TERMIJNEN. DERTIG JAAR WACHTEN. Problemen met biezondere heffingen

Waarvoor dienen “termijnen” ? Ongetwijfeld, op de eerste plaats, om het maatschappelijk leven een beetje geordend te laten verlopen. Als ik weet dat de vuilniskar pas morgen komt, dan moet ik mijn vuilnisemmer vandaag nog niet buiten zetten. Als ik weet dat ik tot gisteren tijd had om mijn telefoonrekening te betalen, dan weet ik met zekerheid dat ik moeilijkheden krijg als ik mijn betaling tot overmorgen uitstel.

Hetzelfde geldt ook op fiskaal gebied. Een goede organizatie van het “belasting”-gebeuren vereist dat men zich aan termijnen houdt. Termijnen waarbinnen de aangifte moet worden ingediend, termijnen waarbinnen de Administratie de belasting moet vestigen, termijnen waarbinnen ik de verschuldigde belasting moet betalen, en termijnen waarbinnen de Administratie de niet-betaalde belasting eventueel langs gerechtelijke weg kan invorderen.

SPONS.

Termijnen kunnen daarnaast nog een andere funktie vervullen. Die van vergevingsgezinde “spons”. In een volwassen rechtsbestel is het niet normaal dat zonden eeuwigdurend meegesleept worden. Na verloop van tijd, wordt het tijd dat “het recht” met de grote “R” zwijgt.

Veronderstel dat ik vandaag iets mispeuter, en dat “het recht” met alle middelen die het ter beschikking heeft (politie-agenten, onderzoeksmagistraten, prokureurs, rechters, rechtbanken, enzovoort) er niet in slaagt om zelfs na verloop van zeer veel jaren op het spoor te komen van wat ik misdreef. Moet “het recht” mij dan eeuwigdurend kunnen vervolgen, zelfs na tien, twintig, dertig, veertig, vijftig jaar ? Of komt er een ogenblik waarop men gewoon moet kunnen zeggen dat men niet meer op het verleden terugkomt ? Een ogenblik waarop “het recht” zichzelf het zwijgen oplegt ? Een ogenblik waarop “het recht” zelf erkent dat het eigenlijk “onrechtvaardig” zou zijn mensen nog met hun zonden uit het verleden lastig te vallen ?

MOORD.

Termijnen vervullen ongetwijfeld ook die funktie. Zij het dat de lengte ervan uiteraard verschilt naargelang van de ernst van wat men mispeuterd heeft. Het spreekt voor zich dat een verjaringstermijn in verband met de invordering van een kleine onbetaalde rekening veel korter kan en moet zijn dan de termijn waarbinnen een lafhartige moord vervolgd en bestraft kan worden.

ZWIJGEN.

De termijnen die op fiskaal gebied gelden, weerspiegelen ook die dubbele funktie. Langs de ene kant ordenen zij mee al wat er op fiskaal gebied te gebeuren staat (aangifte, inkohiering, betaling, enzovoort) ; en langs de andere kant zijn die termijnen ook mee bedoeld om een punt te zetten achter het verleden. Een belasting die na zoveel jaren niet gevestigd is, moet niet meer gevestigd worden. Men kan de belastingplichtigen niet blijven achtervolgen met fouten uit het verleden, inkomsten waarvan de sporen intussen zo goed als uitgewist zijn, bewijsmateriaal dat grotendeels onkontroleerbaar geworden is, enzovoort. Ook het fiskaal recht moet op een bepaald moment zwijgen.

AANSLAG.

De vraag is alleen op welk moment dat zwijgen een aanvang moet nemen.

Op het gebied van de inkomstenbelastingen zijn nogal wat termijnen van toepassing. Voor de vestiging van de belasting beschikt de fiskus over niet minder dan vier uiteenlopende termijnen.

Om te beginnen heb je de normale aanslagtermijn. Die loopt in de regel tot 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar. Een normale aanslagtermijn die slechts geldt op voorwaarde dat de aangifte volledig in regel is. Vervolgens heb je de kontroletermijn van drie jaar (te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar). Die geldt zodra de Administratie ook maar één verkeerde komma in de aangifte kan vinden. Een bepaald bedrag dat men vergeten aan te geven is ; of een beroepskost die men een beetje overdreven heeft. Enzovoort.

BUITENGEWOON.

Voorts is er dan nog de buitengewone termijn van vijf jaar (ook weer te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar). Die aanslagtermijn geldt zodra de Administratie kan aantonen dat er belastingontduiking in het spel is, of zoals de wet het uitdrukt, zodra men gehandeld heeft “met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden”.

