“Technologie zal de wereld redden”

Barack Obama zweert bij wetenschap en technologie om Amerika en de wereld vlot te trekken. Martin Hinoul was wetenschapper, Bell-man, technologisch attaché voor België in de VS, kabinetschef van Jaak Gabriëls en academisch ambassadeur voor de uitbouw van de kennisregio Leuven en de technologiedriehoek Leuven-Eindhoven-Aken. Hij onthult zijn netwerk en presenteert een receptenbundel voor groei in een nieuw boek.

De banken in binnen- en buitenland kantelen. De economie vertraagt, maar valt daarom niet stil. Martin Hinoul reist als een bezetene en was op een driedaagse in Halifax in Canada over grensoverschrijdende technologische samenwerking. “Daar zag ik weer dat de toekomst aan de regio’s is. De landen verminderen in belang én de samenwerking tussen grensstreken is een sterke trend. Financieel loopt er veel mis. De onderzoeksgeest, de wil om risico’s te nemen of te ondernemen is echter niet weg.” Hinoul vertelt in een nieuw boek hoe hij netwerker werd en hoe de wetenschap en haar vondsten de samenleving wereldwijd zullen redden. Het land van Obama was veertien jaar zijn thuis.

“In mijn carrière had ik een grote portie geluk. In de eerste plaats werkte ik tijdens een van de meest ingrijpende periodes van de geschiedenis. Politiek, economisch, maar vooral technologisch en wetenschappelijk, was het zonder discussie een gouden tijd.”

“Ik bekleedde een waaier van functies bij bedrijven, instellingen en de overheid op drie continenten. Van de veertig actieve jaren – tot nu toe, want ik doe voort – heb ik er zowat twintig in het buitenland vertoefd, waarvan het leeuwendeel in de VS.

“Geleidelijk maar zeker begon ik een echte netwerker te worden. Ik hield vroeger mijn visitekaartjes van wetenschappers en bedrijven bij en begon dat stelselmatig uit te breiden en te systematiseren. Bij Bell-ITT werd veel vergaderd en de kaartjes van de deelnemers waren trofeeën. Je wist maar nooit wat je ermee aan kon in de toekomst. Ik kleefde de visitekaartjes op vellen papier per bedrijf of per laboratorium. Veel aandacht schonk ik aan de functie. De namen probeerde ik goed te onthouden. Alles werd dan alfabetisch in een map gestoken. Die map werd steeds dikker en was voor mij heilig. Vandaag heb ik 5000 namen in mijn voorraad.”

Thuis

In Maaseik begon het. Martin Hinoul (65) is een leeftijdsgenoot van de ex-bankiers Theo Peeters en Jos Daniëls, die ook uit het Maasstadje komen. Hinoul is de zoon van een werktuigkundige van de mijn in Waterschei en een commerçante met een winkeltje waar klompen, lampen, peperkoek, sokken en garen volks vertoefden. “Vader was een perfecte mecanicien die de locomotieven van de mijn onderhield. De familie was gelovig, de pater familias trok ‘s morgens ter kerke naar het lokale bedevaartsoord Heppeneert. De lagere school deed ik bij de fraters van Tilburg en mijn middelbare school bij de kruisheren. Een hard en eerlijk college waar ik door de priester-leraren aangespoord werd om door te zetten, veel op te steken, alle talenten aan te spreken. Die zes jaar hebben een onuitwisbare invloed nagelaten. Ik werd oneindig leergierig, alles verslond ik, teksten over aardrijkskunde, Engels, Frans, literatuur, geschiedenis. Tot vandaag lees ik een boek per week. De kruisheren leerden me streng te zijn voor mezelf, gedisciplineerd. Mijn jeugdbeweging werd de KAJ. Een kajotter was een voorbeeld in een wereld van materialisme en miserie. Als vakantiejob maaide ik gras en haalde modder uit de sloten.”

“Mijn jeugddroom was om kapitein ter lange omvaart te worden, want ik was gek op de boeken van Jules Verne. Bij het allereerste contact met de Hogere Zeevaartschool hoorde ik dat mijn ogen te slap waren. Ik berustte in een Belgische toekomst. Ik koos natuurkunde omdat ik bij een bezoek aan de Leuvense universiteit professor Augustinus Van Itterbeek leerde kennen. ‘Den Itter’ (1904-1968), zoals we hem noemden, had een grote indruk nagelaten. Hij studeerde in Leiden, in zijn jonge jaren het mekka van de fysica met Nobelprijswinnaar Heike Kamerlingh Onnes (1853-1926). Die ontdekte de supergeleiding. Bij hem zou ik mijn licentie halen om daarna naar Maaseik terug te keren en leraar fysica te worden.”

