Tijd voor klare koffie

‘Tijd voor eerlijke koffieprijzen’ titelt Oxfam in haar nieuwe campagne. ‘Oneerlijk,’ counteren de Belgische koffiebedrijven. Objectief is er geen reden om hen aan te vallen. De bulk van de Belgische koffie is van hoge kwaliteit, waarvoor de boeren betere prijzen krijgen dan de lage termijnmarktprijzen.

“Douwe Egberts, maak Tijd voor eerlijke koffieprijzen!” Marleen Vaesen, chief executive officer (CEO) van Douwe Egberts België, verslikte zich net niet in haar koffie toen ze de krant opensloeg en de advertentie van Oxfam Wereldwinkels zag waarin haar bedrijf rechtstreeks werd aangevallen. “We wisten dat er een campagne op til was, maar dat men zo op de man zou spelen zonder ons vooraf te contacteren, dat vonden we straf. Eind april hadden we al tromgeroffel en spandoeken van Oxfam Wereldwinkels op onze bedrijfsterreinen. Niet bepaald uitnodigend voor een constructieve dialoog.”

Oxfam België roept Douwe Egberts op om in de sector het voortouw te nemen door 1% van zijn winst aan kleine koffieboeren af te staan. Als alle 190 leden van de Belgian Coffee Federation (gezamenlijke omzet: 695 miljoen euro in 2001) hetzelfde zouden doen, zou dat volgens Oxfam Wereldwinkels voor één miljoen boeren een dubbel loon opleveren.

Patrick Installé reageert verbolgen. “Artificiële of zelfs dogmatische ingrepen staan haaks op de vrije markt.” Als voorzitter van de Europese Beroepsvereniging Koffiehandel (CECA) is hij met de problematiek van de historisch lage koffieprijs vertrouwd, maar hij heeft ook ervaring op het terrein. Als gedelegeerd bestuurder van Efico in Antwerpen, dat met een omzet van 72 miljoen euro in 2001 en een import van 750.000 zakken (45.000 ton) een van de tien grootste koffiehandelaars is in Europa, staat hij geregeld tussen de boeren in Guatemala, Nicaragua, Honduras en Costa Rica. “Mij moet je niet vertellen hoe dramatisch de situatie is. Ik heb meegemaakt dat bankiers beslag legden op kleine plantages, en familiale bedrijfjes de middelen niet hadden om hun koffieplukkers te betalen. Dat los je op met structurele oplossingen, niet met emotionele slogans.” Efico zegt 60% van zijn koffie te kopen bij familiale KMO’s (planters-exporteurs en lokale koffieopkopers), de resterende 40% bij boerencoöperaties. “Die prijs kan tot het viervoud zijn van de termijnmarktquotatie.”

Volgens Yvan Rombouts, directeur van het Belgisch Koninklijk Verbond van Koffiebranders (omzet: 450 miljoen euro), bestaat 10% van de koffie die zijn 128 leden invoeren uit duurdere variëteiten van betere kwaliteit. Die liggen in een prijsvork van 1,20 tot 2,35 dollar per pond. En dat is hoger dan de bodemprijs van 1,26 dollar van de Max Havelaar-koffies. “Maar ook voor de overige 90% van de koffie op de Belgische markt liggen de prijzen veel hoger dan de lage koersen op de termijnmarkt van Londen voor robusta (rond de 0,27 dollar per pond) en van New York voor arabica (0,50 à 0,60 dollar per pond).”

Correcties van de vrije markt

De Europese koffiedrinker verkiest betere kwaliteit, en dus duurdere koffiesoorten. Dat blijkt uit het European Coffee Report 2000: terwijl de prijs voor ruwe koffie in 2000 met 42% daalde op de wereldmarkt, ging de waarde van de totale import slechts 3,4% achteruit (hoewel in dat jaar amper 1,7% minder werd ingevoerd). Wat Europese koffie-importeurs aan de boeren betaalden, volgde dus geenszins de zware val van de grondstofprijzen op de termijnmarkten. Dat verklaart waarom een pakje koffie in de winkel ondanks lage noteringen in Londen en New York niet evenredig is gedaald. Ook de Belgische index voor consumptieprijzen toont dat de gemiddelde koffieprijs in 2000 ongeveer 65 eurocent per kilogram goedkoper werd.

“De termijnmarktnoteringen kunnen speculatief beïnvloed worden. Ze zijn de barometer waarop wij steunen voor hogere of lagere aankoopprijzen. De daling treft vooral robustakoffie en minder de duurdere arabicavarianten, waar kwaliteit nog altijd een faire prijs krijgt,” zegt Installé.

