TURIJN

Romantiek aan de Po

Turijn, de hoofdstad van Piemonte, is op het eerste gezicht een bescheiden, in zichzelf gekeerde stad, maar zit niettemin boordevol verrassingen. Geel en oker domineren van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat deze parel aan de Po. Turijn is een schitterende stad, wat niet vaak te rijmen valt met een industriële omgeving.

TEKST : SERGE VANMAERCKE

Naast de voetbalclub Juventus ( laJuve voor de kenners : winnaar van Europacup I), het Autosalon en de fabrieken van Fiat, vindt men in Turijn ook Cesaro Pavese, het wereldcentrum voor egyptologie, historische cafés, de Lijkwade, een veelheid van gebouwen in barok, liberty of eigentijdse architectuur, een miljoen dynamische mensen en een aantal restaurants die met grote gulheid truffels opdienen.

Er was nog weinig plaats op mijn tafeltje toen de kelner mijn koffie bracht. Een goede gids, een stadsplan, de jongste editie van Torino Sette, de wekelijkse bijlage van La Stampa, waarin alle activiteiten in de stad, van vrijdag tot donderdag, vermeld staan. Voldoende om me een tijdje zoet te houden in een van de talrijke locali storici van de stad, zoals Caffé Torino op de Piazza San Carlo.

Het is een stijlvol oord. In de blik van de andere klanten die zich te goed doen aan zoetigheden met een bicerin (koffie, chocolade en room) of een corretto (koffie met grappa) ontwaar ik een discrete maar niettemin permanente bereidheid om de arme ‘verloren’ toerist uit de nood te helpen. Gedeeld plezier is dubbel plezier, zegt men. Je weet maar nooit.

Meubilair in marmer en edele houtsoorten, antieke kaders en luchters en eersteklas bestek vormen het decor van deze in 1903 geopende zaak. Grote namen uit het Huis van Savoie, de trieste dichter Cesaro Pavese (1908-1950), Alcide de Gasperi (die mee aan de wieg stond van de republiek, anno 1946), acteurs zoals James Stewart en captains of industry zoals Giovanni Agnelli kwamen hier over de vloer. Alles ademt hier raffinement en de bediening is navenant. Een van de goede adressen in Turijn dus die op het lijstje moeten prijken van elke bezoeker aan wat ooit de eerste hoofdstad van Italië was (van 1861 tot 1865), vóór Firenze en tenslotte Rome.

Naar de duivel

met gidsen, agenda’s en stadsplannen : de eerste dag in een stad zoals deze moet je lekker (!) verloren kunnen lopen. Net zoals in andere Italiaanse steden heerst hier in dit ‘openluchtmuseum’ een gezellige drukte. Zowel bij regen als bij zonneschijn bieden de 20 kilometer portici over de hele stad verspreide overdekte galerijen bescherming tegen de grillen van het weer. De dag kan dus gewoon niet stuk. De enige van de vele historische bezoekers waaronder Nietzsche, Flaubert, Melville, Stendhal, Goldoni, Montaigne, Montesquieu die daar anders over dacht, was Marquis de Sade, die vond dat in Turijn te weinig vertier voorhanden was.

Als ik Caffé Torino buitenga, trap ik ook, zoals de echte Turijners, over de teelballen van de stier (een bronzen plaat ingewerkt in de betegeling) : dan heb je de volgende dagen geluk, zegt men.

Het Huis van Savoie, oorspronkelijk uit Genève afkomstig, regeerde weliswaar met tussenpozen negen eeuwen lang over Turijn. Met de komst van de republiek in Italië werden ze verjaagd en vestigden ze zich opnieuw in Genève. De mannelijke afstammelingen van de familie zijn nog altijd persona non grata op Italiaans grondgebied. Enfin, in principe, voegen sommige Turijners daaraan toe…

Hun koninklijk paleis, aan het Piazzetta Reale, in het verlengde van de Piazza Castello, vormt het meest statige decor in een van de stadskernen die samen het centrum vormen. De appartementen op de eerste verdieping van het paleis zijn toegankelijk voor het publiek en geven een overzichtelijk idee van de evolutie op het gebied van inrichting en meubilair van medio 17de tot medio 19de eeuw.

Nog een interessant gebouw aan de Piazza Castello, is het Palazzo Madama, gerestaureerd door Filippo Juvarra, en de San Lorenzo-kerk. Deze kerk heeft eigenlijk geen gevel : je moet het zien om het te geloven. Maar binnen sta je oog in oog met een van de mooiste voorbeelden van Piëmontese barok. De kerk werd gebouwd in de 16de eeuw en rond 1666 gerenoveerd door de grote architect Guarino Guarini. Wie lang genoeg in de acht lichtbronnen van de koepel kijkt, ziet op de duur acht diabolische gezichten. Probeer het eens…

Tijdens een wandeling onder de nabijgelegen arcades moet u even halt houden in Caffè Baratti én in de boetieks van de Galleria Susalpina, een overdekte galerij uit 1873. Verder kijkt u vol ontzag tegen de Mole Antonelliana aan, waarvan de spits 167 meter hoog reikt. Dit gebouw uit 1863, ontworpen door Alessandro Antonelli, werd het symbool van Turijn. Een topper voor de verkopers van prentkaarten. Er gaat een lift naar de verdiepingen vanwaar het uitzicht op de stad en bij mooi weer op de Alpen adembenemend genoemd kan worden.