“Van Itterbeek wilde dat ik zou doctoreren en ik volgde zijn raad, wat ik mij nooit zou beklagen. Ik kreeg een donker laboratorium in een oude kapel. Lange dagen werkte ik in de stinkende dampen van vacuümpompen die we meestal zelf maakten, met complexe apparatuur van spectrometers, magneten en resonantiemachines. Af en toe dook ik in de zeer ingewikkelde kwantumfysica. Nergens was er een relatie met de internationale netwerken die in mijn genen schijnen te zitten.”

“Van Itterbeek kwam geregeld langs en vroeg mij om een of andere conferentie te volgen. De eerste keer was na amper één maand, in de Ecole Supérieure de l’Electricité in Parijs. Van Itterbeek moest een lezing houden en was die dag niet vrij. Mijn promotor, Jef Witters, en ik trokken samen naar Parijs met tekst en uitleg. Ik kende niemand. Neen, beter, ik kende één persoon, de Fransman Hubert Pascard met een doctoraat van 1965. De tekst lag op een tafeltje in mijn laboratorium, want ik onderzocht hetzelfde domein. Pascard was charmant en stelde me tijdens de koffiepauzes voor aan de aanwezigen. Achteraf kon ik mij geen enkele naam herinneren.”

“Mijn doctoraat sleepte enkele jaren aan, want om vele redenen schoot de studie niet op. Uit de literatuur bleek dat er in de VS en Rusland laboratoria bestonden die goede resultaten behaalden in mijn onderzoeksdomein. Van Itterbeek vroeg of ik het juiste netwerk had in mijn vakgebied. ‘Nee, professor, ik ken de publicaties, maar de auteurs heb ik nooit gehoord of gezien.’ Hij stelde daarop voor dat ik naar de VS trok. Rusland zag hij niet zitten en ik evenmin. Twee labo’s waren mijn reisdoel: eentje van MIT in Boston-Cambridge en eentje van Stanford. Ik trok tijd uit voor bedrijfsbezoeken in en rond Boston en Route 128, Amerika’s technologiesnelweg.”

“Na enkele weken reisde ik naar San Francisco. Het scenario van de Oostkust herhaalde zich: veel wetenschappers ontmoeten in de laboratoria en interessante bedrijven bezoeken. Het begrip Silicon Valley bestond nog niet en het was de Valley of Heart’s Delight met in de omgeving veel abrikozengaarden.”

“Na de boeiende weken en mensen zat ik weer in het zonnearme lab in Leuven. Amerika had van mij een ander mens gemaakt en de yankeemicrobe had ik voorgoed te pakken. Ik wilde vanaf dan bedrijven zien, topmensen ontmoeten en niet verborgen leven in een benepen onderzoeksruimte.”

Bell-ITT

“Ik koos voor een toekomst bij Bell-ITT, want het zuiver academische was voor mijn nieuwsgierigheid en temperament te vredig. Jo Cornu en ik waren de eerste doctors in de wetenschappen bij Bell-ITT. Bij Bell zat ik prompt op de internationale roetsjbaan. In een eerste periode bezocht ik de Europese onderzoekscentra van ITT en later kon ik sleutelen aan de digitale schakelcentrale, het Systeem 12, in Connecticut, met 500 internationale medewerkers. ITT stopte een reusachtig bedrag in de digitale switch. Zij is de fundering van de informatietechnologie.”

“Door de banden met het hoofdkwartier van ITT in New York zwaaiden de poorten open van de Bell Labs in Murray Hill. Dat was voor mij zo goed als naar de hemel gaan. Bell Labs spuide jaren grote uitvindingen: in 1925 de fax, in 1947 de uitvinding van de eeuw, de transistor met Bardeen, Brattain en Shockley, in datzelfde jaar ook het eerste cellulaire netwerk, in 1954 de eerste zonnecel. In 1958 volgde de laser, net op tijd, want in andere laboratoria werd de eerste optische vezel ontwikkeld. In 1963 stelde Bell Labs het eerste touch-tonetoestel voor.”

“In de vroege jaren tachtig kon ik in het team van Chris Morel, manager bij Bell Telephone, meewerken aan het gewaagde China-project. Morel voerde een heroïsche opdracht uit. Hij overtuigde de China National Postal and Telecommunications Industry Corporation dat het digitale systeem van Bell Telephone het beste was. Ondanks de grote tegenzin van het Pentagon, maar door de hardnekkigheid van Chris, ondertekende Bell op 30 juli 1983 een contract in Sjanghai.”

