Ten oorlog

De overlegoorlog is begonnen. Een oorlog onder gentlemen; eerst wordt afgesproken met welke munitie en op welk terrein men gaat vechten. Bijvoorbeeld. Bedraagt de vormingsachterstand van onze bedrijven 20 miljard frank? Het NCMV beweert van niet. Ten oorlog.

Het sociaal overleg is vorige week weer in gang geschoten. De twee grote vakbonden, ABVV en ACV, openden het wapengekletter met een felle, respectievelijk minder felle uitval tegen de loonnorm. De werkgevers schoten onmiddellijk terug met een gemeenschappelijke verklaring.

De sociale overlegoorlog wordt dit najaar op drie fronten gestreden:

Front 1: de loonnorm. De sociale partners moeten onderling bepalen met hoeveel de loonkosten mogen stijgen. Die stijging hangt af van de loonkostenevolutie in de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. Die loonmatiging moet samen met de door de regering toegezegde loonkostenverlaging (108 miljard frank gespreid over zes jaar) België op het niveau van de buurlanden brengen.

Front 2: vormings- en tewerkstellingsakkoorden. De loonkostenverlaging van 108 miljard frank bestaat uit telkens twee keer negen miljard per jaar, negen miljard onvoorwaardelijk en negen miljard gekoppeld aan inspanningen die de bedrijven leveren rond vorming en tewerkstelling. Op het vlak van tewerkstelling moet een menu samengesteld worden van maatregelen (vierdagenweek, loopbaanonderbreking, deeltijdse arbeid…) waaruit de bedrijven kunnen kiezen. Wat vorming betreft, heeft de regering zich in haar Europees werkgelegenheidsplan geëngageerd om de vormingsinspanning van de Belgische bedrijven op het niveau van de buurlanden te brengen. Volgens de Hoge Raad voor Werkgelegenheid heeft België een achterstand van 20 miljard frank.

Front 3: arbeidsherverdeling. Hier gaat het om extra initiatieven die losstaan van de voorgaande in het kader van de 2×9 miljard frank.

In de eerste schijnoorlogsbewegingen woedt een felle discussie over het feit of die vormingsinspanningen die op het tweede front geleverd worden, al of niet meegeteld worden op het eerste front, in de loonnorm (zie kader). De vakbonden zeggen al langer dat ze dat niet willen, omdat ze ook wel beseffen dat de loonnorm voor de periode 1999-2000 zeer weinig of geen ruimte zal opleveren. Vorige week kregen ze steun van Miet Smet (CVP), minister van Tewerkstelling & Arbeid.

Cijferdans

België heeft ten opzichte van de buurlanden een achterstand van 20 miljard frank op het vlak van vorming van werknemers. Dat werd tot nu toe algemeen aanvaard, maar het NCMV probeert dat bedrag nu aan flarden te schieten. Volgens de organisatie van de zelfstandige ondernemers gaat het slechts om 8,1 miljard frank.

Waarom? De 20 miljard is gebaseerd op cijfers van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid. Volgens die Raad besteden de privé-ondernemingen in België slechts 1,2% van de loonmassa aan vorming, goed voor 38,8 miljard frank. Dat heeft de Hoge Raad afgeleid uit de sociale balans van 1996 (sinds dat jaar een verplicht onderdeel van de jaarrekening). In Frankrijk en Nederland ligt dat percentage duidelijk hoger (zie grafiek). Het gewogen gemiddelde van die landen plus Duitsland bedraagt 1,84%, wat het verschil brengt op 0,64% of 20,7 miljard frank. “Maar in die landen werd dat percentage op een andere manier berekend,” zegt Kris Peeters van het NCMV. Het bekende verhaal van de appelen en peren.

Het NCMV denkt alleen appelen te vinden in de cijfers van Eurostat. In een publicatie van 1997 werd een reeks Europese ondernemingen bevraagd over hun inspanningen inzake permanente beroepsopleiding in 1993. Die bevraging heeft het voordeel dat ze vergelijkbare cijfers oplevert. En dat geeft een heel ander beeld (zie grafiek). België scoort met 1,4% wat beter, Frankrijk doet het slechter met 2%, Duitsland en Nederland scoren identiek. Op basis van deze cijfers heeft België “slechts” een achterstand van 8,1 miljard frank.

Deze landencijfers

blijken zowel bij de Eurostat-enquête als bij de Hoge Raad voor Werkgelegenheid een doos van Pandora te zijn. De sectorale verschillen zijn immers aanzienlijk (zie grafiek). De best presterende sector (verzekeringen) besteedt 2,7% van de loonmassa, de rode lantaarn (gedeeld door de horeca en de vzw’s) heeft er amper 0,2% voor over.