Niet ver daarvandaan, op de hoek gevormd door de Via di Barolo en de Corso San Maurizio, bevindt zich een architecturaal mirakel van dezelfde Antonelli : de Fetta di Polenta. Het gebouw is 27 meter hoog en 27 meter breed. Het boeiende eraan is de diepte : aan de ene kant 5 meter en aan de andere kant slechts 75 centimeter.

De Po is

niet ver meer. Via de Ponte Vittorio Emmanuele I komt u op de Piazza Gran Madre di Dio en de Via Giovannetti, op weg naar de Monte dei Cappuccini. Het is een mooie wandeling met opnieuw een prachtig uitzicht op de stad als beloning. Op de terugweg wandelt u voorbij de Murazzi langs de Po. Romantische sfeer gegarandeerd. ‘s Avonds komen de jongeren er dansen op de kaden en in de oude loodsen die omgebouwd werden tot bar of discotheek. The place to be voor Turijnse yups.

De mogelijkheid bestaat om met een toeristenschuit langs de Po te varen of een peddelbootje te huren. Langs de oevers van de rivier is nog enorm veel groen.

Opnieuw naar het centrum van de stad. Niet ver van het koninklijk paleis bevindt zich de San Giovanni-kathedraal, op het plein met dezelfde naam dat door de plaatselijke bewoners echter tot Piazza del Duomo omgedoopt werd. Die kathedraal is het enige voorbeeld van renaissance-architectuur dat in Turijn bewaard bleef. Daar staat ook de kapel van de Lijkwade, eveneens een meesterwerk van Guarini. De kapel heeft niets te maken met de kathedraal, maar maakt deel uit van het koninklijk paleis. In het museum, Via San Domenico nr. 28, vindt men studies, documenten en voorwerpen die betrekking hebben op de Lijkwade. De relikwie werd in 1978 voor het laatst tentoongesteld en het is wachten tot 1998 om ze opnieuw te zien.

Op de hoek van de Via XX Settembre bevindt zich een apotheek uit 1682. Nee, u zit niet in de ‘tijdmachine’ van Professor Barabbas… Het lijkt of hier al eeuwenlang niets is veranderd. Turijn is een aaneenrijging van paleizen, galerijen, smalle straatjes, brede lanen, parken en kerken. Het is onbegonnen werk ze hier allemaal op te noemen. De grote diversiteit vormt precies de charme van de stad. Elke gids is onvolledig en de bezoeker heeft onvermijdelijk de indruk dat hij of zij Turijn zelf ontdekt. Gewoon al wandelend. Venetië, Rome of Firenze hebben hun musts. Daar heeft Turijn geen boodschap aan en terecht, als u het mij vraagt.

Voor shopping

loopt de ideale ‘hoofdas’ van de Piazza Castello naar het spoorwegstation, met ‘zijassen’ links en rechts ervan, zoals de Via Garibaldi. Langs de Via Roma, voorbeeld van monumentale fascistische architectuur, bevinden zich de mooiste boetieken. ‘s Avonds tijdens het weekend, is die laan voorbehouden voor voetgangers. Maar opgelet : vanaf middernacht verschijnen de auto’s plots opnieuw in het straatbeeld.

De Via Roma wordt onderbroken door de prachtige Piazza San Carlo met in het midden de Caval ‘d Brons, een mooi voorbeeld van een ruiterstandbeeld uit de 19de eeuw. Aan beide zijden van de Porta Nuova staan twee nogal verschillende kerken die ondanks die verschillen een symmetrisch beeld geven. In de galerijen van dit plein bevindt zich ook een aantal oude cafés, waaronder San Carlo en Torino waarvan sprake hierboven.

Vergeleken bij andere Italiaanse steden heeft Turijn minder te bieden op het vlak van musea, maar er is er geen egyptoloog ter wereld die het Museo Egizio wil missen : het is het interessantste en compleetste ter wereld. Zoals het Palazzo Carignano, waarin het eerste Italiaanse parlement zetelde, anno 1861, bevindt het museum voor egyptologie zich op twee stappen van de Via Roma. Het loont absoluut de moeite.

In en rond

het centrum van Turijn vindt men duizend en één curiosa. Zo is er het Museo dell’ Automobile (niet verwonderlijk met de aanwezigheid van Fiat en één van de befaamdste autosalons ter wereld). Buiten de stad staat de basiliek van Superga, die de stad domineert en waarin de Savoie dynastie begraven werd. Hier bevindt zich ook een gedenkplaat die verwijst naar het vliegtuigongeval op 4 mei 1949, dat het leven kostte aan de hele voetbalploeg van de stad.

Tenslotte is er op een tiental kilometer van de stad het Palazzina di Caccia di Stupinigi, een statig complex dat echter dringend aan restauratie toe is. Het werd opgetrokken door de Orde der Mauricianen, van 1729 tot 1733, voor de jachtpartijen van Vittorio Amedeo II. Ook dit is een juweeltje van architect Juvarra. Hier werd met restauratie begonnen, maar het feit dat er nog zo veel te doen is, stemt tot nadenken.

Mole Antonelliana, het symbool van Turijn.

Caval ‘d Brons, effigie van koning Emanuele Filiberto, midden op de Piazza San Carlo.

De troonzaal van het koninklijk paleis.

Sarcofaag in het museum voor egyptologie, een van de belangrijkste ter wereld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content