Sprookjesfee van het Belgisch design

Op haar 33ste won ze de prestigieuze Henry van de Veldeprijs voor Jong Talent: een ietwat laattijdige, maar allesbehalve onverdiende bekroning voor de Limburgse ontwerpster Linde Hermans. Ze liet zich de voorbije tien jaar bij kenners en publiek opmerken met straatmeubilair, stoelen, schoenen en zakdoeken. Kennismaking met een veelzijdige ontwerpster.

Noem het iets te felle empathie van onze kant, maar de jury van de Henry van de Veldeprijs had een beter tijdstip kunnen kiezen om Linde Hermans op het ereschavot van de wedstrijd te plaatsen. De 33-jarige Hermans is hoogzwanger en wordt uitgerekend nu overladen met reacties op de prijs – naast de erkenning van het vakpubliek ook goed voor 2500 euro – die ze in de wacht sleepte. Al is Hermans zelf, moet gezegd, er niet rouwig om. “Integendeel, verscheidene winkels hebben me gecontacteerd met de vraag of ze voorwerpen van mij konden verkopen. De pers wil me leren kennen, mensen spreken me aan. Dat is altijd leuk, hoe lastig het op dit moment ook is. Ik heb in het verleden al een prijs gewonnen met een chaise longue, maar deze award heb ik gekregen voor alles wat ik tot nu toe heb gedaan. Dat is een hele eer. En ach ja, de timing: hadden ze nog eens een jaar gewacht, dan was ik wellicht echt te oud om nog als Jong Talent in de bloemetjes te worden gezet (lacht). Makkelijk is het sowieso niet om tegelijk moeder en ontwerper te zijn, maar het lukt voorlopig goed”, zegt Hermans.

Gevangenisdesign

Linde Hermans studeerde in 1997 met grote onderscheiding af als meester in productdesign aan de Katholieke Hogeschool Limburg. Na stages bij trendwatcher Li Edelkoort, de Spaanse ontwerper Jorge Pensi en de Limburgse keramiekmeester Piet Stockmans ontwierp ze onder meer voor Vlaemsch – het label van Casimir, nog een Limburger – en straatmeubilair voor Wolters dat bij de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele in Brussel te zien is. Het gaat om een proefproject met negen relaxzetels, dat mogelijk naar andere Brusselse parken wordt uitgebreid. “De vraag is of mensen het in het openbaar en midden in de stad aandurven om zich neer te vlijen in zo’n zetel. Maar het ziet er goed uit: telkens ik er passeerde, zaten er mensen in, tot vier personen per meubel”, zegt Hermans.

Ze werkte recent ook mee aan een project waarbij de cellen van de oude gevangenis van Tongeren werden ingericht. In Hasselt zijn driedimensionale zebrapaden te zien van haar en nu werkt Hermans aan een tentoonstelling over het begijnenleven in Sint-Truiden, waarvoor ze erfgoedstukken confronteert met tekeningen van striptekenaar Kim. En, zet u schrap, dat is nog niet alles: Hermans werkt ook nog aan vier geluidsboxen voor een tentoonstelling rond Expo ’58.

Allemaal heel verschillende dingen, en dat typeert Hermans: ze is niet voor één gat te vangen. “Ik heb nooit kunnen kiezen voor één ding. Toen ik voor de richting productdesign koos, was dat omdat het me heel ruim leek. Ik hield me al langer bezig met dingen in elkaar steken. Het leuke was dat ze in de hogeschool de klemtoon legden op zowel de industriële als de filosofische kant. De combinatie van de twee vond ik interessant: alleen het industriële was me te beperkt. Ik probeer altijd iets grappigs of toch zeker iets verrassends in mijn ontwerpen te steken. Ik heb schoenen gemaakt die verwijzen naar het sprookje Rode Schoentjes, waarin de veters op de top van de schoen zitten, bijvoorbeeld. Dat verrassende zit ook in de oorbellen die ik maakte onder de naam Wear Them Pearls Girls, en die in de wintercollectie 2008-2009 van het Belgische modemerk Sarah Pacini zitten: het is fijn, en mensen vragen zich tegelijk af of ze dat wel in hun oor kunnen dragen. Het prikkelt de zintuigen. Daarom apprecieerde ik ook Piet Stockmans enorm tijdens mijn studies: er zit heel veel gevoeligheid in zijn ontwerpen. Dat vind ik altijd mooi. Maar al die verschillende dingen, dat valt me in de schoot. Ik zoek daar niet bewust naar, maar ik stel me wel open voor alles.”

Rode schoentjes

Linde Hermans maakt wel meer dingen op eigen houtje. Is ze van plan bij bedrijven aan te kloppen met eigen ontwerpen, nu ze de Henry van de Veldeprijs op zak heeft? “Nee. Ik vind het heel moeilijk om naar een bedrijf toe te stappen met iets. In opdracht werken is makkelijker, omdat je weet dat zij je nodig hebben. Ik kan werken met hun wensen in gedachten.”

Toch heeft ze sinds vorig jaar een eigen label, met de naam Rode Schoentjes, tevens de titel van een bekend sprookje van de Deen Hans Christian Andersen. “Ik ben mijn eigen label gestart omdat ik veel dingen in de kast had zitten waar niets mee werd gedaan. De naam laat misschien vermoeden dat het alleen om schoenen gaat, maar ik doe veel meer: schoenen, juwelen enzovoort. Allemaal vrij kleine dingen. Vroeger maakte ik grote meubelstukken, maar nu doe ik dat minder.”

Plannen of grote dromen heeft Hermans niet, naar eigen zeggen. Maar in de toekomst zou ze het wel leuk vinden om vast met anderen samen te werken. “Werken met enkele mensen die met je meedenken. Met een groepje van drie mensen afstappen op fabrikanten, dat lijkt me wel iets. Of het zou werken, weet ik natuurlijk niet. Ik pak het zoals het komt. Het belangrijkste is dat ik kan leven van wat ik doe. Rode Schoentjes is iets waar ik mijn eigen zin kan doen, maar op zich kan ik daar niet van leven. Maar sommige spullen zijn sinds kort toch ook te koop in de Bijenkorf in Nederland. Ik maak ook zakdoeken, die per drie verpakt worden en binnenkort in de winkels liggen.” (T)

Door Dominique Soenens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content