SOCIALE ZEKERHEID. DE BASTAARD-BELASTING. Biezondere bijdrage gaat omhoog

De berichten in de dagbladpers dat een aantal zelfstandigen een aanslagbiljet in de personenbelasting gekregen heeft met daarop een foutieve aanrekening van de “biezondere bijdrage voor sociale zekerheid” leggen eens te meer de vinger op de wonde : de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid is anders dan de naam laat vermoeden geen sociale bijdrage, maar een regelrechte belasting.

De opbrengst van de biezondere bijdrage is weliswaar bedoeld om daarmee de kas te spijzen van het “Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid”. Maar dat bewijst nog niet dat het om een sociale-zekerheidsbijdrage zou gaan.

WONING.

Een klein voorbeeld ter vergelijking. Wanneer een bedrijf een woning gratis (of tegen gunstvoorwaarden) ter beschikking stelt van een werknemer, bestuurder of werkend vennoot, dan is het voordeel dat daaruit voortvloeit als “voordeel van alle aard” belastbaar. De omvang van dat voordeel wordt op forfaitaire wijze geraamd. Tot voor kort moest het berekend worden, uitgaande van 100/60ste van het geïndexeerde kadastraal inkomen. Begin 1994 werd deze berekeningswijze evenwel gewijzigd, althans wanneer het gaat om een woning die door een rechtspersoon (b.v. een vennootschap) ter beschikking wordt gesteld. Sindsdien dit wil zeggen vanaf 1 januari 1994 moet daarbij een onderscheid worden gemaakt al naargelang het kadastraal inkomen van de ter beschikking gestelde woning wel of niet hoger is dan 30.000 frank. Is het niet hoger, dan moet het voordeel van alle aard voortaan berekend worden uitgaande van een forfaitair bedrag van 48.000 frank per jaar ; krijgt de werknemer de woning gratis ter beschikking, dan is het voordeel dus gelijk aan 48.000 frank. Moet hij b.v. een tussenkomst betalen van 20.000 frank (op jaarbasis), dan is het voordeel bijgevolg gelijk aan het verschil, zijnde 48.000 min 20.000 of 28.000 frank.

KORREKTIES.

Is het kadastraal inkomen wel hoger dan 30.000 frank, dan moet het voordeel sedertdien berekend worden uitgaande van twee keer het voorheen geldende voordeel, namelijk twee keer 100/60ste van het geïndexeerde kadastraal inkomen. Met dien verstande dat daarbij twee korrekties worden gemaakt. Ten eerste, het voordeel mag in dit geval nooit meer lager zijn dan de werkelijke huurwaarde van het onroerend goed of het ter beschikking gestelde gedeelte ervan ; en ten tweede wordt ten aanzien van de personeelsleden die wegens hun funktie blijvend op de plaats van het werk of in de onmiddellijke nabijheid daarvan moeten zijn, en die daarom kontraktueel verplicht zijn een bepaalde woongelegenheid te betrekken nog in een afzonderlijke berekeningswijze voorzien (denk aan de situaties van nogal wat kantoorhouders van financiële instellingen) : ten aanzien van hen wordt het voordeel (als het kadastraal inkomen hoger is dan 30.000 frank) berekend uitgaande van een forfaitair bedrag van 144.000 frank per jaar.

GERANTEN.

Die nieuwe berekeningsregels zorgen in de praktijk overigens voor heel wat moeilijkheden. Zo hebben de geranten van een van de grootste banken van dit land onlangs nog bij wijze van kollektieve maatregel uitstel gekregen om hun aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar 1995 in te dienen, omdat de bank er blijkbaar nog altijd niet in geslaagd was de juiste omvang van het aan te rekenen voordeel te berekenen.

FONDS.

Terug naar onze biezondere bijdrage voor sociale zekerheid. Wat komen die voordelen van alle aard daarbij doen ? Op het eerste gezicht niets. Maar bij nader inzien, moet men vaststellen dat de wetgever op een bepaald ogenblik beslist heeft de opbrengst van de verhoging van de forfaitaire raming van de voordelen van alle aard die voortvloeien uit de gratis (of goedkope) terbeschikkingstelling van woningen aan werknemers, enz., ook voor de jaren 1994, 1995 en 1996 toe te kennen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid. Wie het wil nakijken : het staat te lezen in artikel 14 van de Wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen die op 31 maart 1994 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd.

Het feit dat de opbrengst van deze zeer duidelijk fiskale maatregel ook bestemd is om de sociale zekerheid van het faillissement te redden, betekent uiteraard niet dat de belasting op deze voordelen van alle aard het karakter krijgt van een “sociale-zekerheidsbijdrage”.

KENMERKEN.

