VALT CHINA ?

SCHIPPEREN TUSSEN KOREA EN TAIWAN.

Als China zijn munt devalueert (wat Chinese leiders ontkennen) breekt de link tussen de Hongkong-dollar en de Amerikaanse dollar en krijgt de regio nieuwe devaluatieschokken te verwerken. De orkaan die langs de buurlanden raast, heeft het Chinese vasteland (nog) niet bereikt. De “geborgenheid” van gesloten kapitaalmarkten behoedt China voor het besmettingsgevaar van valutaturbulenties ; daarnaast vestigt de financiële storm in Oost-Azië de aandacht op de donkere wolken die boven het land samenpakken. Het Chinese woord “crisis” (zie illustratie) is een samenvoeging van twee karakertekens, het ene betekent “gevaar”, het andere “opportuniteit”. Crisissen zijn in China letterlijk uitdagingen. En er zijn aanwijzingen dat de Chinese leiders lessen trekken uit de crisis bij de buren.

Op het eerste gezicht is er weinig aan de hand : de munt houdt zich goed, van de 116 miljard VS-dollar buitenlandse schuld is 10 % kortlopend, het handelsoverschot van 36 miljard VS-dollar stijgt nog, de 135 miljard VS-dollar reserves aan buitenlandse valuta behoren tot de hoogste ter wereld. En ondanks een terugval blijft China groeipercentages voorleggen die geen ander land evenaart.

Het belangrijkste financieringsinstrument van de Chinese economie zijn echter bankleningen. En daar is China in hetzelfde bedje ziek als de meeste slachtoffers van de gele koorts. China is de dans ontsprongen omdat zijn munt onaantastbaar is voor valutahandelaren. De yuan is alleen convertibel op de lopende rekening, niet op de kapitaalrekening (B-aandelen voor buitenlanders op de beurzen van Shanghai en Shenzhen zijn marginaal). De Chinese leiders zullen zich nu wel twee maal bedenken vooraleer ze de munt volledig inwisselbaar maken en de muur afbreken die hun economie afschermt van de rauwe realiteit. Niettemin groeit het besef dat ondoorzichtige overheidsprotectie de etterbuilen niet kan blijven afdekken en dat onder de Chinese economie de tijdbom van een potentiële bankcrisis tikt.

De hervormingsgezinde vice-premier Zhu Rongji belooft een beter toezicht op de kredietverlening door een reorganisatie van de centrale bank : ze zal de berg slechte bankleningen (20 tot 40 % van het BNP) saneren en binnen de drie jaar grote schoonmaak houden in de banksector. Anders dan in Zuid-Korea teren de Chinese banken op een hoge binnenlandse spaarquote, maar de bom moet barsten indien spaarders massaal hun tegoeden zouden opeisen. Meer nog dan in Thailand, Indonesië en Maleisië maskeerde de fenomenale groei van de voorbije jaren een failliet banksysteem. Zoals in de meeste getroffen landen bepaalden vriendjespolitiek en gevestigde belangen de allocatie van (staats)kapitaal. Bankleningen gaan naar onverkoopbare vastgoedprojecten en dienen hoofdzakelijk om doodbloedende staatsbedrijven in leven te houden niet voor expansie, maar gewoon voor het uitbetalen van de lonen.

De slabakkende staatssector bestrijkt nog 30 % van de Chinese economie, de gemengde overheidssector 40 %, de sector met buitenlandse investeringen 17 % en de privé-sector slechts 13 %. Radicale ingrepen, zoals een kredietstop, het opzetten van een Nationale Schuld Herstructureringsmaatschappij en uitgifte van schuldaandelen, zullen de meer dan 10 % economische groei van de voorgaande jaren enkele procenten neerwaarts drukken. Bij een sanering van de staatssector (zoals aangekondigd op het jongste partijcongres) komen honderduizenden jobs op de helling, terwijl de lagere groei het verlies aan arbeidsplaatsen niet zal compenseren. Zhou Lukuan van de volksuniversiteit in Beijing ziet de werkloosheid gevaarlijk stijgen tot 20 % (het officiële cijfer bedroeg 3,6 % in 1996). Dong Tao van Schröder Securities in Hongkong verwacht dit jaar een economische groei van 8 % en in 1999 zelfs 7,7 %. De binnenlandse vraag krimpt, de kleinhandel kende afgelopen jaar met 10,7 % al een groeivertraging tegenover de 13 %-groei in 1996.

Alleen de 20 %-hogere export in 1997, zorgt voor een positieve noot. Want voor het eerst zijn ook de buitenlandse investeringen teruggelopen, met liefst 35 % in de eerste tien maanden van vorig jaar. Het leeuwendeel van de investeringen kwam van overzeese Chinezen uit Zuidoost-Azië wier enthousiasme afgekoeld is, terwijl de Taiwanezen de kat uit de boom kijken.

Niemand voorspelt een Thais scenario. Maar als de export onder druk komt van competitieve devaluaties, buitenlandse investeringen niet langer de drijfriem zijn, de werkloosheid toeneemt, is het duidelijk dat China verre van crisisvrij is. Bij de gezondmaking van zijn staatsbedrijven stond de Chinese leiders het Koreaans model voor ogen. De communistische oligarchie dacht sociale onrust te vermijden en haar belangen veilig te stellen door een chaebolisering op z’n Chinees : het samenvoegen door “huwelijk en adoptie” van sterke en minder sterke staatsbedrijven tot gigantische bedrijfsconglomeraten. Ze zouden de eigen markt domineren en op wereldschaal concurreren met westerse multinationals.

Het partijorgaan suggereerde dat de hervormers zich, na het Koreaanse debacle, best niet langer laten inspireren door het model van de chaebols, dat gevaarlijk dicht bij de centrale planning ligt waar Beijing vanaf wil. In de Chinese wereld ligt een interessanter alternatief : Taiwan.

Taiwan is in de regio een opmerkelijke oase van rust. Het heeft zijn munt veel eerder laten zweven en trotseert ongeschonden de storm bij de buren. Bee Yan Aw en Mark Roberts van Pennsylvania State University zien hiervoor twee verklaringen : veerkrachtige kleine en middelgrote ondernemingen vormen de ruggengraat van deze “flexibele tijger” en een soepele wetgeving maakt het startende bedrijven gemakkelijk en verliezers even eenvoudig om failliet te gaan.

Jan Borgonjon van de China Europe International Business School in Shanghai ziet China niet opschuiven naar het Taiwanese model en in zijn kredietverlening bij voorkeur stimulansen geven aan kleine privé-bedrijven : “Korea is een eye opener, maar ‘ big is beautiful‘ consolideert de bestaande machtsposities. Er is een groeiende trend bij politici en bedrijfsmanagers om daar tegenin te gaan, maar het is nog een minderheid.”

Voor Lino Giudice van Generale Maatschappij in Beijing is het afwachten tot in maart, wanneer een nieuwe Chinese regering aantreedt : “De leiding is bezig de toestand grondig te analyseren en volgt de ontwikkelingen in Korea op de voet. Zeker is dat China vandaag een duur land is geworden. Voor de remedies is het wachten tot na het Chinese nieuwjaar en op de volgende premier.” Wellicht wordt in maart de als een bekwaam economisch manager gerespecteerde Zhu Rongji de nieuwe Chinese regeringsleider.

HET CHINESE WOORD CRISIS Een samenvoeging van de karakertekens gevaar en opportuniteit. De Chinese leiders trekken lessen uit de crisis bij de buren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content