Als bijkomend argument dat de prijs voor de producent zeker voor Belgische koffie niet dramatisch is ingestort, verwijst Marleen Vaesen naar de standaardkorf voor ruwe koffie die het ministerie van Economische Zaken destijds heeft erkend: in 1991 kostte één kilogram ongeveer 2,29 euro, vandaag 1,97 euro per kilogram uit een korf met precies dezelfde samenstelling. “Intussen zijn de Belgische loonkosten, die deel uitmaken van de kostprijs van een pakje koffie, aanzienlijk gestegen. Toch werd een pakje Douwe Egberts goedkoper, van 2,33 euro in juni 1997 tot 1,86 euro vandaag.”

De prijs van het pakje

Het is niet eenvoudig om de prijs van de grondstof te achterhalen in de prijs van een pakje koffie in de winkel – en dan meer bepaald hoeveel de boer voor zijn oogst krijgt. Max Havelaar zegt geen helder zicht te hebben op de kostenstructuur nadat de koffie door zijn importeur/licentienemer werd aangekocht. De organisatie koopt zelf geen koffie op. Op basis van criteria voor ‘eerlijke handel’, zoals correcte arbeidsvoorwaarden, een eerlijke prijs aan de boeren en milieuverantwoorde productie, kent ze een keurmerk toe.

Johan Declercq van Max Havelaar schat dat grosso modo 20% van de meerwaarde op het eindproduct in het Zuiden blijft, voor het klaarmaken van de koffiebes tot aflevering van de koffiezak op de boot. (zie tabel: De prijs van een pakje koffie). De overige 80% waarop in het Noorden meerwaarde wordt gecreëerd, gaat naar verwerking (roosteren, verpakking enzovoort) en distributie.

“De hele keten van bij de boer tot de eindverbruiker blijft behoorlijk ondoorzichtig. Traders/opkopers in de tussenhandel hebben immers hun eigen aanpak. Maar de prijs verschilt ook naar gelang van de plantage, de koffiesoorten of de kwaliteit van de loten,” zegt Patrick Installé. Zicht krijgen op de importzijde is nog moeilijker. Die is namelijk afhankelijk van de doelgroep van de koffiebrander en zijn distributiekanalen: de groothandel, horeca, een gegarandeerde afzet in ziekenhuizen of overheidsadministraties, duurdere specialty coffees voor fijnproevers… Allemaal hebben ze een zeer uiteenlopende kostenstructuur en marges. “De distributeur bepaalt de uiteindelijke prijszetting tegenover de consument,” zegt Jo Van Eynde van DE België.

In een poging om de prijsstructuur van een pakje koffie te verfijnen, komt Johan Declercq voor het Max Havelaar-keurmerk uit op 36,5% FOB-prijs (Freight on Board) en een bruto-inkomen van 25% voor de boer. Voor de conventionele merken zou dat volgens hem ongeveer uitkomen op respectievelijk 17,5% en 11,5%. Douwe Egberts en invoerder Patrick Installé betwisten die cijfers.

Jo Van Eynde: ” Sara Lee/DE koopt slechts 10% rechtstreeks bij de boer. Maar dat is kwaliteitskoffie, en die is sowieso duurder dan de Max Havelaar-minimumprijs van 1,26 dollar het pond ruwe koffie. De overige 90% komt van het handvol grote internationale traders als Neumann, Volcafé, Ecom, Man/Mercom, het Antwerpse Efico en enkele andere.” Wat zij aan de boer betalen, weet Van Eynde niet. “Maar afhankelijk van het lot, zal de prijs variëren tussen een meerprijs van minimaal 20% tot maximaal 300% bovenop de quoteringen in New York.” Bovendien loopt de koffiecomponent volgens Douwe Egberts België op tot de helft van de uiteindelijke prijs voor de consument in de distributie.

Ook Patrick Installé relativeert de cijfers van Max Havelaar. “Voor specialtycoffees wordt meer dan 25% aan de boer betaald, en voor gewone koffiesoorten is 11,5% een ongewoon laag cijfer.”

Ontspoord macro-economisch beleid

Zowel de industrie als de Internationale Koffieorganisatie (ICO) struikelen over een gewaarborgde minimumprijs. “Aan de vrije markt tornen leidt altijd tot averechtse effecten,” zegt Denis Seudieu, econoom bij het ICO. Wat uiteraard betwist wordt door Gonzague de Beer, directeur van Max Havelaar.

Tot eind 1989 legde de ICO voor ruwe koffie een minimumaankoopprijs op in een vork van 1,2 tot 1,4 dollar per pond. “We willen niet terug naar quota of bodemprijzen voor de productielanden,” beklemtoont Seudieu. Bij de ICO in Londen zaten vorige week 63 productielanden en 45 consumptielanden rond de tafel om een uitweg te zoeken voor de koffiecrisis, die uiteraard reëel is. De overproductie in de wereldmarkt is echter grotendeels een uitloper van de vroegere ICO-minimumprijs. In het oogstjaar 2001-2002 werden 109,1 miljoen zakken verkocht, terwijl de consumptie bleef steken op 105,3 miljoen zakken – een surplus van 228.000 ton. Voor 2002-2003 worden nog grotere overschotten verwacht. Die gegarandeerde bodemprijs had zo zijn bijwerkingen: elke boer vond het vanzelfsprekend dat zijn inkomen 10% zou stijgen als hij 10% meer kon oogsten.