“In die tijd droeg iedereen daar een grauw maopak en verbond een bar slechte zandweg de luchthaven van Peking met de stad. We logeerden in het Peking Hotel, verouderd tot en met, zonder comfort en van Russische makelij. Als beloning werden we af en toe naar de Grote Muur gereden over rotwegen, in de winter in de barre koude en in de zomer in de verzengende warmte. We waren er zeker niet van overtuigd dat China de weg zou volgen die door Deng Xiao Ping werd aangewezen in 1978 en we geloofden zijn legendarische oproep niet: to get rich is glorious. En toch was het in die periode, en geen andere, dat China wakker zou schieten. De bedrijven waren gezichtsloos en naamloos en droegen nummers. Ik was een friendly spy. De rapportering over deze bedrijven naar het Amerikaanse ministerie van Defensie, en de mogelijke transfer van westerse technologie naar China, blijven mij bij.”

“Na 1983 verbleef ik maanden in India. Bangalore begon zich stilaan te profileren als een informaticaregio. Ik begon de American dream weer te voelen in mijn botten. Wat ik bij de start bij Bell niet begreep, was dat ik werkte in een eng wereldje, het was al telecom, van ‘s morgens tot ‘s avonds. De experts spraken min of meer dezelfde taal, of beter geformuleerd, gebruikten dezelfde afkortingen. Financieel waren wij analfabeten en we gebruikten primitieve metingen om investeringen te verantwoorden. Het verbaast mij vandaag nog dat ik elf jaar standhield.”

Amerika

“Ik werd de eerste technologische attaché van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de VS. Ik plande een korte tijd in dat nieuwe vak, het zouden veertien jaar worden. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Leo Tindemans, wilde kennismakelaars in de VS, Japan en Duitsland en zocht diplomatieke medewerkers die wetenschappelijk sterk waren, de industrie kenden en aanleg hadden als waarnemer. Hij heeft zijn best gedaan om mij aan de haak te slaan.”

“Zes van de veertien jaar woonde ik in Los Angeles. Waarschijnlijk waren dat de interessantste jaren in mijn privé- en beroepsleven. Telkens ik langs Buitenlandse Zaken in Brussel passeerde, kreeg ik te horen dat ik te veel deed voor Vlaanderen en te weinig voor Wallonië, maar zo lagen nu eenmaal de kaarten in de technologie en voor de vestigingsplaatsen. De jaren tachtig katapulteerden de wetenschap en technologie in een fenomenale versnelling. De Westkust van de States was the place to be en ik leefde daar op het juiste moment met de juiste achtergrond door een goede universitaire opleiding en de ervaring bij ITT.”

“Cisco, Apple, Sun Microsystems en Intel, om slechts enkele ondernemingen te noemen, bouwden de eerste netwerken, fabriceerden pc’s en werkstations en voorzagen de computers van steeds betere en snellere microprocessoren. Amgen en Genentech toonden hoe de biotechnologie om voorrang en ook samenwerking streed met de grote farmabedrijven. Craig Venter van het biotechbedrijf Celera en Jim Collins van het NIH (Bethesda) begonnen aan de ontrafeling van het menselijke genoom en slaagden. Het was verbluffend om de derde industriële revolutie – na stoom en elektriciteit – van dichtbij mee te maken.”

“Na zes jaar Los Angeles woonde ik acht jaar in Washington DC, the power house of the world. Je moet er minstens enkele jaren rondgewandeld hebben om de kreet te begrijpen. In mijn jaren bouwde vicepresident Al Gore de National Information Infrastructure uit. Washington bulkte van de lobbyisten die hun bedrijven op hoog niveau koppelden aan de economische en politieke machthebbers. Vanuit Los Angeles en Washington kriskraste ik jaren door Noord-Amerika. Silicon Valley stond op nummer één in mijn agenda, maar New York, Chicago, Atlanta, Boston, Montreal, Ottawa, Toronto en Vancouver ontbraken niet. Ik zag ook de groei van de North American Free Trade Agreement (Nafta) van dichtbij. Mexico, de Verenigde Staten en Canada openden hun economische grenzen en ik reisde door het Maquiladoragebied: een vrijhandelszone tussen Mexico en de Verenigde Staten. Dikwijls wandelde ik over Sand Hill Road in Stanford, waar een derde van het risicokapitaal van de Verenigde Staten geborgen zat en zit.”

Leuven

“Na veertien jaar in de VS keerde ik in 1998 terug. Mijn alma mater werd mijn beroepsadres en ik begon met André Oosterlinck, Koen Debackere, Louis Tobback en vele anderen te werken aan Leuven als ‘kenniseconomische regio’. Leuven is na tien jaar een van de betere voorbeelden van de impact en de groei van de kenniseconomie in Europa. De EU schoot in 1998 wakker uit een lange winterslaap. In 2000 troepten de Europese leiders samen in Lissabon om de EU aan te sporen om te werken aan de kenniseconomie. De achterstand van de EU op de VS was zeer groot geworden en Azië beende Europa zienderogen bij. Tegen 2010 zou Europa de sterkste kenniseconomie ter wereld moeten zijn, klonk het in Lissabon. Dat zal jammer genoeg niet lukken.”

