Splitsing arbeidsmarkt moet selectief

De recente discussie over de regionalisering van delen van het arbeidsmarktbeleid verloopt niet echt sereen.

De Waalse minister van Werk, Jean-Claude Marcourt (PS), noemt de voorstellen om deelstaten verantwoordelijk te maken voor hun arbeidsmarktbeleid en ze een bonus of een boete toe te kennen afhankelijk van de werkloosheidscijfers een ‘communistische maatregel’. Het ABVV schreeuwt moord en brand wanneer Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) actieve werkzoekenden een premie wil geven bovenop hun werkloosheidsuitkering. Aan de Vlaamse linkerzijde zorgden een paar voorstellen van VDAB-topman Fons Leroy voor wat opschudding. Hij pleit ervoor om bepaalde delen van het arbeidsmarktbeleid op te splitsen.

Wie de pro’s en contra’s op een rijtje zet, kan niet anders dan besluiten dat de splitsing van de arbeidsmarkt selectief moet gebeuren. Van alle voorstellen lijkt de lijst van Fons Leroy de best onderbouwde. In een artikel in Samenleving en Politiek pleit hij er niet alleen voor om de deelstaten verantwoordelijk te maken voor hun arbeidsmarktbeleid. Hij roept ook op om uitzendarbeid, outplacement of de regelgeving voor loopbaanbegeleiding te regionaliseren. Vlaanderen telt nu eenmaal meer oudere werkzoekenden dan Wallonië en dus bepaalt elk gewest beter zelf of het extra inzet op die thema’s. In Wallonië en Brussel is de jongerenwerkloosheid dan weer een groot probleem. Waarom zou het geen goed idee zijn om de deelstaten verantwoordelijk te maken voor banenplannen? In het verleden werden zulke programma’s vooral opgezet omdat ze nodig waren in de regio waar de federale minister van Werk vandaan kwam. Het Rosettabanenplan, een idee van voormalig minister van Werk Laurette Onkelinx, was bijvoorbeeld bruikbaar in Wallonië maar contraproductief in Vlaanderen.

Deze bevoegdheden naar de gewesten brengen, beantwoordt aan een economische noodzaak. Maar het houdt geen steek het volledige arbeidsmarktbeleid te willen overhevelen. De discussie over regionale loononderhandelingen is eigenlijk al achterhaald. Dat een Vlaming op maandbasis gemiddeld 150 euro meer verdient dan een Brusselaar en 200 euro meer dan een Waal, is op zich geen reden om het loonbeleid op te splitsen. Waar we wel naar moeten kijken, zijn de productiviteitsverschillen. Aan het einde van de jaren 90 lagen de lonen in Wallonië 3 % lager dan in Vlaanderen maar lag de productiviteit 11 % lager. In 2004 was dat respectievelijk 6 en 8 %. De productiviteitskloof wordt dus langzaam gedicht. Wie voor een modern systeem van loononderhandelingen kiest, zet best niet in op regionalisering maar wel op het versterken van het bedrijfsniveau als kompas voor loonevoluties. Door de vervaging van de grenzen tussen sectoren wordt het bedrijfsniveau belangrijker.

Het arbeidsrecht (met aspecten als het ontslagrecht) kan best nog een tijdje federaal blijven. Vanuit Europa neemt de druk op de lidstaten toe om voor het flexicuritysysteem te kiezen. Dat maakt aanpassingen van het arbeidsrecht onontkoombaar en die zullen zowel in Vlaanderen als in Brussel en Wallonië in dezelfde richting gaan. (T)

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content