Tekenen van vooruitgang

We mogen ons niet zo negatief uitlaten over de Japanse economie. Er zijn belangrijke hervormingen bezig, waardoor 2002 een constructief jaar zal worden.

De omvang van de Japanse hervormingen wordt in grote mate onderschat. Buitenlandse waarnemers neigden ertoe de zwakke groei van het bruto nationaal product (BNP) te zien als een bewijs van de stagnatie. Hun zijn de vele welkome veranderingen in de economie ontgaan, waarvan de eerste heilzame effecten de reden zijn om ermee door te gaan. Ernstiger is de fout van de regering om geen waardering uit te spreken voor de schaal waarop de dingen gebeuren. Dit heeft geresulteerd in een aantal pijnlijke beleidsbeslissingen, waarvan de kosten in 2001 duidelijk werden. De regering van Junichiro Koizumi, de populaire Japanse premier, is in 2002 doordrongen van de gevaren van deflatie. Ze zal overgaan op een expliciet reflatoir beleid. Dit zal vooral worden gekenmerkt door het in de hand houden van de inflatie, financiële overheidssteun aan de banken, een zwakkere yen en een opleving van de huizenmarkt. Tegelijk zullen de beste Japanse bedrijven hun hervormingsprogramma versnellen, wat zal leiden tot een fusiegolf, verzelfstandiging van bedrijfsonderdelen en overnames. De waarde van de activa zal uiteindelijk een dieptepunt bereiken. Het gastheerschap voor het wereldkampioenschap voetbal zal ertoe bijdragen dat het geschonden nationale zelfvertrouwen zich weer zal herstellen.

Geen productie maar dienstverlening

De metamorfose van de Japanse economie, die werd gekenmerkt door industriële productie, hoge besparingen en hoge investeringen naar een op dienstverlening gerichte consumptieve economie, is niet het werk van politici maar van de particuliere sector. Een van de duidelijkste tekenen van vooruitgang is de verschuiving in de werkgelegenheid van productie naar dienstverlening. Omdat de grootste Japanse producenten hun activiteiten hebben herzien _ overplaatsing van de productie naar landen overzee, uitdunning van het netwerk van toeleveranciers en het rationaliseren van de distributie _ heeft het industriële centrum een meedogenloze sanering ondergaan. Zoals gebruikelijk in een klassiek geval van creatieve destructie, bereikten de faillissementen recordhoogten, terwijl tegelijk de bedrijfswinsten weer toenamen.

Niet alleen de industriële productie heeft het zeer zwaar te verduren. De bouwsector, politiek gezien eens het Japanse equivalent van het Amerikaanse militair-industriële complex, heeft te lijden van een zwakke particuliere vraag en een forse vermindering van overheidsopdrachten. Als gevolg hiervan zijn de orderboeken van de vijftig grootste bouwconcerns goed voor het laagste aandeel in het BNP van de afgelopen dertig jaar.

Tientallen jaren lang waren de elektriciteitsmaatschappijen, net zoals de bouwbedrijven, de instrumenten van het economische beleid. De investeringsprogramma’s van deze sectoren waren bedoeld om de regionale economie aan te drijven en om de producenten van kapitaalgoederen steeds van een volle orderportefeuille te voorzien. Maar ook hier bestaat een tendens om de efficiënte en winstgevende aanwending van activa te vergroten. Sinds 1993 hebben de grootste nutsbedrijven hun kapitaalinvesteringen met een derde teruggebracht en zijn zij als de grootste Japanse investeerders ingehaald door de telecombedrijven.

