Uit het grote management bijgeloofboek: brainstorming

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School.

reacties: marc.buelens@trends.be

Nog steeds ontmoet ik geregeld managers die geloven dat brainstorming een goede creativiteitstechniek is. Het grote argument is dan dat “ze er goede ervaring mee hebben”.

Nu mag iedereen geloven wat hij wil en ervaringen zijn vrij. Sommigen hebben zelfs goede ervaring met grafologie, datamining, rotsen beklimmen als teambuildingactiviteit, Chinese kruidengeneeskunde en Windows 98. Hier en daar is er zelfs een manager die mij een goede ervaring met een fusie vertelt.

Persoonlijk heb ik overigens geen slechte ervaringen met een kop warme melk voor het slapengaan, een vurig gebed in geval van nood (bewijs: ik leef nog), chi-kwadraat-toetsen voor nominale variabelen en synectics (een echte creativiteitstechniek).

De vraag is uiteraard niet of u en ik daar al dan niet goede ervaringen mee hebben, maar wel of iets werkt. Of beter nog: werkt het beter dan een redelijk alternatief? Je mag geen appelen met peren beginnen te vergelijken. Je kan niet je individuele worstelingen met de wet van de zwaartekracht vergelijken met de resultaten van een wilde groepssessie die we dan gemakshalve brainstorming noemen. Even vragen aan je ploeg “denk er maar eens over na” gaan vergelijken met een formele groepsinspanning, is niet al te wetenschappelijk. De echte verrassing zou er uiteraard in bestaan dat je na een half uur brainstormen tot exact dezelfde inzichten komt als niet-gemotiveerd eenzaam werk.

We moeten appelen met appelen en peren met peren vergelijken. Er zijn essentieel twee mogelijkheden. Ofwel vergelijk je ongetrainde personen die individueel echt hun best doen met een groep wilde brainstormers. Ofwel vergelijk je mensen die zeer degelijk een creativiteitstechniek onder de knie hebben met mensen die zeer degelijk de geheimen van de brainstorming beheersen. En wees maar zeker: in beide gevallen wint de zogenaamde ‘nominale’ groep, dit is de groep die alleen op papier een groep is – dat wil zeggen dat de individuen alleen werken; nadien worden dan hun inzichten opgeteld. De dubbels worden verwijderd.

Zeer weinig mensen beheersen de edele kunst van het brainstormen. Iedereen weet wel dat de nadruk er ligt op de hoeveelheid, de kwantiteit en dat je verder moet bouwen op elkaars ideeën. Je mag vooral niet evalueren. Dat mag pas later. Maar wat betekenen uitspraken tijdens de sessie als: (na een bulderend gelach): dit is pas een goeie, dat we daar nog niet aan hadden gedacht? Is dat misschien niet evalueren? Wat doet de expert in de brainstorminggroep, laat staan de chef? Juist, evalueren, ook al houdt hij zijn mond. Evaluaties worden immers grotendeels doorgegeven via de lichaamstaal. Een brainstorming volgt nogal een aantal rigoureuze regeltjes, maar die lapt 90 % van de groepsleden lekker aan zijn laars.

Heeft wetenschappelijk onderzoek dan niets goeds te melden over brainstorming? Toch wel: de productiviteit van creatieve ideeën ligt wel niet erg hoog, maar de mensen genieten ervan. Dat is toch ook al iets.

Maar wat gebeurt er als een groep wél goed getraind is in brainstorming en de regeltjes volgt? Dan bouwen ze op elkaar verder, stellen ze oordelen uit, dan krijg je een groep van ongeveer zeven leden die zo weinig mogelijk de ideeën gaan beoordelen. Anders wil iedereen zo snel mogelijk ‘punten scoren’. Een expert heeft grondig de probleemstelling toegelicht, en uitgelegd waarom de voor de hand liggende oplossingen hebben gefaald. Dan verdwijnt de expert. De groep weet dat je eerst ‘de zak moet leegschudden’, en dat de eerste twintig ideeën niet veel soeps zullen zijn. En kijk: vanaf idee 49 worden ze echt creatief. Eindresultaat: misschien wel tien echt leuke ideeën. Niet slecht als je vergelijkt met de slechte brainstorming, die wel 25 ideeën had opgeleverd, maar misschien slechts twee echt creatieve.

Iedereen tevreden? Toch niet. Veronderstel dat je elk individu traint in een individuele creativiteitstechniek. Echt moeilijk is dat niet. Zo’n training duurt soms maar één minuut. In het langste geval twee uur. Nu gaan ze elk afzonderlijk creatief aan de slag. Ook de wat timide, tragere denkers zijn nu creatief. De extraverten en verbaal vlotten scoren nu niet beter. Elk individu bereikt probleemloos twintig ideeën. Als we ze samen leggen, blijken er weinig te overlappen (wegens de creativiteitstechniek). We hebben nu honderd ideeën om uit te kiezen, en daar zullen er wel twintig van zijn die de moeite waard zijn om verder te exploreren.

Weg met groepswerk? Neen! Vergeet niet dat velen dit best leuk vinden. Maar je kunt uiteraard af en toe eens afwisselen. Als we even snel op elkaars briljante ideeën verder bouwen, bereiken we waarschijnlijk nog veel meer. Maar span de kar niet voor het paard: eerst de individuele inspanning, dan pas even samenkomen.

Niet op zijn Belgisch: eerst samenkomen en daarna er allen het onze van denken.

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content