“De doop van Leuven.Inc, de Leuven Innovation Networking Circle, vond plaats op 18 november 1999. Mijn goede vriend André Oosterlinck, toen rector, kwam langs. Zo ook in september 1997. Mijn kinderen waren de deur uit. André was lid van het Leuvense Charter 2001, herdoopt tot Charter 2020. Er werd gesteld dat Leuven meer is dan een universiteitsstad en steviger werk diende te maken van zijn overvloedige kennis om economische waarde voor de regio op te leveren.”

“Charter 2001 zocht een business development manager en André Oosterlinck stelde mij, nog altijd inwoner van Washington, die taak voor. Ik hapte toe. Enkele dagen na mijn start aan de Dijle belde Jos Peeters van Capricorn Ventures mij met de raad om het Britse Cambridge te bezoeken. Drie dagen en delen van die nachten wisselden Alan Barrell, mentor van die toptechnologieregio, en ik onze ervaringen uit als bevoorrechte waarnemers. Onze netwerken waren daarbij uitgedeind en raakten elkaar vaak.” “Alan reserveerde het beste tot de laatste avond. We slingerden langs de landwegen van Cambridgeshire naar een bedrijfje met een grote witte tent. Onder het zeil waren 150 mensen. Uiteraard niet voor mij. Ik zag het veldwerk van het Cambridge Network. Uniek. Deze kring van gelijkgestemde zielen had het beste voor met Cambridge. Annalee Saxenian van Berkeley had Cambridge met een studie diets gemaakt dat de regio alle ingrediënten voor succes had. Cambridge kon Silicon Valley Europe worden.”

“Terug in Leuven droomde ik van een imitatie van het Cambridge Network, maar wie zou luisteren? Het was wachten tot Koen Debackere hoofd werd van KULeuven R&D, in augustus 1998. Debackere is uiterst verstandig, efficiënt, productief en vooral integer. Met hem een Leuvens Netwerk stichten, zou slagen en we vatten verkennende gesprekken aan. In november 2009 blaast Leuven.Inc tien kaarsjes uit en er zal met reden champagne vloeien.”

“In 2005 lieten we met Charter 2020 en de steun van de Nationale Bank een studie maken van de Leuvense technologiebedrijven en de bevindingen waren verassend. Dat de regio Leuven meer dan 300 technologiebedrijfjes telde, was een opsteker. Op de tweede plaats bemerkten wij duidelijk dat veel bedrijven en bedrijfjes een navelstreng hadden met het onderzoek van de KULeuven en IMEC. Naast de uitgesproken hightechbedrijven had Leuven een grote groep van gemengde innovatieve bedrijven, naast hightech was daar middletech.

“Op de derde plaats stelden wij vast dat de Leuvense technologiebedrijven netwerken vormden van ondernemingen en ondernemers rond niches, branches of clusters. Eureka. Dat wisten we nauwelijks. Zo ontdekte de studie zes netwerken: life sciences, functionele voeding – ook feed food health genoemd – mechatronica, telematica en communicatie, micro-elektronica en nano-technologie en e-security.”

“Voor ieder cluster dook hetzelfde schema op. In een eerste cirkel, de kern, specifiek onderzoek aan de Leuvense Universiteit of IMEC, in een tweede cirkel de innovatieve bedrijven, in een volgende cirkel de gemengd innovatieve bedrijven. Voor de promotie van Leuven zou de studie zeer waardevol worden en het begrip Leuvens Model is geen blabla.”

Politiek

“Gelijklopend, van 20 juli 2001 tot juni 2003, kon ik kabinetschef zijn van Jaak Gabriëls, de Vlaamse minister van Economie. Ik zat op een balkon en zag de Vlaamse politiek eindelijk van dichtbij. Gabriëls begon met strategische vergaderingen met de belangrijke branches van Vlaanderen en daaruit volgden goede beleidsplannen. Jaak en ik lagen aan de basis van de samenvoeging van de uitvoerpromotie en de werving van buitenlandse investeringen met Flanders Investment and Trade (FIT), de twee activiteiten zijn aanvullend en er werd gesnoeid in de overdaad aan Vlaamse vertegenwoordigers in de VS. Waarom Jaak en ik onverwacht en unfair gedropt werden door de VLD is voor mij nog altijd een mysterie en officieel hebben hij noch ik een eerlijke verklaring gekregen.” (T)

Door Frans Crols/Foto’s Jelle Vermeersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content