Stilleven met aandeel

Wie alleen naar de records kijkt die veilingzalen met veel trompetgeschal de wereld insturen, krijgt de indruk dat de kunstmarkt in stijgende lijn zit. Laat u niet verwarren door dat wilde schilderwerk. De cijfers tonen een stilleven.

Op 10 juli 2001 ging bij Sotheby”s in Londen Ruiterenpaard, een tekening van Leonardo Da Vinci uit 1480, onder de hamer. De nieuwe eigenaar telde er 8,14 miljoen pond voor neer. In mei 2001 verkocht Christie’s het schilderij Calla Lillies with Red Anemones van de Amerikaanse kunstenares GeorgiaO’Keeffe voor 6,2 miljoen dollar. Zelfs Shakespeare deed van zich spreken. Christie’s verkocht op 10 oktober 2001 vier volledige edities van de eerste drukken van de toneelstukken van William voor meer dan 14 miljoen dollar, een record voor een boek uitgegeven in de zeventiende eeuw. De etnografische collectie van HubertGoldet, die in de zomer van 2001 in Parijs werd verkocht, gooide eveneens hoge ogen. Een zeldzame Mbete-sculptuur uit Gabon ging weg voor 14 miljoen Franse frank, de hoogste prijs ooit voor een voorwerp uit Gabon.

Toch was er een geweldige afknapper. Het veilinghuis Phillips, dat nu in handen is van de Franse groep van luxegoederen LVMH, scheurde op 7 mei 2001 in New York naar verluidt geweldig zijn broek bij de verkoop van de fameuze Heinz Berggruen-collectie, een Berlijnse kunsthandelaar. Phillips had een te hoge opbrengst gewaarborgd. Dat alles belet niet dat het schilderij Montagne Sainte-Victoire van Paul Cézanne een liefhebber vond die er 38,5 miljoen dollar voor neertelde.

Uiteraard sloeg de kunstmarkt de schrik om het hart na de aanslagen van 11 september 2001. Verrassend was wel dat de veilingmarkt beter standhield dan verwacht. Zo ging het kleurrijke schilderij La Robe Persane van HenriMatisse op 10 november 2001 bij Sotheby’s New York weg voor 17 miljoen dollar, een nieuw record voor deze Franse kunstenaar.

Fotografie is het rendabelst

Toch is het zeker op langere termijn niet allemaal goud wat blinkt. Veilingrecords zeggen natuurlijk niet alles, en voor de meeste verzamelaars zijn deze stukken uit het topsegment van de markt toch onbereikbaar. Het is overigens niet gemakkelijk om betrouwbare statistieken te vinden, en die verschillen naargelang van de berekeningsbasis. Uit de meeste cijfers blijkt echter dat de kunstmarkt als geheel gedurende de jongste tien jaar min of meer ter plaatse trappelt. De algemene index (top-50) is van december 1992 tot juni 2001 slechts met 10% gestegen. Opvallend is de zwakte van de grafiek (etsen, litho’s, multiples, enzovoort). Daarvan zijn de prijzen zelfs meer dan gehalveerd. Waarschijnlijk heeft deze prijsduik te maken met de aanzienlijke hoeveelheid valse grafiek die in omloop is.

Schilderijen zijn evenmin een echt rendabele belegging. Daar bedraagt de gemiddelde prijsstijging op tien jaar zowat 21%. Tekeningen gingen met 28% vooruit, beeldhouwwerken doen het nog iets beter. In dit segment steeg de index op bijna tien jaar met 31%. De enige opvallende uitschieter is de fotografie, waarvoor de waardering bijna verdubbeld is.

Toch zijn de opbrengsten niet overal even mager. Zo is het opvallend dat de waardering van de Franse impressionisten sinds 1996 verdubbeld is, waardoor deze richting weer op het piekniveau van de jaren 1989-1990 zit. Toen kreeg de markt vleugels onder invloed van ondoordachte Japanse aankopen. Die felle stijging werd gevolgd door een jarenlange daling, waarvan de markt zich pas onlangs kon herstellen. Oude meesters blijken het stabielst. Sinds jaren houden ze hun waarde, of stijgen ze zelfs licht. Ook antiquarische boeken doen het goed. Ook hier zijn de prijzen bijna verdubbeld. Uit statistieken van Christie’s blijkt dat in 2000 de verkoop van oudheden, Aziatische kunst en Amerikaanse schilderijen duidelijk in de lift zat. De prijzen voor negentiende- en twintigste-eeuwse kunst waren daarentegen stabiel.

