Twee keer voordeel

Ongehuwde, samenwonende ouders mogen hun gezamenlijke kinderen ieder voor zich ten laste nemen. Dat levert ze een dubbel fiscaal voordeel op.

Worden gehuwde personen fiscaal gediscrimineerd? De waarheid ligt, zoals dikwijls, in het midden. Men kan immers niet zeggen dat gehuwden altijd gediscrimineerd worden ten opzichte van niet-gehuwde, samenwonende partners. De waarheid is dat er situaties zijn waarin gehuwden fiscaal gediscrimineerd worden, terwijl er ook situaties zijn waarin ongehuwde, samenwonende partners er fiscaal slechter aan toe zijn. Wie niet gehuwd is, kan bijvoorbeeld nooit in aanmerking komen voor de toepassing van het toch wel aantrekkelijke huwelijksquotiënt.

Onlangs is evenwel een nieuw punt ontdekt waarop gehuwden in elk geval flagrant gediscrimineerd worden ten opzichte van samenwonende, niet gehuwde partners. Het heeft te maken met de kinderen die fiscaal ten laste zijn.

EENHEID.

Gehuwden worden – althans vanaf het jaar dat volgt op het jaar van hun huwelijk – als het ware als een fiscale eenheid aangemerkt. Met uitzondering van de beroepsinkomsten worden al hun inkomsten gecumuleerd belast. Er wordt in hoofde van hen een enige aanslag gevestigd. En de belasting kan – onder voorbehoud van enkele uitzonderingen – op al hun goederen ingevorderd worden.

Ook wat hun kinderen betreft, worden zij als het ware als één persoon beschouwd. De verhoging van het belastingvrij minimum wegens de kinderen die zij ten laste hebben, wordt slechts één keer toegepast. Bij die echtgenoot die de hoogste beroepsinkomsten heeft.

HUWELIJK.

Op die regel bestaat slechts één uitzondering. Met name voor het jaar van het huwelijk. Voor dat jaar worden de gehuwden immers nog fiscaal als alleenstaanden beschouwd. Hun eventuele kinderen mogen voor dat jaar bij elk van hen als ten laste worden beschouwd. Op voorwaarde dat zij op 1 januari van het aanslagjaar deel uitmaken van het gezin (en zij onder meer ook voldoen aan de voorwaarde dat zij over geen nettobestaansmiddelen beschikken die de wettelijke grens overschrijden).

In de praktijk komt deze uitzondering allicht niet veel voor. Zij veronderstelt immers dat het kind (of de kinderen) ten laatste geboren is (of zijn) op 1 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar van het huwelijk. Voor kinderen die nadien geboren worden, geldt de gewone regeling: zij kunnen slechts bij één van de echtgenoten fiscaal ten laste worden genomen.

ALLEENSTAANDEN.

Bij ongehuwde, samenwonende ouders is de toestand helemaal anders. Zij worden immers fiscaal altijd als alleenstaanden beschouwd. Bijgevolg rijst de vraag of zij hun gezamenlijke kinderen ook altijd twee keer fiscaal ten laste kunnen nemen: één keer bij de vader, en één keer bij de moeder?

Op zicht van de administratieve commentaar moet men besluiten dat de Administratie zo’n dubbele tenlasteneming niet aanvaardt. Er staat daar immers uitdrukkelijk te lezen dat het “uitgesloten is dat een zelfde kind tegelijkertijd door twee samenwonende maar niet gehuwde personen ten laste zou worden genomen” ( Com. I.B. 92, nr. 136/54).

In antwoord op een parlementaire vraag heeft minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) onlangs evenwel bevestigd dat ongehuwde, samenwonende ouders hun gezamenlijke kinderen wél twee keer ten laste kunnen nemen. De minister laat verstaan dat een en ander het noodzakelijk gevolg is van “de huidige stand van de wetgeving”.

GELIJK.

En gelijk heeft hij. Neem het geval van moeder A en vader B. Zij zijn niet gehuwd, maar wonen wel samen. Stel dat zij gezamenlijk een kind hebben waarvan zij elk de natuurlijke ouder zijn en dat bij hen inwoont.

Als ongehuwden worden zij fiscaal als alleenstaanden beschouwd. Dit wil zeggen dat elk van hen een afzonderlijke aangifte moet indienen. En dat elk van hen ook volledig afzonderlijk wordt belast. Moeder A vult haar aangifte in. Mag zij het gezamenlijk kind in haar aangifte vermelden als kind dat ten laste van haar is? Uiteraard wel. Het is haar kind. En het woont bij haar. En vader B? Ook hij vult zijn (afzonderlijke) aangifte in. En terecht vermeldt hij het gezamenlijk kind ook als kind dat ten laste is. Het is immers evengoed zijn kind. En het woont bij hem. Geen enkele wettelijke regel verbiedt moeder A noch vader B om aldus te handelen. Wat meer is, geen enkele wettelijke regel kan “in de huidige stand van de wetgeving” verhinderen dat het kind – in het voorbeeld – zowel ten laste is van de vader als van de moeder.