En vervolgens is er nog de “buitengewone-buitengewone” termijn. Die geldt onder meer wanneer bewijskrachtige gegevens uitwijzen dat belastbare inkomsten niet werden aangegeven in de loop van één van de vijf jaren vóór het jaar waarin de Administratie kennis van die gegevens heeft gekregen ; de Administratie beschikt dan in ieder geval nog over twaalf maanden vanaf het ogenblik waarop zij kennis krijgt van die bewijskrachtige gegevens, om alsnog een aanslag te vestigen.

Kortom, de aanslagtermijn inzake direkte belastingen, kan lang duren. Drie jaar, soms vijf jaar, en soms zelfs langer. Maar daarna is het onherroepelijk gedaan. Als de Administratie binnen die kontrole- en aanslagtermijnen geen resultaat bereikt, mag de belastingplichtige op beide oren slapen. Zijn zonden zijn hem vergeven.

PRINCIPES.

Op gezette tijden overkomt het de fiskale wetgever evenwel dat hij enige biezondere heffingen in het leven roept, en dat hij daarbij vergeet de hoger genoemde principes in aanmerking te nemen.

Dat was bijvoorbeeld begin de jaren tachtig het geval. De fiskus was toen zoals gebruikelijk op zoek naar bijkomende inkomsten. Maar wou onder geen beding een nieuwe belasting invoeren. Niettemin moest een nieuwe fiskale inkomstenbron gevonden worden. Een belasting die geen belasting mocht heten.

Vandaar dat men aanklopte bij de sektor van de sociale zekerheid. Met de introduktie van een nieuwe belasting die pro forma de naam kreeg van een “biezondere bijdrage voor sociale zekerheid”. Een bijdrage die alleen “in naam” enige gelijkenis met een sociale-zekerheidsbijdrage vertoonde, maar voorts alles weg had van een regelrechte belasting.

INNING.

Men heeft trouwens ook alles gedaan om zoveel mogelijk te verdoezelen dat de nieuwe bijdrage in feite een belasting was. Vandaar dat niet de fiskus met de inning ervan belast werd, maar wel de RVA, een instelling die overigens ook niets met het innen van de gewone sociale-zekerheidsbijdragen te maken heeft, en bijgevolg alles behalve geëquipeerd was om de invordering van de nieuwe bijdrage tot een goed einde te brengen. De RVA heeft zich dan ook verplicht gezien een volledig nieuwe afdeling op te richten die zich met de nieuwe bijdrage bezig moest houden, met de interpretatie ervan, de toelichting, de organizatie, enzovoort.

Hoeft het in die omstandigheden verwondering te wekken dat men enige zaken uit het oog verloren is ? Zo onder meer de termijn waarbinnen de RVA de biezondere bijdrage kan invorderen.

KASSATIE.

Vandaar dat daarover al gauw hevige diskussies ontstonden. Moest men zich houden aan de fiskale termijnen ? Of aan de termijnen die op het gebied van de invordering van de gewone sociale-zekerheidsbijdragen gelden ? Het Hof van Kassatie heeft daar onlangs definitief uitspraak over gedaan : ten aanzien van de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid gelden geen biezondere termijnen ; dus valt men terug op de termijn van het gemeen recht : die duurt dertig jaar.

Als men dan bedenkt dat de biezondere bijdrage tot eind de jaren tachtig bestaan heeft, dan wil dit zeggen dat de biezondere bijdrage nog tot in de buurt van het jaar 2020 als een zwaard van Damocles blijft hangen boven het hoofd van de bijdrageplichtigen. Gezond is dat niet.

INTERESTEN.

De biezondere bijdrage voor sociale zekerheid is overigens geen alleenstaand geval. Begin de jaren tachtig werd nog een andere biezondere heffing ingevoerd : de nog steeds bestaande biezondere “kompenserende heffing” voor belastingplichtigen die meer dan 539.000 frank interesten van Belgische oorsprong genieten. Zij moeten op het hogere saldo 25,75 % belasting betalen (tenzij zij dat saldo op de voorgeschreven wijze herinvesteren). En wat als zij dat niet doen ? In de wet staat te lezen dat de biezondere heffing dan alsnog kan worden ingekohierd ; en dat dit kan gebeuren “zelfs na het verstrijken” van de aanslagtermijnen die men op fiskaal gebied kent.

Moet men dan hieruit niet besluiten dat de biezondere kompenserende heffing desnoods ook nog tot dertig jaar na de feiten kan worden ingekohierd ?

BANK.

Zo’n termijnen zijn veel te lang. Uiteindelijk komt het erop neer dat men maar beter een bank met veel geweld en bedreiging kan overvallen, dan zich bezondigen aan het niet betalen van dergelijke biezondere bijdragen. Want in het eerste geval verjaart de strafvordering na tien jaar. In het tweede geval is men pas na dertig jaar gerust.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content