Vooral Vietnam, dat tot 1975 niet één koffieboon produceerde, volgde die redenering. Met als gevolg dat het land in zijn eentje bijna evenveel robustakoffie produceert als alle Afrikaanse landen samen. Ook Brazilië werkte zich naar de top. Omdat Vietnam (voor de robustavariëteit) en Brazilië (voor arabica) kwaliteit bieden tegen concurrentiële prijzen, werden de twee richtinggevend voor de koffieprijzen op de wereldmarkt. Installé: “Moeten zij nu verplicht afbouwen, omdat ze succesvol zijn geweest? Vietnam produceert 1,8 ton per hectare. In Afrika is dat gemiddeld 600 kilogram.”

Bovendien bood koffie voor de boeren in Brazilië, als gevolg van een ontspoord macro-economisch beleid, de beste bescherming tegen muntontwaarding. Ze gingen massaal koffie telen, omdat hun oogst vier jaar later in klinkende Amerikaanse dollars werd betaald. Maar terwijl Brazilië de kwantiteit en kwaliteit opvoerde, had het ook oog voor een diversificatie van zijn economie. Koffie maakt nog maar 7% van de buitenlandse deviezenopbrengsten uit. Ook Vietnam voert zo’n politiek. Afrika gleed echter door wanbeleid en oorlogen helemaal weg, op Oeganda en Kenia na. Angola was tot 1968 de grootste producent van uitstekende robusta, en ook Ivoorkust en Congo waren belangrijke spelers.

“Het heeft geen zin dat Douwe Egberts de overproductie op een kunstmatige manier zou subsidiëren. Of gaan we na de Europese boterbergen en melkplassen nu ook koffieplassen in stand houden op de wereldmarkt?” reageert Jo Van Eynde. Douwe Egberts België wil het surplus op de wereldmarkt structureel helpen wegwerken door de vraag te stimuleren. Een hefboom is het nieuwe koffiezetapparaat Senseo, dat met Philips werd ontwikkeld en waarvoor Douwe Egberts in Grimbergen 35 miljoen euro investeert, wat 230 bijkomende jobs zal opleveren.

Samen rond de koffietafel

“We opteren voor meer consumptie en kwaliteit, of vrijemarktcorrecties aan de vraag- en de aanbodzijde,” zegt Denis Seudieu (ICO). Zowel de arabica- als de robustaproducenten moeten er zich toe verbinden geen koffie meer uit te voeren die niet voldoet aan bepaalde kwaliteitscriteria.” Als elke Mexicaan twee kopjes koffie drinkt, moet Mexico zelf koffie importeren. Idem dito in China. Sinds het succes van de koffieketen Starbucks kopen Amerikaanse traders almaar betere kwaliteiten, en dus beter betaalde ruwe koffie.

Dat zijn precies ook streefdoelen van Max Havelaar, verzekert directeur Gonzague de Beer. “Een betere kwaliteit en diversificatie zijn pas mogelijk wanneer de boer een correcte return krijgt. Dat verhindert dat je een beroep moet doen op marktverstorende interventies om vraag en aanbod in evenwicht te krijgen.” In de minimumprijs van Max Havelaar aan de boeren zitten ook kredietfaciliteiten, technische assistentie en omschakeling naar andere teelten.

Begin de jaren negentig werd wereldwijd voor 30 miljard dollar koffie gedronken. Volgens het ICO leidde de groeiende verkoop van (kwaliteits-) koffies vorig jaar tot 65 miljard dollar verkoop aan de consument, maar het aandeel daarin voor de producenten daalde over dezelfde periode van 12 tot 5,5 miljard dollar. En dat wil Max Havelaar bijschaven door meerwaarde te creëren in de productielanden. “Als Douwe Egberts zegt dat het een premie betaalt die 20 tot 300% hoger ligt dan onze minimumprijs, dan zitten we toch op dezelfde golflengte,” lacht Johan Declercq. “Wij zeggen niet dat ze slecht zijn of het slecht doen. Laten we liever rond de tafel zitten en bij een kop koffie samen sleutelen aan hogere returns voor de boeren.”

Erik Bruyland [{ssquf}], ebruyland@trends.be

Hogere kwaliteit houdt de prijs van het gemiddelde pakje koffie hoog.

Minimumprijzen resulteren in marktverstorende overproductie.

“Wij zeggen niet dat de grote merken slecht zijn. Laten we liever samen sleutelen aan hogere returns voor de boeren.”

(Johan Declercq, Max Havelaar)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content