Vakbonden verliezen hun macht

De Belgische vakbonden zijn op hun retour. Dat kunnen een hoge syndicalisatiegraad of de heisa rond de sociale verkiezingen nauwelijks verhullen. De globalisering, de diensteneconomie en de individualisering ondergraven hun machtspositie. En in een enquête van Trends laten zes op de tien Belgen blijken dat de bonden de trein naar de 21ste eeuw hebben gemist.

Onbegrip. De Belgische vakbonden stoten er almaar meer op. Het gevolg van onder andere een spoorstaking net voor een verlengd weekend en het warrige verzet tegen de opening van winkels op 2 mei. Voeg daar de soms wat belegen 1 meitoespraken en nostalgische Rerum-Novarumtoespraken bij, en het is logisch dat Jan met de Pet de indruk krijgt dat de bonden de trein van de 21ste eeuw hebben gemist.

Dat blijkt ook uit een enquête die Trends bij 2000 Belgen uitvoerde. Van de respondenten is 59,7 % van oordeel dat vakbonden onaangepast zijn aan deze tijd. 81,7 % vindt dat ze te sterk redeneren vanuit een ideologie van tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Bijna de helft verwijt hun te weinig oog te hebben voor de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. 70 % is dan weer overtuigd van de noodzaak van een vakbond, maar met een andere taakinvulling.

Belgen staan dus kritisch ten opzichte van de vakbonden. En dat in een land met een van de hoogste syndicalisatiegraden in Europa. In ons land draait die rond 70 %. Ter vergelijking: de syndicalisatiegraad in Duitsland bedraagt 30 % en in Frankrijk ligt die nog een stuk lager.

Het ACV telt officieel 1,6 miljoen leden, bij het ABVV zijn er dat 1,2 miljoen en het liberale ACLVB telt er 210.000. Het ledenaantal van de vakbonden mag gezien worden, maar hun rol is meer en meer het voorwerp van discussie. Volgens academici is deze paradox gemakkelijk te verklaren. Een aantal evoluties tasten de machtspositie van de vakbonden aan. In de diep- gaande studie Arbeid vs Kapitaal. Een kwarteeuw staking(srecht) analyseren verschillende Gentse academici de machtspositie van de Belgische vakbonden. Ze stellen vast dat de globalisering de machts- positie van de vakbonden op lokaal niveau aantast. Bovenop die evolutie doet zich een flexibilisering, tertialisering (meer dienstenbedrijven) en feminisering van de economie voor. Daarbij horen ook heterogenere werknemersbelangen. De belangen van werknemers in een kmo zijn nu eenmaal verschillend van die in een grote industriële groep. De stakingen bij de onderaannemers van Ford Genk begin dit jaar zijn een voorbeeld dat outsourcing er bij de werknemers toe leidt, dat ze hun eigen specifieke belangen verdedigen.

De tijd dat alle arbeiders identieke contracten hadden, is definitief voorbij. Meteen duikt een doembeeld op voor de vakbonden: dat werknemers meer dan vroeger individueel of in kleine groepjes met hun werkgever gaan praten over lonen en arbeidsvoorwaarden. Een tendens die zich al concreet in de feiten vertaalt. Denken we maar aan de nieuwe prestatiegebonden bonus die sinds 1 januari 2008 van kracht is. Via het nieuwe bonussysteem kan een werkgever alle of een deel van zijn medewerkers een financieel voordeel toekennen als vooraf bepaalde doelstellingen worden behaald.

Erwin De Deyn, voorzitter van de BBTK, de bediendencentrale binnen het ABVV, waarschuwt ervoor dat we het effect van die bonus niet mogen onderschatten. “Voor bepaalde deelgroepen zal de loondifferentiatie toenemen”, zegt hij. “Ik heb niets tegen zo’n bonus, maar we moeten er wel omzichtig mee omspringen, omdat hij niet als loon wordt beschouwd. Als je een nettoverhoging toekent van 100 euro, dan kost die aan de werkgever normaal gezien 181 euro. In een bonussysteem is dat 130 euro. Een bonus is ook niet-recurrent. Wat dit jaar is toegekend, wordt niet noodzakelijk ook volgend jaar toegekend. Die discussie woedt volop in veel sectoren en bedrijven.”

Vakbonden in het defensief?

Bij het toekennen van zulke bonussen staan de vakbonden aan de zijlijn en verlopen de gesprekken binnen een bedrijf gewoon tussen een groepje werknemers en een werkgever. Niet alleen die individualisering knaagt aan de macht van de vakbonden. Hun positie is ook verzwakt omdat die van de werkgevers is versterkt. Zij hebben immers een punt wanneer ze pleiten voor het behoud van de Belgische concurrentiepositie; een scenario waarbij lagere loonkosten, meer flexibiliteit en productiviteit een noodzaak zijn. Werkgevers komen sinds een aantal jaren met een eigen eisenbundel naar de sociale onderhandelingen. Als reactie daarop kiezen de vakbonden veeleer voor concession bargaining: er wordt onderhandeld over een aantal toegevingen in de hoop op die manier erger te voorkomen.

Zitten de vakbonden in het defensief? Vanuit vakbondskringen wordt die stelling genuanceerd. Bij sociale onrust zitten ze in het defensief: er worden niet veel herstructureringen herzien. De bonden gaan snel over tot het onderhandelen van een sociaal plan. De Deyn: “Als zulke beslissingen genomen worden, moeten we er zoveel mogelijk financiële compensaties uithalen. Als we er bovendien in slagen om de werknemers elders aan de slag te krijgen, dan vind ik dat geen defensieve aanpak. Er heerst een verkeerd beeld omdat de media vooral focussen op acties rond herstructureringen. Van de dossiers waarmee secretarissen zich in de afdelingen bezighouden, zijn misschien slechts een vijfde herstructureringsdossiers. De klassieke informatieverstrekking of vorming komt niet in het nieuws.” Uit de getuigenissen die we van délégués verzamelden, blijkt dat die dienstverlening inderdaad steeds belangrijker wordt.

