOOPHOLE.

Vraag is alleen of de fiscus bereid is om deze beperking (tot bestuurdersvennootschappen die ook aandeelhouder zijn) te aanvaarden. Naar verluidt is het immers de bedoeling om met de herkwalificatie in dividenden een fiscale loophole af te grendelen die zich niet noodzakelijk alleen maar voordoet in situaties waarin de bestuurdersvennootschap tevens aandeelhouder is.

Neem opnieuw onze vennootschap A. Zij heeft te veel winst. 200 miljoen frank, om precies te zijn. Waarop zij tientallen miljoenen vennootschapsbelasting dreigt te moeten betalen. Vennootschap A gaat bijgevolg op zoek naar een methode om die winst af te schuimen. Wat blijkt ? In de vennootschapsgroep waartoe zij behoort, zit nog een vennootschap B die zwaar in het rood werkt. Vennootschap B die trouwens geen aandeelhouder is van A wordt ijlings tot bestuurder in vennootschap A benoemd, waarna vennootschap A de kersverse bestuurder wegens bewezen diensten een forse bestuurdersbezoldiging toekent. Van 200 miljoen frank. Vennootschap A is van haar fiscale winst verlost. En vennootschap B kan de ontvangen bestuurdersbezoldiging meteen compenseren met haar zware verliezen. Zodat A en B tevreden zijn. En alleen de fiscus ontevreden achterblijft.

OPEN.

In de nieuwe regeling heeft zo’n winstverschuiving geen zin. De in dividenden geherkwalificeerde bestuurdersbezoldigingen (200 miljoen frank in het voorbeeld) blijven dan immers voor A belastbaar. Tenzij men de herkwalificatie zou beperken tot situaties waarin de ontvangende vennootschap ook aandeelhouder is van de uitkerende vennootschap. Wat in het voorbeeld niet het geval is. En waardoor de loophole uiteindelijk wagenwijd open zou blijven staan.

De herkwalificatieregeling ook toepassen in situaties waarin de bestuurdersvennootschap geen aandeelhouder is, en tegelijk ervoor zorgen dat geen catastrofale verhoging van de belastingdruk ontstaat, is trouwens perfect mogelijk. De wetgever hoeft daartoe heel eenvoudig de minimumparticipatievoorwaarde te schrappen. Anders gezegd, hij moet gewoon toelaten dat de in dividenden geherkwalificeerde bestuurdersbezoldigingen bij de ontvangende vennootschap als DBI aftrekbaar zijn, ook als die vennootschap geen aandelen bezit in het kapitaal van de uitkerende vennootschap.

BEROEPSKOST.

Uiteindelijk en belangrijker is de vraag of deze herkwalificatieregeling wel nodig is. In het voorbeeld gingen we ervan uit dat de bestuurdersbezoldiging van 200 miljoen frank die vennootschap A aan vennootschap B uitbetaalt, op dit ogenblik zonder meer als beroepskost aftrekbaar is. De vraag is evenwel of dit wel degelijk het geval is. Daarover bestaat betwisting.

Bestuurdersbezoldigingen waren vroeger we spreken over de jaren tachtig en vroeger niet als beroepskost aftrekbaar. Of beter gezegd, de niet-aftrekbaarheid was de regel, en de aftrek de uitzondering. Met de belastinghervorming van eind de jaren tachtig heeft men die regeling geschrapt. Sindsdien staat in het Wetboek onomwonden te lezen dat de bezoldigingen van bestuurders (net als die van werkende vennoten) als beroepskosten worden aangemerkt (art. 195 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen).

OPPORTUNITEIT.

De vraag is dan of daarmee alle bestuurdersbezoldigingen ongeacht hun bedrag als beroepskost aftrekbaar zijn. Daarover lopen de meningen uiteen. Volgens een eerste stelling is dat inderdaad het geval. De wetgever zegt duidelijk dat bestuurdersbezoldigingen als beroepskost worden aangemerkt. En daaronder zijn ook de eigenlijke tantièmes begrepen, de winstuitkeringen die vroeger niet aftrekbaar waren, en die dat nu wel zijn. De fiscus heeft zich volgens deze stelling niet te bemoeien met het bedrag van die tantièmes. Het behoort uitsluitend aan de vennootschap die ze uitkeert om te beslissen hoeveel winst zij in de vorm van tantièmes (dus bestuurdersbezoldigingen) wil uitkeren. Anders beslissen zou erop neerkomen dat de fiscus zich mag mengen in de opportuniteit van de beslissingen die de vennootschap neemt.

VOORWAARDEN.

Niet waar, zeggen anderen. Dat de wetgever de bestuurdersbezoldigingen als principieel aftrekbare beroepskosten aanmerkt, neemt niet weg dat men nog altijd moet nagaan of de sommen die de vennootschap aan haar bestuurders uitkeert, wel beantwoorden aan de basisvoorwaarden waaraan aftrekbare beroepskosten moeten voldoen. Die luiden dat de uitgave gedaan of gedragen moet zijn om belastbare beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden.

Volgens deze stelling moet derhalve worden nagegaan of de bestuurdersbezoldiging wel beantwoordt aan een bestuurdersactiviteit. En dus, of er een verband bestaat tussen de omvang van de bezoldiging en de omvang en het belang van de prestaties die de bestuurder heeft verricht.

In die gedachtengang is een bestuurdersbezoldiging van 200 miljoen frank allicht behoudens in zeer uitzonderlijke omstandigheden uit den boze. In de eerste gedachtengang is diezelfde bezoldiging zonder meer aftrekbaar.

Blijkbaar wil de fiscus deze discussie nu in eigen voordeel beslechten door alle bestuurdersbezoldigingen die aan bestuurdersvennootschappen worden uitgekeerd voortaan als dividenden te behandelen en dus niet meer aftrekbaar te laten zijn bij de vennootschap die ze ontvangt. Vraag is dan of dit geen overkill-maatregel is. Hoger werd immers aangetoond dat de nieuwe regeling in alle gevallen een zekere verhoging van de belastingdruk tot gevolg heeft (doordat DBI’s slechts naar rato van 95 % aftrekbaar zijn), en in sommige gevallen zonder begeleidende maatregelen tot een catastrofale verhoging van de belastingdruk kan leiden.

PRECISEREN.

Vandaar dat men zich moet afvragen of hetzelfde effect (het afsluiten van de geschetste loophole) niet op een andere manier en zonder verhoging van de belastingdruk kan worden bereikt. Het volstaat dat de wetgever de voorwaarden preciseert waaronder hij de bestuurdersbezoldigingen als beroepskost aftrekbaar acht. En dat hij bijvoorbeeld uitdrukkelijk zegt dat ze in een relevante verhouding moeten staan met de omvang van de uitgeoefende bestuurdersfunctie. Dan is herkwalificatie (met alle problemen vandien) gewoon overbodig.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content