Het feit dat de opbrengst van de “biezondere bijdrage voor sociale zekerheid” ook voor dat evenwichtsfonds van de sociale zekerheid bestemd is, zegt bijgevolg evenmin iets over de ware aard van deze bijdrage. De lezer weet trouwens dat al eerder in deze kolommen de mening verkondigd werd dat deze biezondere bijdrage geen sociale-zekerheidsbijdrage is, maar daarentegen alle kenmerken van een belasting vertoont. Zij wordt, zoals de bedrijfsvoorheffing, ingehouden aan de bron, en wordt nadien afgerekend, niet in funktie van de beroepsinkomsten van de betrokkene, maar zoals de personenbelasting, in funktie van alle inkomsten van het gezin. Onroerende en andere gezamenlijk belastbare inkomsten (onderhoudsgelden, enz.) inbegrepen.

Het enige grote verschil met de personenbelasting is, dat de fiskus zijn eigen kind niet wil erkennen. Hij beschouwt de biezondere bijdrage als een soort “bastaard” waarmee hij liever niets te maken heeft. Vandaar allicht ook dat de belastingadministratie onschuldig pleit, nu blijkt dat een groot aantal aanslagen in de personenbelasting een verkeerd berekende biezondere bijdrage te zien geeft.

ZELFSTANDIGEN.

Die verkeerde aanslagen hebben naar verluidt allemaal te maken met gezinnen van zelfstandigen. En dat legt de vinger op een tweede wonde.

Als de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid in werkelijkheid een bijkomende belasting is, dan zou zij in principe in gelijke mate op alle Belgen van toepassing moeten zijn. Maar om niet altijd even duidelijke redenen zijn de zelfstandigen erin geslaagd aan deze bijkomende belasting te ontsnappen. Wat niet wil zeggen dat zij geen bijkomende inspanning hebben moeten leveren. Ten aanzien van de zelfstandigen is immers op hetzelfde moment een relatieve verhoging doorgevoerd van de gewone sociale bijdragen die zij moeten betalen. Maar of zij daarmee een gelijkwaardige inspanning leveren, is zeer moeilijk uit te maken. De specifieke kenmerken van de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid zijn immers zoveel anders dan de kenmerken van de gewone sociale bijdragen van de zelfstandigen. Om maar twee verschilpunten te noemen : bij het berekenen van de biezondere bijdrage tellen b.v. ook de onroerende inkomsten mee. Bij de sociale bijdragen van de zelfstandigen, kijkt men daarentegen alleen naar het beroepsinkomen. Voorts is de biezondere bijdrage fiskaal niet aftrekbaar, terwijl de gewone sociale bijdragen van de zelfstandigen dat wel zijn.

Kortom, wie de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid wil vergelijken met de verhoging van de gewone sociale bijdragen van de zelfstandigen, zit appelen met peren te vergelijken.

GEZIN.

En dat maakt de toepassing van de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid ook zo moeilijk. Zoals gezegd, wordt het definitief verschuldigd bedrag ervan immers berekend in funktie van het gezamenlijk belastbaar inkomen van het gezin. En dus kan het voorkomen dat men te maken heeft met gezinnen waarin de ene partner werknemer is (en dus aan de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid onderworpen is), terwijl zijn huwelijkspartner zelfstandige is (en dus onder de verhoging van de gewone sociale bijdragen valt). En dus heeft de wetgever voor dergelijke “gemengde” gevallen een gekombineerd systeem moeten ontwerpen, dat uiteraard niet anders dan een draak kan zijn. Want zelfs wetgevers kunnen van appelen geen peren, en van peren geen appelen maken.

De oplossing bestaat erin dat uitsluitend gezinnen waarvan de beide huwelijkspartners zelfstandigen “in hoofdberoep” zijn, of gepensioneerden die beiden een “zelfstandigen-pensioen” genieten, aan de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid ontsnappen.

VERREKENING.

Alle andere gezinnen zijn er in principe aan onderworpen. Maar zodra in dat gezin ook een zelfstandigen-inkomen voorkomt, moet een verrekening worden gemaakt : wat de zelfstandige betaald heeft aan verhoging van zijn gewone sociale bijdrage, mag in dit geval afgetrokken worden van de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid die het gezin verschuldigd is. Een berekening die men overigens niet zelf moet doen. De wetgever heeft de belastingadministratie met deze afrekening belast. En daar wringt precies het schoentje : voor die afrekening is de fiskus volledig afhankelijk van de gegevens die hij van de sociale administraties doorgegeven krijgt. Krijgt hij verkeerde gegevens door, dan kan hij ook niet anders dan een verkeerde berekening maken. Dat belooft dus nog veel betwistingen en kontrolewerk.

VERHOGING.

De oplossing ? Dergelijke bastaard-belasting afschaffen. Maar voorlopig is de wetgever dat duidelijk niet van plan. Het enige wat hij tot nader order in zijn mars heeft, bestaat erin de biezondere bijdrage vanaf het inkomstenjaar 1996 te verhogen. Dat noemt men “volharden in de boosheid”.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content