De Deyn erkent dat het moeilijker is om met een heterogene groep van werknemers om te gaan. “Mensen hebben geen traditionele visie op wat een vakbond is. Voor hen moet er meer zijn dan aan de fabriekspoorten piket staan met een paar vlaggen. Zij vragen van een vakbond meer individuele dienstverlening.”

Vraag is natuurlijk in welke mate de gewone werknemer op de hoogte is van de vakbondswerking. Uit onze Trendsenquête blijkt dat 34 % van de respondenten het werk van de vakbondsdélégué neutraal beoordeelt. Wat wil zeggen dat ze er weinig of niets van horen. Wel moeten we erbij vermelden dat 42 % het vakbondswerk als goed of zeer goed beschouwt. De visibiliteit van de vakbondsmensen lijkt echter niet echt groot.

De collega’s en de directe baas zijn trouwens de meest uitverkoren gesprekspartners van de werknemer, zo blijkt uit onderzoek van SD Worx. De vakbonden komen bijna nooit op de eerste plaats. Maximum 8 % van de werknemers zal zich voor informatie eerst tot syndicaten wenden. Bij arbeiders loopt dat op tot 12 %. Toch hebben de bonden, naast de personeels- dienst, de directie en vertrouwens- personen, een prominente rol als informatiebron in een onderneming. Voor sommige topics verkiezen werknemers vaker een gesprek met syndicale partners dan met de personeelsdienst: als het gaat over de chef, de jobinhoud en zeker over het beleid van de werkgever.

Vakbonden worden ook meer aange-sproken als zich problemen voordoen. Werknemers zijn lid van een vakbond zonder meer en hopen er een beroep op te kunnen doen als dat nodig is. Die vele passieve leden verklaren voor een deel de hoge syndicalisatiegraad in België. Dertig jaar geleden bedroeg het aandeel niet-actieve leden zo’n 15 %. Nu is ongeveer een derde van de vakbondsleden gepensioneerd of werkloos.

Korte en kleine stakingsacties

Toch zijn tendensen als individualisering of tertialisering van de economie bepalender voor de machtspositie dan het aantal leden van de vakbond, zo stelt Tine Boucké, medewerkster aan de vakgroep Politieke Wetenschappen van de Universiteit Gent. Ze promoveerde op een studie over de machtspositie van de Belgische vakbonden. Op basis van hun ledenaantal zouden we kunnen veronderstellen dat vakbonden zeer sterke machtscentra zijn. Ze tellen zowel werkende leden als werklozen. Een verhoging van de werkloosheid tast de syndicalisatiegraad dus niet aan. “Maar,” zo waarschuwt Boucké in haar studie, “de houding van vakbondsleden is tot op zekere hoogte instrumenteel. Zodra hun arbeidssituatie een relatieve zekerheid biedt, stijgt het aantal vakbondsleden dat erover nadenkt opnieuw uit de organisatie te treden. De traditioneel actiefste militanten en leden zijn doorgaans de gekwalificeerde arbeiders die tewerkgesteld zijn in grote ondernemingen of in de industriële bedrijfstakken. Net in die sectoren neemt de tewerkstelling af sinds de jaren zestig.”

Het aantal aangesloten vakbondsleden is volgens Boucké dus geen volwaardig criterium om de macht van de vakbonden te bepalen. De mobilisatiekracht van een vakbond is veel belangrijker. Maar ook daar wringt het schoentje. De spontane stakingen begin dit jaar in Limburg tonen aan dat de vakbondstop de basis minder dan vroeger onder controle heeft. Acties die symptomatisch zijn voor de heterogenisering van de werknemerspopulatie, die in de meest uiteenlopende statuten terechtkomt. Boucké stelt dat dit problemen met zich zal brengen voor de creatie van een collectieve identiteit en de graad van solidariteit tussen vakbondsleden. De gebeurtenissen van begin dit jaar bij een aantal toeleveranciers van Ford Genk tonen wel aan dat de toegenomen heterogeniteit van de werknemers niet per definitie een rem is voor de stakingsactiviteit in België. Die wijzigt wel: het gaat vaker dan vroeger over korte en kleine stakingsacties.

Vakbonden hebben dan ook gelijk wanneer ze beweren dat het met de stakingen in België nog meevalt. Werkgevers ergeren er zich echter aan dat de vakbonden niet gehaast zijn om hun troepen in het gareel te houden. Ook al zijn werknemers niet gebonden door de sociale vredeplicht, de vakbonden kunnen de stakers aanspreken en hun duidelijk maken wat de CAO-afspraken zijn. ACV-voorzitter Luc Cortebeeck relativeert de heisa in zijn boek De solidaire samenleving. Over de rol van sterke vakbonden. “De meeste stakingen van de laatste jaren waren steekvlammetjes; veeleer spontaan of van heel korte duur”, schrijft hij. “Onvrede die een uitlaatklep zoekt, die open en weer dicht gaat. Staken doe je niet voor je plezier. In vele industriesectoren zijn vroeger al afspraken gemaakt rond stakingen. In de metaalsector bijvoorbeeld staat een ontradingsmechanisme op papier. En in de chemie is er sprake van een gewaarborgde bezetting. Afspraken maken, is dus perfect mogelijk.” (T)

Door Alain Mouton/Foto’s Filip Van Loock

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content