Ook blijkt een, te verwachten, omvangrijke discrepantie tussen grote ondernemingen en kmo’s. Bij de grote bedrijven bedragen de opleidingskosten 1,45% van de personeelskosten, bij de kmo’s 0,12%.

Bovendien zijn de regionale verschillen aanzienlijk: 2,22% in Brussel, 1,16% in Vlaanderen en 0,82% in Wallonië. Maar wees niet te snel met communautaire conclusies. De procentuele verschillen hebben veel te maken met het verschillende gewicht van de sectoren in de regio’s. Zo scoort Brussel zeer hoog omdat daar de financiële en verzekeringssector goed vertegenwoordigd is.

Sectorale, dimensionale en regionale verschillen… ze doen Kris Peeters gruwen voor een uniforme maatregel. Vakbonden dromen natuurlijk van een bijdrage die gesolidariseerd wordt in een vormingsfonds dat dan aan de ondernemingen allerlei vormingspakketten kan aanbieden. Voor Kris Peeters zijn het de ondernemingen zelf die moeten beslissen over de vorming van hun werknemers.

Drie impulsen

Het NCMV lanceert drie pistes om vorming aan te zwengelen:

1. Scholingsaftrek. Die mosterd is het NCMV in Nederland gaan halen. Daar werd begin dit jaar beslist tot een verhoogde fiscale aftrekbaarheid van vormingskosten. Deze beroepskosten zijn voor 120% aftrekbaar, voor 140% in het geval van kmo’s (voor een eerste schijf van 60.000 gulden) en voor ouderen komt daar nog eens 40% bovenop. Het NCMV voegt daar een eigen idee aan toe: ondernemingen mogen een fiscaal aftrekbare provisie aanleggen voor opleidingskosten.

2. Best practices. De sectoren moeten een reeks van “best practices” uitwerken. Kris Peeters geeft het voorbeeld van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid dat een peterschapssysteem heeft opgezet. Bedrijven kunnen een oudere werknemer als peter aanstellen voor een jongere. Ze krijgen daarvoor een premie. Het systeem draait nu een jaar en 484 bedrijven hebben er een beroep op gedaan, 426 daarvan komen uit Vlaanderen, 75% zijn kmo’s. “De sectoren zijn creatiever in het bedenken van geschikte systemen,” zegt Kris Peeters. “Geef hen dus de vrijheid.”

3. Sensibilisering. Vooral de kmo-werkgevers moeten gesensibiliseerd worden om hun personeel meer vorming te geven. Daarvoor zal wel het aanbod beter moeten afgestemd worden op hun noden. Het NCMV is voorstander van kmo-opleidingsadviseurs die bedrijven bijstaan in het opstellen van een opleidingsplan.

Drie mooie maatregelen, maar een engagement om de kloof van 8,1 miljard frank te dichten, is het niet. “Het is gemakkelijk vrijblijvende verbintenissen aan te gaan. Zullen we gestraft worden als we dat engagement niet halen? Toch moet het mogelijk zijn over een periode van zes jaar de kloof te dichten. Maar laat de vrijheid aan de ondernemers.”

Is het risico niet groot dat al deze instrumenten, vooral de fiscale, in de eerste plaats een subsidie zullen zijn voor het bestaande vormingsaanbod? En is het niet gemakkelijk de factuur eens te meer naar de overheid door te schuiven? “Ja, dat zullen discussiepunten worden,” geeft Kris Peeters toe. Ook over het op elkaar aansluiten van federale instrumenten (fiscale aftrek) en regionale bevoegdheden (vorming) zal wel nog niet het laatste woord gezegd zijn.

Blijft het bizarre

punt dat een werkgeversvereniging de aandacht vestigt op een thema als vorming van werknemers. Sinds wanneer leggen werkgevers dossiers op tafel die hen geld zullen kosten? Natuurlijk omdat vorming belangrijk is voor bedrijven, maar er zijn ook tactische redenen. Voor het voorwaardelijke luik van negen miljard frank loonkostenverlaging, moeten de bedrijven een tegenprestatie leveren: vorming of arbeidsherverdeling. Voor het NCMV is de keuze snel gemaakt. Want voor de vierdagenweek of de 35-urenweek zijn de zelfstandige ondernemers als de dood. Dus vorming als wapen tegen arbeidsherverdeling. Het wordt een boeiende tactische oorlog.

GUIDO MUELENAER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content