Uganda blues

Een deel van Afrika evolueert in de goede richting. In Uganda ontmoet CPP jonge, dynamische ondernemers. Welke hefbomen kunnen Vlaamse kmo’s aanreiken ?

Hoima, Nalweyo, Nkozi.

In haar jongste boek Mali Blues brengt Lieve Joris hulde aan de vele Afrikanen die een eigen bedrijfje uit de grond stampen. Met rudimentaire middelen, maar grote vindingrijkheid verdringt kleinschalig particulier initiatief het afro-pessimisme.

Company Partnership Plan (CPP) een initiatief van Trends, Act, Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden (VKW) en andere werkgeversorganisaties wil een link leggen tussen Vlaamse kmo’s en bestaande bedrijfjes die in derdewereldlanden hun eigen geld opbrengen. Het gaat dus niet om buitenlandse hulpverlening die meestal meer vervelende bijwerkingen heeft dan positieve effecten. Want waar westerlingen bereid zijn te steunen, wordt een verwachtingspatroon en niet zelden een mentaliteit van geassisteerden gecreëerd. Wederzijdse frustratie is meestal het eindresultaat. Alsof elk medicijn dat de rijke landen aan de arme landen geven om ook rijk te worden, alleen ongewenste bijwerkingen veroorzaakt. Hoe denkt CPP dat euvel te vermijden ?

“We zijn ons goed bewust van deze schaduwzijde. Daarom gaan we ook pragmatisch tewerk. We organiseren zogenoemde inleefreizen met geïntereseerde Vlaamse ondernemers. Kleine groepjes kunnen, op eigen kosten, zulke bedrijfjes aan het werk zien. In onderling overleg kan men dan de meest adequate samenwerkingsformule uitdokteren,” zegt CPP-voorzitter Dirk Vyncke van het gelijknamige bedrijf uit Harelbeke. Uit ervaring weten Vyncke en de enkele Vlaamse bedrijfsleiders die een CPP-charter ondertekenden voor één of andere vorm van partnerschap, dat woordelijke getuigenissen nooit eenzelfde overtuigingskracht hebben als een rechtstreeks contact ter plaatse.

GEMEENSCHAPPELIJKE TAAL.

Ingenieur Luc De Cuyper, gedelegeerd bestuurder van het Gentse Bouwbedrijf Wyckaert (780 miljoen frank omzet), van Wyckaert Houtconstructies uit Wetteren (450 miljoen frank omzet) en IBT (Industriële en Bouwkundige Toepassingen) uit Oosterzele (150 miljoen frank omzet), trok gedurende drie dagen in het stadje Hoima, op zo’n 220 kilometer ten noorden van de Ugandese hoofdstad Kampala, van het ene bedrijfje naar het andere. Hij beaamt : “Het enthousiasme en de vrij efficiënte manier waarop jonge mensen hier hun onderneming runnen, was voor mij een openbaring. Ik heb ondernemers ontmoet die vooruit willen.”

De relatie tussen een bedrijfsleider die ruim 1,3 miljard frank omzet weegt en ondernemers, waarvan de meesten nog in de informele sector actief zijn, mag dan erg onevenwichtig zijn, toch spreken zij een gemeenschappelijke taal : de taal van het ondernemerschap. “Het zijn stuk voor stuk mensen die hun vak kennen,” vertelt De Cuyper. “Eigenlijk kunnen we hen weinig leren. Beter dan wie ook weten zij hoe in hun leefomgeving een bedrijf het best overeind kan blijven en groeien.”

Hoima is een agrarisch stadje zonder industriële ontwikkeling. Het enige bedrijf van een beetje omvang is Hodeco Ltd. (zie kader : Breuk met klassieke hulp). Hodeco werd opgestart als een NGO-project van de ontwikkelingsorganisatie Act. “Dat doet vragen rijzen naar de overlevingskansen of de mogelijkheden voor latere expansie van deze bedrijfjes. Want waar ligt hun markt ? Buiten de kleine gemeenschap van 10.000 mensen in Hoima en haar directe omgeving ?” vraagt De Cuyper zich af. “Op termijn zal er voor de bouwmaterialen van bijvoorbeeld Mukati zeker een grote markt opengaan in heel Uganda, maar momenteel stuiten ze nog op de lage koopkracht. De gebrekkige wegeninfrastructuur remt bovendien de verkoop buiten Hoima af.”

Mukati begon in april ’95 watertanks, prefab-latrines, buizen voor straatriolering en betonnen deksels voor septische putten te maken. De drie aandeelhouders vergaarden een startkapitaal van 6 miljoen Ugandese shilling (6500 dollar), waarvan 4 miljoen via intrestvrije leningen bij vrienden. Zaakvoerder Simon (29 j.) is metser en leerde het vak om latrines te bouwen bij een Italiaanse NGO ; de nummer twee (30 j.) is boekhouder en de enige vrouw (29 j.) in de bedrijfsleiding studeerde marketing. Het trio heeft zestien mensen in vaste dienst. De productie gebeurt na voorafbetaling door de klanten, hoofdzakelijk de inwoners van Hoima en enkele hulporganisaties, waaronder het Belgisch Overlevingsfonds. Mukati draait zonder elektriciteitstoevoer, alles gebeurt met de hand. Zo worden de vijf betonnen ringen van 1,2 meter diameter, elk 230 kilogram zwaar, voor elke watertank met mankracht op elkaar gestapeld. Transport is de grootste kopzorg : Mukati huurt een vrachtwagen, maar als de weg verwordt tot een openriool worden de betonnen ringen noodgedwongen gerold, soms kilometers ver.

