Uw vrouw is niet langer een verworpen uitgave

Vorige week kon u lezen hoe de meewerkende echtgenote, dankzij de hervorming van het sociale statuut sinds 1 januari en dankzij een eigen loon, een volledige sociale bescherming geniet. Deze week belichten we de fiscale consequenties van de bezoldiging van de meewerkende echtgenote.

Zelfstandigen kunnen een deel van hun inkomen als meewerkinkomen aan hun echtgenote toekennen. Als een deel van het inkomen wordt overgeheveld naar de echtgenote, wordt het tegen een lager tarief belast. De groep van meewerkende echtgenoten die zo’n toekenning ontvangen, bestaat bijna uitsluitend uit vrouwen: 60.000 op een totaal van 64.000 personen.

De ‘toekenning aan de meewerkende echtgenote’ is echter geen echte bezoldiging waarop de meewerkende echtgenote rechten kan doen gelden. Door de hervorming van het sociale en fiscale statuut van de meewerkende echtgenote is hierin vanaf 1 januari verandering gekomen. De toekenning wordt in principe vervangen door een bezoldiging. In principe, want de twee systemen blijven fiscaal naast elkaar bestaan. In de praktijk zal de bezoldiging van de meewerkende echtgenote echter wel stelselmatig de toekenning aan de meewerkende echtgenote terugdringen. We gaan na welke meewerkende echtgenote welk schoentje past en zetten de voor- en nadelen van de twee systemen op een rij.

Voor wie?

Alleen zelfstandigen met winst (landbouwers, handelaars…) en met baten (vrije beroepen) kunnen een deel van hun inkomen toekennen aan hun echtgenote die hen bijstaat in hun beroepswerkzaamheid. Bedrijfsleiders (bestuurders, zaakvoerders…) kunnen dat niet.

De toekenning wordt fiscaal niet beschouwd als een eigen loon van de echtgenote. Lonen die tussen echtgenoten worden betaald, waren tot voor kort niet eens fiscaal aftrekbaar. De toekenning is een zuiver fictief inkomen, alleen relevant voor de belastingberekening. De toekenning bestaat alleen bij de gratie van de toekenner, die een verlaging van de belastingdruk beoogt. De echtgenote geniet geen verworven recht op het meewerkinkomen en put er geen rechten uit.

De toekenning aan de meewerkende echtgenote

De toekenning van een meewerkinkomen moet aan vier voorwaarden voldoen.

1. Alleen een gehuwde zelfstandige kan een toekenning doen. Vanaf 2004 komen ook de wettelijk samenwonenden hiervoor in aanmerking.

2. De echtgenote die de toekenning krijgt, moet werkelijk meehelpen bij de beroepsactiviteit van de zelfstandige. De echtgenote moet dit kunnen bewijzen. De toekenning is dus geen automatisme.

3. Het meewerkinkomen mag het normale loon voor de geleverde prestaties niet overschrijden. In principe mag niet meer dan 30% van de gezamenlijk belastbare inkomsten uit de zelfstandige activiteit worden toegekend, tenzij de prestaties van de echtgenote recht geven op meer (bijvoorbeeld wanneer beide echtgenoten samen en op gelijke voet een winkel runnen).

4. De meewerkende echtgenote mag nog een andere beroepswerkzaamheid uitoefenen, maar de belastbare netto-inkomsten uit deze werkzaamheid mogen niet meer dan 10.430 euro bedragen (inkomsten van 2003). Wel opletten met vervangingsinkomsten. Een echtgenote met een werkloosheidsuitkering kan geen toekenning krijgen wil ze niet het risico lopen deze uitkering te moeten terugbetalen. Voor de sociale inspectie staat het ‘ontvangen van een meewerkinkomen’ immers gelijk met werken.

Onder deze voorwaarden kan de toekenning leiden tot een belastingbesparing. De winst van de zelfstandige, die tegen maximaal 50% wordt belast, is na toekenning mogelijk onderworpen aan een belastingtarief van slechts 25% of 30%. In tegenstelling tot het huwelijksquotiënt wordt de toekenning niet geplafonneerd.

De bezoldiging van de meewerkende echtgenote

De bezoldiging van meewerkende echtgenoten wordt in het fiscaal wetboek opgenomen als een aparte bezoldiging, naast de bezoldigingen van werknemers en bedrijfsleiders. Net als de toekenning kan de bezoldiging alleen worden uitgekeerd door zelfstandigen met winst (landbouwer, handelaar…) of baten (vrij beroep), en niet door bedrijfsleiders. Ook blijft de voorwaarde dat de zelfstandige effectief door de meewerkende echtgenote moet worden geholpen. De bezoldiging bedraagt in principe 30% van de inkomsten van de zelfstandige. Afwijkingen zijn mogelijk naargelang de prestaties die de echtgenote levert.

De bezoldiging vervangt de toekenning aan de meewerkende echtgenote (vanaf 2004 moet onder ‘echtgenote’ ook de ‘wettelijk samenwonende’ worden verstaan). Toch blijft de toekenning nog bestaan. Fiscaal kennen we vanaf 2003 dus twee soorten meewerkende echtgenoten: de meewerkende echtgenoten die in aanmerking komen voor de reële bezoldiging en de echtgenoten die een fictieve toekenning krijgen. Tot die laatste groep behoren:

1. de meewerkende echtgenoten zonder eigen sociaal statuut (zonder eigen beroepsactiviteit of eigen sociale uitkering), die geboren zijn na 1955 en die zich voor 2003, 2004 en 2005 niet vrijwillig hebben onderworpen aan het volledige sociale statuut van zelfstandigen. Voor deze drie jaren blijft een toekenning mogelijk. Vanaf 2006 wordt die echter onherroepelijk vervangen door een bezoldiging.