Net zoals in de westerse landen heeft de opkomst van de diensteneconomie vergaande culturele gevolgen. Het tijdperk van de trouwe werknemer die zijn absolute loyaliteit aanbiedt in ruil voor een baan voor het leven, is voorbij. Mannen van middelbare leeftijd worden afgedankt, vaak zonder de vaardigheden om nieuwe kansen aan te grijpen. De werkgelegenheid in de dienstensector concentreert zich bij kleinere bedrijven en vereist flexibiliteit en specialistische vaardigheden. Het aandeel parttimers is enorm toegenomen: van 12% in 1998 naar 24% in 2000. De werkloosheid onder mannen tussen 45 en 54 jaar is gestegen, terwijl die voor vrouwen tussen 25 en 34 jaar is gedaald. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat Ginza en Akaksaka, de traditionele vetpotten voor de ‘heren van de onkostendeclaraties’, in een crisis verkeren, terwijl Odaiba, Harajuku en andere sectoren die profiteren van trendy, jonge freelancers bruisen van activiteit.

Het gewijzigde consumentengedrag wordt gesymboliseerd door het ongelooflijke succes van de modeketen Uniqlo, die in drie jaar tijd vanuit het niets is uitgegroeid tot Japans meest succesvolle detaillist. Uniqlo’s structurele winst (830 miljoen dollar) is groter dan de winsten van de tien grootste warenhuisketens bij elkaar. Uniqlo is de meest in het oog springende van een grote groep snel groeiende ketens die van alles verkopen, van toiletartikelen tot meubilair en van brillen tot boeddhistische relikwieën. Buitenlandse ketens van detaillisten, zoals Gap, Carrefour en Starbucks, bouwen een belangrijke positie op in Japan en verkopers van luxegoederen zoals Gucci en Bulgari, voor wie de doelgroep eerder bestaat uit jonge vrouwen dan uit mannen van middelbare leeftijd, merken nauwelijks iets van het wel veronderstelde zwakke consumentengedrag. Zowel de buitenlandse als de nieuwe generatie Japanse detaillisten hebben de sterke neiging om hun productie in het buitenland te vervaardigen. Dit heeft bijgedragen tot een opmerkelijke importstijging van 60% in de afgelopen acht jaar, tegen een exportgroei van 25%.

Hardnekkige malaisestemming

Als er zoveel positieve veranderingen plaatsvinden, waarom is de malaisestemming dan zo hardnekkig? Het antwoord is dat het nieuwe accent in de particuliere sector op winstgevendheid, flexibiliteit en efficiëntie deflatoire gevolgen heeft. Vooral het teruglopen van de kapitaalinvesteringen van 22% van het BNP in 1990 naar 14% in 2001 heeft het chronische kapitaaloverschot van Japan versterkt. Een toenemende deflatie, het diep in de schulden verkerende bedrijfsleven en een slecht geleid en een ondergekapitaliseerde banksector vormen tezamen de ingrediënten voor een bijna permanente financiële crisis.

Toen de wereldeconomie expandeerde en grote producenten overzee forse winsten opstreken, maakten Japanse beleidsmakers zichzelf wijs dat radicale tegenmaatregelen niet nodig waren. Er waren een wereldwijde terugval en een ineenstorting van de exporten voor nodig om de zelfgenoegzaamheid van de beleidsmakers te ondermijnen.

De regering-Koizumi kwam aan de macht met een bij het electoraat zeer populair programma, waarbij de kost voor de baat uitging. In 2002 zal de regering zich houden aan haar prioriteiten: publieke werken die de status hebben van een bodemloze put worden geschrapt en er komt een eind aan de praktijk van het redden van banken die oninbare vorderingen op politiek belangrijke debiteuren hebben. Maar als de kosten toenemen, zal de regering overgaan tot het stimuleren van de economie.

Al deze factoren samen zullen 2002 tot een constructief jaar voor Japan maken. Zoals gewoonlijk valt er met de gebruikelijke wijsheid over Japan nauwelijks iets te zeggen over de toekomst. Een afgeslankt, krachtiger en weer dynamisch Japan maakt verrassenderwijs zijn opwachting.

Peter Tasker

De auteur is partner van Arcus, een financieel bedrijf dat is gespecialiseerd in Japanse fondsen. Tasker is de auteur van ‘Japan in Play’ en van de roman ‘Samurai Boogie’.

[2002]

Publieke werken die de status van een bodemloze put hebben, worden geschrapt.

[2002]

Een afgeslankt, krachtiger en weer dynamisch Japan maakt zijn opwachting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content