Luc De Cuyper vreest dat de afstand tussen potentiële Vlaamse kmo-partners en dit soort bedrijfjes te groot is voor een partnerschap in de volle betekenis van het woord. Wat kan CPP hier dan wel ? “Advies om werkmethoden efficiënter toe te passen, kan nuttig zijn. We hebben gediscussieerd over stabiliteitsberekeningen en suggesties gedaan voor het maken van betonnen bekistingen. Dit soort elementaire informatie aanbrengen, is functioneel. Net zoals het ter beschikking stellen van geschikte hulpwerktuigen, zoals veiligheidshandschoenen, kleine machines, een hefkraan of een stroomgenerator. Hoima Builders Group, een samenwerkingsverband van metsers en schrijnwerkers, plooit bijvoorbeeld betonijzers met nagels terwijl er eenvoudige nijptangen bestaan. Daarnaast kost een betonmolen geld, vinden ze zelf, want handenarbeid is goedkoop en werkgelegenheid scheppen, geeft de bedrijfsleiding een hoger aanzien in de gemeenschap.”

CPP-CLUB.

In de CPP-club van Hoima wisselen een vijftal startende bedrijfjes ervaringen uit. Met een gezonde dosis realiteitszin onderzoeken zij de mogelijke CPP-bijdrage. Bedelzucht is er in ieder geval niet te bespeuren. De weerhouden prioriteiten zijn : elementaire kennis verwerven over hoe een onderneming wordt gerund ; inzicht verwerven in correcte kostprijsbepalingen en prijscalculaties en het kunnen aangaan van goedkope leningen. Banken rekenen immers, omwille van de inflatie en het hoge terugbetalingsrisico, intresten aan van 10 tot 22 %.

Badru Mpangire (32 j.) genoot een opleiding als loodgieter bij Pepsi-Cola in Kampala. Met een kapitaaltje op zak trok hij in 1992 als illegale migrant naar Europa. Een stamgenoot bood hem gratis logies in Brussel. Trots toont Badru een aanbevelingsbrief van een garagehouder waar hij drie maanden stage liep. Gewapend met een lasapparaat en de ambitie om de vergaarde kennis uit Europa te gelde te maken, begon Badru zijn BM Engineering & Welding Workshop. Hij vestigde zich bewust in Hoima, omdat de concurrentie voor het lassen van metalen deuren, ramen en omheiningen in de hoofdstad harder is. Kleine werktuigen en benodigdheden kocht hij zelf in België. In zijn atelier herstelt hij ook landbouwwerktuigen en auto’s. Het handvol lassers in loondienst wordt bijgestaan door jongelui die in ruil voor hun baantje gratis het vak aanleren. “Na een jaar of twee beginnen zij op hun beurt een eigen zaak,” vertelt Badru.

Meubelmakerij Centamu functioneert op dezelfde manier met jongens van tien tot twaalf jaar. Straatkinderen wier ouders te arm zijn om schoolgeld te betalen. Centamu biedt de jongens onderdak en de kans om zelf schrijnwerker te worden. Op hun beurt geven ze andere straatkinderen dezelfde opleiding. Centamu was leraar in een technische school, maar kon nauwelijks overleven met zijn loon. Hij begon met 900 VS-dollar die hij van zijn zus kreeg. Maar zijn werkplaats ging vorig jaar in de vlammen op. Hij heeft nu een onderkomen gevonden in een houten schuur en droomt van een nieuw gebouw. De bouwplannen heeft hij klaarliggen, maar de nodige 12 miljoen Ugandese shilling ontbreken.

William Kyobe kon in 1993 zijn meubelmakerij opstarten, nadat hij van een Duitse hulpverlener een schaafmachine had gekregen. Hij stelt nu negen mensen tewerk. Een officiële registratie van de onderneming zou het bedrijf uit de informele sector tillen en Kyobe zou zich dan kunnen aansluiten bij de Uganda Small Industries Association. “Dat biedt voordelen,” zegt Badru, die lid is : belastingvrije invoer voor machines, een brand- en ongevallenverzekering en rechtsbijstand (wat onontbeerlijk is om je rechten voor de afgesloten verzekeringen af te dwingen). Een officiële registratie kost 600 VS-dollar en het lidgeld bedraagt 100 VS-dollar, wat voor de meesten te hoog gegrepen is.

Zegt Dirk Vyncke : “CPP mobiliseert Vlaamse ondernemers met een ethische gedrevenheid. In Latijns-Amerika of Azië, waar ondernemers al het informele stadium zijn ontgroeid, kunnen we CPP-partnerships afsluiten. Hier gaat het meer de richting uit van coaching, wat perfect kan met de Go&Do-formule van VKW : onze bedrijfsleiders naar ginder sturen om bijvoorbeeld boekhouding of management te verbeteren. Dat kan via een bedrijvencentrum, zoals CPP er één in Guinee opstart met het Bedrijvencentrum Kortrijk. En CPP-coördinatoren, medewerkers van Act ter plaatse, kunnen stage lopen in onze partnerbedrijven in Vlaanderen.”

E.B.

LUC DE CUYPER (WYKAERT) (R.) BIJ WATERTANKPRODUCENT MUKATI Het enthousiasme en de vrij efficiënte manier waarop jonge mensen hier hun onderneming runnen, was voor mij een openbaring.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content