Tussen sloophamer en standbeeld

De toenemende complexiteit van het bouwproces maakt van architecten de sterren van de bouwwerf. Maar de architecten weten hun prominente status niet te verzilveren.

Het gaat goed met de architectuur in ons land. Vlaamse en andere bouwmeesters hebben van de overheid een bewustere bouwheer gemaakt. In de bedrijfswereld groeide het besef dat een gebouw meer kan zijn dan een kostenpost. En in de particuliere woningbouw is de fermette al een tijdje over haar hoogtepunt heen.

Meer aandacht voor architectuur, dat zou ook het architectengild ten goede moeten komen, maar dat valt tegen. In een enquête van de beroepsfederatie NAV bij 582 architecten geeft 40 procent van de deelnemers aan dat hij overweegt uit het beroep te stappen. De administratieve lasten zijn er voor veel architecten te veel aan. 49 procent van de ondervraagden beoordeelt ze als een ‘ernstig knelpunt’ en 36,3 procent bestempelt ze zelfs als ‘heel ernstig’.

Het zijn vooral de groeiende verantwoordelijkheden die architecten naar andere beroepshorizonten doen uitkijken. Meer dan 54 procent van de ondervraagden ervaart die als ‘heel ernstig’ en bijna 37 procent als ‘ernstig’. “We constateren een grote frustratie bij architecten over de relatie met de overheid”, zegt Bart Verstraete, directeur van NAV. “De overheid wentelt een groot deel van de implementatie van nieuwe reglementeringen af op de architect: het energiezuinig bouwen, de veiligheidscoördinatie, straks wellicht ook het as-built attest… Maar als het gaat over de voordelen van al die regelgeving, dan wordt de architect meestal gepasseerd.”

Spelbepalende rol

Meer verantwoordelijkheden is niet per se negatief voor de architect, integendeel. De architect is nu in het hele bouwproces een bepalende figuur. Dat zegt ook Rita Agneessens, CEO van BURO II & ARCHI+I, met 140 medewerkers een van de grootste architectenbureaus in ons land. “De complexiteit is toegenomen. Dat maakt het beroep zwaarder, maar het vergroot ook onze meerwaarde. Wij zijn een soort dirigent of coördinator tussen alle actoren. En we zijn daar ook goed voor geplaatst, omdat we zowel de taal van de ambtenaar, de projectontwikkelaar als de aannemer begrijpen.”

Ook de ruimere inspraakmogelijkheden en het groeiende gewicht van bewoners- en belangenverenigingen duwen de architect meer op de voorgrond. Zeker bij grotere projecten is de goedkeuring van de omwonenden en andere stakeholders cruciaal voor het slagen van een project. Draagvlak creëren, heet dat, en opnieuw is het een kans voor architecten om hun toegevoegde waarde te tonen. “Op informatievergaderingen en inspraakmomenten merken we vaak dat mensen veel belang hechten aan de visie van de architect, maar vooral aan die van andere partijen in het project.”

Agneessens voegt er wel aan toe dat de combinatie van meer regelgeving, meer administratie en meer inspraak stilaan moeilijk beheersbaar wordt. “Het probleem is dat al die bijkomende verantwoordelijkheden en taken niet resulteren in een correcte vergoeding. Zeker in het huidige economische klimaat proberen opdrachtgevers de kosten zo veel en zo lang mogelijk uit te stellen, tot er zekerheid is over het project.”

Ook de trend om architectuuropdrachten te gunnen via wedstrijdformules leidt tot een verhoogde werkdruk in veel architectenbureaus (zie kader Wedstrijdinflatie). “Opdrachtgevers beseffen niet hoeveel werk er in een wedstrijd kruipt”, zegt Patrick Lootens, medezaakvoeder van het Antwerpse bureau Poponcini & Lootens (50 medewerkers). “Een serieuze wedstrijd vergt al gauw meer dan 500 werkuren. Dan kom je er niet met een vergoeding van 5000 euro. De overheid verwart een architectuurwedstrijd met een offerte. Dat klinkt beter, en een offerte heb ik in een dag klaar. Maar in zo’n offerte staat wel de vraag om een schetsontwerp toe te voegen aan het dossier. Een goed schetsontwerp is ongeveer 10 procent van het werk. Dat is hetzelfde als aan enkele aannemers vragen om al eens de fundering te leggen.”

Valse romantiek

Veel architecten komen tot de vaststelling dat de rekening niet klopt. Op de vraag of ze tevreden zijn over de rentabiliteit van hun architectenpraktijk antwoordt ongeveer de helft van de architecten negatief. De voornaamste oorzaak zijn de gepresteerde uren die ze niet kunnen doorrekenen (54 %).

Een op de drie stipt ‘een te laag ereloon in functie van de opdracht’ aan als reden voor zwakke rendabiliteit. “Het is een wijdverspreide misvatting dat architecten grootverdieners zijn”, zegt Leo Van Broeck van het Brusselse bureau Bogdan & Van Broeck Architects (13 medewerkers). “Onze vergoeding ligt een pak lager dan die van andere vrije beroepen.”

De Belgische architectenbureaus hebben geluk dat de bouwsector in ons land behoorlijk standhoudt. In landen waar een vastgoedcrisis de bouwsector heeft besmet, bijvoorbeeld Spanje of Nederland, delen de architectenbureaus in de klappen. Bij ons blijft het aantal faillissementen voorlopig beperkt.