Zoals ook geen enkele wettelijke regel “in de huidige stand van de wetgeving” kan verhinderen dat een kind bij gehuwden, voor het jaar van hun huwelijk (zie hoger) bij elk van de beide ouders als ten laste wordt beschouwd. Bij ongehuwden gaat het om de toepassing van hetzelfde principe, maar dan niet beperkt tot één jaar, maar wel voor onbepaalde duur; zolang zij ongehuwd samenwonen en het kind samen met de beide ouders een gezin vormt.

VOORDEEL.

Kinderen twee keer ten laste kunnen nemen, is uiteraard een niet te versmaden voordeel. Vooral als het niet om één, maar wel om verschillende kinderen gaat. Drie kinderen bijvoorbeeld geven recht op een verhoging van het belastingvrij minimum van (voor het aanslagjaar 1998) 249.000 frank. Wie die verhoging twee keer kan toepassen, geniet een belastingvrijstelling van bijna 500.000 frank.

Het voordeel is overigens nog groter dan op het eerste gezicht blijkt. De belastingvrije som voor kinderen die men ten laste heeft, komt immers bovenop het belastingvrij minimum waarop iedere belastingplichtige recht heeft. En die belastingvrije som is bij personen die fiscaal als alleenstaanden worden beschouwd, ook al hoger dan bij gehuwden.

Voor het aanslagjaar 1998 hebben gehuwden elk recht op een belastingvrije som van 160.000 frank. Alleenstaanden hebben recht op een belastingvrije som van 203.000 frank.

Neem opnieuw het voorbeeld van moeder A en vader B. En stel dat zij drie kinderen hebben. In de veronderstelling dat zij samenwonen én gehuwd zijn, heeft moeder A recht op een belastingvrije som van 160.000 frank en vader B ook. Bij één van hen wordt het belastingvrij minimum bovendien verhoogd met 249.000 frank (zie hoger, de verhoging wegens drie kinderen ten laste). In de veronderstelling dat de vader het hoogste beroepsinkomen heeft, ziet de toestand er als volgt uit: moeder A heeft recht op 160.000 frank belastingvrij minimum; en vader B op 409.000 frank (namelijk 160.000 + 249.000 frank); of samen bijna 570.000 frank.

Wonen zij samen, maar zijn zij ongehuwd, dan gaan die bedragen fors omhoog. Moeder A heeft nu als alleenstaande recht op een belastingvrij minimum van 203.000 frank én heeft nu bovendien recht op de verhoging wegens de drie kinderen die zij ten laste heeft. 203.000 frank dus, plus 249.000 frank, of samen 452.000 frank. Vader B heeft op zijn beurt recht op dezelfde vrijstelling. Dus ook 452.000 frank. Samen iets meer dan 900.000 frank belastingvrije som, tegenover geen 570.000 frank (zie hoger) ingeval zij wel gehuwd zouden zijn.

VERMEERDERING.

Als men de puntjes op de i zet, ziet de toestand er bij de ongehuwd samenwonenden nog net iets fraaier uit. In het wetboek staat immers te lezen dat een “ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft” bovendien recht heeft op een extra vermeerdering van de belastingvrije som. Voor het aanslagjaar 1998 bedraagt die 43.000 frank.

Moeder A en vader B beantwoorden beiden (in het laatste voorbeeld) aan deze wettelijke omschrijving : het gaat inderdaad om een “ongehuwde vader”, én om een “ongehuwde moeder”. En elk van hen kan volhouden dat hij “één of meer kinderen ten laste heeft”. Dus heeft – puntjes op de i – elk ook recht op de extra verhoging van 43.000 frank. In het voorbeeld (drie kinderen ten laste) stijgt de belastingvrije som aldus naar 495.000 frank bij de moeder (452.000 + 43.000 frank) en eveneens naar 495.000 frank bij de vader. Op deze manier zijn zij samen nog slechts 10.000 frank verwijderd van 1 miljoen (terwijl gehuwden die zich in een vergelijkbare gezinssituatie bevinden, blijven steken op minder dan 570.000 frank; zie hoger).

VASTSTELLEN.

“In de huidige stand van de wetgeving” kan men deze ongelijke behandeling uitsluitend vaststellen. Men kan er juridisch niets tegen doen. Uiteraard spreekt het voor zich dat deze zoveelste discriminatie ter sprake moet komen op het ogenblik dat men overweegt om de wet te wijzigen. Hopelijk beperkt men zich dan niet tot het wegwerken van dit type van discriminaties, maar maakt men eerst een inventaris van alle discriminaties. Zowel ten opzichte van gehuwden, als ten opzichte van niet gehuwden. En harkt men ze allemaal weg.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content