Peulschil tegenover traditioneel beleggen

Maar hoe je het ook bekijkt, wanneer we deze indexen afzetten tegen een beursindex als de Standard & Poor’s 500, dan moeten we wel besluiten dat kunst geen rendabele belegging is. Ondanks de forse daling van deze index in 2001 ligt de jaarlijkse return nog aanzienlijk hoger dan bij de meeste segmenten van de kunstmarkt. In december 1992 stond de S&P 500 op 435; in juni 2001 was deze index gestegen tot 1260. Dat betekent een stijging met 290%, een cijfer dat schril afsteekt tegen de 110% van de kunstindex.

Daarbij komt nog dat een aantal factoren in het nadeel van de kunstbelegger spelen. Wie werken in veiling koopt, betaalt ongeveer 20% kosten. Wanneer u datzelfde werk later weer wil laten veilen, moet u van de hamerprijs ongeveer 15% aftrekken. En dan spreken we nog niet over de kosten van eventuele foto’s, transport, enzovoort. Blijft natuurlijk het feit dat het esthetische genoegen om een prachtig schilderij aan uw muur te hebben hangen, nu eenmaal moeilijk in centen uit te drukken valt.

Sparen voor topnamen

1. Schilderkunst. Naast de abstracte indexen is het van belang om te weten wie de topsellingartists zijn. PabloPicasso blijft de topnaam, al heeft dat te maken met zijn uitgebreide productie. In totaal werden in 2000 voor 160 miljoen dollar werken van de Spanjaard met het grote ego verkocht. Hij wordt gevolgd door een pelotonnetje van Franse (post-)impressionistische schilders, met daarin Monet, Matisse, Renoir, Degas en Cézanne. Ook de Italiaan Modigliani kunnen we tot de post-impressionisten rekenen. Hij behaalde de vijfde plek. Bij de moderne kunstenaars zwaait AndyWarhol de plak, gevolgd door MarkRothko. De best verkopende oude meester ten slotte is RembrandtVanRijn.

Uiteraard is deze index relatief. Picasso had 1520 verkopen nodig om tot het volume van 160 miljoen dollar te komen, Monet slechts 32 voor 119 miljoen dollar. Rothko, die op de tiende plaats staat, bereikte met zeven werken een totaal van 27 miljoen dollar. Van Rembrandt werden 460 loten omgezet, met inbegrip van talloze etsen, voor een totaal van 34,1 miljoen dollar, maar één enkel schilderij van de Hollandse meester bracht al 26 miljoen dollar op. Deze toptienkunstenaars realiseerden in 2000 een omzet van 597 miljoen dollar.

2. Beeldhouwkunst. De top van de beeldhouwers leest als een cursus kunstgeschiedenis. PrimusAlbertoGiacometti behoort inderdaad tot het puikje van de twintigste-eeuwse beeldhouwers, en dat geldt ook voor HenryMoore (10), de jonggestorven animalier RembrandtBugatti (9) en AristideMaillol (6), de schepper van mollige naakten. Bij de negentiende-eeuwse beeldhouwers is de ereplaats weggelegd voor EdgarDegas (2) en niet voor AugusteRodin (4). De onvermijdelijke Picasso staat op de zevende plaats, terwijl AlexandreCalder verrassend hoog uitkomt (3). Opvallend is ook de achtste plek van JeffKoons, de ex van de Italiaanse gewezen pornoster/parlementslid LaCicciolina. In totaal werd bij de toptien van de beeldhouwers voor 107 miljoen dollar omgezet.

3. Fotografie. Hoewel de prijzen in stijgende lijn gaan, stellen de verhandelde volumes weinig voor wanneer we ze met schilderijen vergelijken. De toptien van de fotografen is goed voor een omzet van 14,9 miljoen dollar. Van de Amerikaanse CindySherman werden in 2000 voor 2,2 miljoen dollar foto’s op veilingen verkocht. In totaal ging het om 70 stuks, zodat de gemiddelde prijs neerkomt op 32.285 dollar. Opvallend is dat naast de moderne fotografen Sherman, Struth en Gursky vooral oudgedienden de dienst uitmaken. De bekendste naam is ongetwijfeld ManRay, die bij dada zijn sporen verdiende, en ook de Hongaar LaszloMoholyNagy klinkt bekend. In de toplijst ontbreken bekende namen als Gilbert &George en RobertMapplethorpe. Al halen deze flamboyante fotografen wel de toptwintig.

Etienne Langerwerf

Uit de meeste statistieken blijkt dat de kunstmarkt gedurende de jongste tien jaar min of meer ter plaatse trappelt.

De verkoop van oudheden, Aziatische kunst en Amerikaanse schilderijen zit in de lift.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content