Grote ontslagrondes zijn meestal niet aan de orde want de meeste bureaus werken met zelfstandigen. Schijnzelfstandigen? “Nee”, antwoordt Van Broeck. “Veel van die freelancemedewerkers hebben eigen opdrachten en denken eraan om naast hun werk in een groot bureau een eigen bureautje op te starten. Dat is krakkemikkig, maar zo overleeft deze sector. Bedienden zijn 30 tot 50 procent te duur. En als er opdrachten wegvallen, zou je ze moeten ontslaan, maar de ontslagvergoedingen zijn veel te duur. De erelonen liggen gemiddeld 30 tot 40 procent onder het niveau om met bediendecontracten te kunnen werken.”

De erelonen voor architecten in ons land zijn sinds 2004 vrij. De Europese Commissie veroordeelde de Nationale Raad der Orde van Architecten omdat geen Belgische bevoegde minister de ereloonschaal, die de orde aan haar leden oplegde, had bekrachtigd. Nu speelt dus de vrije markt en dat voelen de architecten. “De concurrentie is moordend waardoor de erelonen sterk dalen.”

Moordende concurrentie of gewoon het spel van vraag en aanbod? Je kan het de opdrachtgevers bezwaarlijk kwalijk nemen dat ze bij hun keuze voor een architect ook prijsoverwegingen laten spelen. Het probleem ligt voor een deel aan de aanbodkant bij wat Lootens de ‘valse romantiek’ van het beroep noemt. “Ik krijg van opdrachtgevers wel eens de opmerking: ‘Jullie hebben toch een mooi beroep, jullie doen dat toch graag’. Dat klopt: ik ken geen mooier beroep. Maar als daar geen correcte honorering tegenover staat, dan hou je het ook niet vol.”

Maatschappelijk belang

In de vraag naar een correcte verloning weerklinkt een syndicale reflex. Verstraete wijst erop dat architecten vanuit hun deontologie beknot worden op de vrije markt. “Onze deontologie dateert van de jaren zestig. Daardoor zijn onze ontplooiingsmogelijkheden erg beperkt. Neem bijvoorbeeld formules als publiek-private samenwerking (pps), aannemers en promotors richten daar een tijdelijke vennootschap voor op, maar architecten mogen daar niet instappen.”

“De architect moet daardoor als onderaannemer optreden. Dat is geen gunstige positie. Zelf de leiding nemen in een ontwikkeling is ook verboden. Dus als je als architect een interessant perceel weet liggen en je wilt daar iets mee doen, dan kan je het hooguit aanbieden aan een promotor en hopen dat hij niet met een andere architect in zee gaat.” Hij concludeert dat de ‘gedateerde deontologie’ een totaal onevenwichtige positie creëert tussen de bouwspelers, waardoor de architect altijd de pineut is in het verhaal.

Volgens Van Broeck verantwoorden het maatschappelijk belang en de verantwoordelijkheden van de architect een afwijkende regeling. “Een architect heeft door de wetgever vastgelegde taken en verplichtingen. Daarom heeft de wetgever, zoals dat bij de artsen gebeurt, de mogelijkheid om minimumvergoedingen vast te leggen. De Orde mocht dat niet, want als het uitgaat van een beroepsgroep beschouwt Europa dat als kartelvorming en concurrentievervalsing. Voor mij mogen de erelonen ook vrij zijn, op voorwaarde dat we dan ook mogen negotiëren over de wettelijke verplichtingen en de aansprakelijkheid. Wil de opdrachtgever een, vijf, of tien jaar aansprakelijkheid? Dan betaalt hij meer of minder.”

Voor Lootens mogen de erelonen vrij blijven op voorwaarde dat de prestaties, de kennis en de expertise op een degelijke manier worden ingeschat en vergeleken. Architecten toegang geven tot het projectontwikkelaarsvak houdt risico’s in. “Ik vrees dat we dan onze unieke positie in het bouwproces verliezen. Als het beroep deftig wordt gehonoreerd, dan is dat niet nodig.”

Hij rekent daarvoor op een mentaliteitswijziging in de vastgoedsector en op de voorbeeldrol van de overheid. “Dat de privé niet staat te springen om ons meer te betalen, dat begrijp ik wel, al is het ook erg frustrerend en wijst het op een miskenning van ons vak. Maar van de overheid mag je toch verwachten dat ze het goede voorbeeld geeft. Als we voor wedstrijden al correct vergoed worden, dan staan we ook sterker in onderhandelingen met de privésector.”

Verstraete ziet ook een rol voor het onderwijs “Afgestudeerde architecten zijn niet klaar om op een economisch verantwoorde manier hun beroep te beoefenen. Het onderwijs focust op het creatieve aspect van ons vak. Dat is belangrijk, maar dat is maar een klein deel van het takenpakket van de architect.”

LAURENZ VERLEDENS, FOTOGRAFIE EMY ELLEBOOG

“Een goed schetsontwerp tekenen, is ongeveer hetzelfde als aan een aannemer vragen om al eens de fundering te leggen”

Patrick Lootens

“De complexiteit is toegenomen. Dat maakt ons beroep zwaarder, maar het vergroot ook onze meerwaarde”

Rita Agneessens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content