2. de meewerkende echtgenoten zonder eigen sociaal statuut, die geboren zijn vóór 1956 en die zich niet vrijwillig hebben onderworpen aan het volledige sociale statuut van zelfstandigen. Voor deze groep blijft – zonder tijdsbeperking – de toekenning aan de meewerkende echtgenote mogelijk. Verzekeren deze echtgenoten zich echter vrijwillig in het (volledige) sociale statuut van de zelfstandigen, dan wordt ook hun toekenning vervangen door een bezoldiging.

3. de meewerkende echtgenoten met een eigen sociaal statuut gelijkwaardig aan het sociale statuut van zelfstandigen én met een eigen beroepsactiviteit (als werknemer of ambtenaar) waarmee ze netto minder dan 10.430 euro per jaar verdienen (inkomsten 2003). Helpen zij hun echtgenoot nog bij de uitoefening van zijn zelfstandige beroepsactiviteit, dan komen zij in aanmerking voor de toekenning van een meewerkinkomen. Van de bezoldiging worden de echtgenoten met een eigen sociaal statuut echter uitdrukkelijk uitgesloten.

Hoewel de eerste twee groepen mettertijd zullen verdwijnen, zal de toekenning zoals hierboven beschreven in de marge blijven bestaan voor groep 3. Eenvoudiger wordt het fiscale statuut van de meewerkende echtgenote er dus niet op.

Beroepskosten

De meewerkende echtgenote kan haar sociale bijdragen aftrekken van haar loon. Ook kan de meewerkende echtgenote nu een eigen aanvullend pensioen afsluiten, waarvan zij de bijdragen als sociale bijdragen kan aftrekken. Daarnaast kan de meewerkende echtgenote ofwel haar werkelijke beroepskosten bewijzen en aftrekken, ofwel een forfaitaire kostenaftrek van 5% genieten.

De bewezen beroepskosten van de gezamenlijk uitgeoefende zelfstandige activiteit moeten over de echtgenoten worden gesplitst: de meewerkende echtgenote kan niet de door de andere echtgenoot gemaakte kosten aftrekken en omgekeerd. De nieuwe regeling kan fiscaal nadelig zijn omdat de aftrekbare bijdragen en kosten betaald door de echtgenoot meestal van een lagere inkomensschijf worden afgetrokken dan voorheen, toen alleen de zelfstandige de bijdragen en kosten betaalde en aftrok. De belastingbesparing kan hierdoor dalen.

Voor de geholpen zelfstandige is het loon aan zijn echtgenote een aftrekbare beroepsuitgave. Lonen die tussen echtgenoten worden betaald zijn dus niet langer verworpen uitgaven. De zelfstandige hoeft de bezoldigingen niet te vermelden op fiscale fiches of samenvattende opgaven.

Belastingkrediet en -vermeerdering

De bezoldiging is fiscaal voordeliger dan de toekenning omdat ze in aanmerking komt voor het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten en de meewerkende echtgenote 240 euro extra per jaar kan opleveren. De bezoldiging komt echter niet in aanmerking voor het belastingkrediet wanneer de winst of de baten (van de geholpen zelfstandige) waaruit het loon voortkomt niet in aanmerking komt voor het belastingkrediet. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de zelfstandige activiteit wordt uitgeoefend in bijberoep of wordt belast op basis van forfaitaire winstschalen.

Het loon van de meewerkende echtgenote volgt de fiscale kwalificatie van de inkomsten (winst of baten) waaruit het voortspruit. Daarom wordt op de bezoldiging geen bedrijfsvoorheffing ingehouden en is er bij gebrek aan voldoende voorafbetalingen een belastingvermeerdering van toepassing.

We illustreren de nieuwe regeling met een cijfervoorbeeld.

Zelfstandige

Brutowinst = 75.000 euro

Beroepskosten (sociale bijdragen en andere) = 35.000 euro

Nettowinst = 40.000 euro

Loon van de meewerkende echtgenote (30% van nettowinst) = 12.000 euro

Belastbare nettowinst na toekenning = 28.000 euro

Meewerkende echtgenote

Brutoloon = 12.000euro

Sociale bijdragen (19,65%) = 2358 euro (*)

Forfaitaire beroepskosten (12.000 – 2358) x 5% = 482,10 euro (**)

Belastbaar nettoloon (12.000 – 2358 – 482,10) = 9159,90 euro

Dit nettoactiviteitsinkomen van 9159,90 euro levert een belastingkrediet van 240 euro op.

(*) in de veronderstelling dat het geherwaardeerde netto-inkomen van drie jaar voordien 12.000 euro bedraagt

(**) aftrek bewezen beroepskosten ook mogelijk

Jef Wellens [{ssquf}]

Jef Wellens is auteur van de Belasting- en Beleggingsgids en belastingconsulent.

De meewerkende echtgenote kan ofwel haar werkelijke beroepskosten bewijzen en aftrekken, ofwel een forfaitaire kostenaftrek van 5% genieten.

De bezoldiging is fiscaal voordeliger dan de ‘toekenning aan de meewerkende echtgenote’ omdat het loon in aanmerking komt voor het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content