‘Slimme leerlingen gaan zich vervelen, domme worden schoolmoe’

Scholen moeten de knelpunten helpen invullen. Daarom wil minister van Onderwijs, Pascal Smet, het onderscheid tussen ASO, TSO en BSO slopen. Ook de bedrijven moeten nauwer met de scholen samenwerken. “Onderwijs op maat van de zwaksten”, reageren tegenstanders.

De crisis heeft nauwelijks invloed op de openstaande vacatures voor structurele knelpuntberoepen. Lasser, technicus, installateur van centrale verwarming, vrachtwagenchauffeur, verpleegkundige, enzovoort. Ze staan nog altijd op de lijst van knelpuntberoepen.

Voor tal van technische functies vinden werkgevers geen geschikte kandidaten. Ze smeken om arbeidskrachten met geschikte competenties. Tegenlijk verlaat zo’n 15 procent van de scholieren de schoolbanken zonder een diploma van secundair onderwijs.

De blijvende mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is een gevolg van het zogenaamde watervalsysteem. Leerlingen beginnen in het algemeen secundair onderwijs (ASO) en na een of meer mislukkingen kiezen ze voor een gemakkelijkere, praktische richting. De leerlingen zakken af naar het technisch of beroepsonderwijs.

Veel kinderen worden op die manier schoolmoe en komen met zeer weinig competenties op de arbeidsmarkt. In de praktijk zijn velen ongeschoolde arbeiders. Dat leidt tot een dualisering van de arbeidsmarkt en legt een zwaar beslag op de sociale zekerheid. De vroegtijdige schoolverlaters komen in de werkloosheid terecht, met een groot risico op langdurige werkloosheid (zie kader De afvalbak van het onderwijs).

Vechten tegen watervallen

Minister van Onderwijs, Pascal Smet, wil komaf maken met die aberraties. Hij publiceerde de visienota ‘Mensen doen schitteren’. Het rapport steunt op drie pijlers: een vernieuwde structuur voor het secundair onderwijs, een verbetering van het lerarenberoep en een betere samenwerking met het bedrijfsleven. De nota wordt nu voorgelegd aan het onderwijsveld en aan het einde van de legislatuur in 2014 moet er een decreet zijn.

De opdeling in algemeen, technisch, beroeps- en kunstonderwijs wil Smet vervangen door zes belangstellingsgebieden: techniek en wetenschappen, natuur en wetenschappen, welzijn en sociale wetenschappen, handel en economie, creatie en kunst, taal en letterkunde.

Concreet komt er een brede eerste en tweede graad, de definitieve studiekeuze wordt uitgesteld tot zestien jaar. In de derde graad kunnen de leerlingen een keuze maken tussen opleidingen die gericht zijn op de arbeidsmarkt of verder studeren.

Een kind is op zijn twaalfde nog niet keuzebekwaam. “De vooruitgang in de ontwikkelingspsychologie en -neurologie leerde dat kinderen van twaalf jaar bij het begin van secundaire studies de ingrijpende keuze nog niet kunnen maken”, zegt Smet.

Het onderwijs wijst ook op de verantwoordelijkheid van de ouders. Die hebben vaak de neiging om hun kinderen toch maar ASO te laten volgen. In het nieuwe systeem zouden ze gewoon eerst kiezen voor de belangstellingsgebieden die bij het ASO aanleunen.

“Theoretisch kan dat, maar het werk is niet af met de nieuwe structuur”, repliceert Smet. “Het maatschappelijk vooroordeel moet eruit dat een technische richting minder goed is dan een algemene. Het zal nog tien jaar duren voor die omslag is gemaakt en dat kan pas echt als de sociale partners het onderscheid tussen arbeiders en bedienden hebben weggewerkt.”

Onderscheid via techniek

Met zijn visienota leeft Smet de ongeschreven regel na dat elke nieuwe minister van Onderwijs met een plan komt. Hij wil ook het watervalsysteem tegengaan. Tijdens het schooltraject kan een kind worden bijgestuurd. Er wordt gedifferentieerd. Sterke leerlingen worden uitgedaagd met extra lesuren, zwakkere kunnen hun achterstand inhalen.

Vraag is of hij er met zijn poging in slaagt om het technisch en beroepsonderwijs uit het verdomhoekje te halen. “Dat is de vorige keren allicht mislukt omdat de tijd er nog niet rijp genoeg voor was”, zegt Smet. “Mijn voorganger, Frank Vandenbroucke, heeft een heel debat op gang gebracht en er is vergeleken met het buitenland. De samenleving is fundamenteel veranderd, maar de structuren van het secundair onderwijs bleven zo goed als ongewijzigd.”

“We zijn allemaal werknemers. Latijn als enige middel om kinderen te oriënteren, dat is toch niet meer van deze tijd. Let wel, ik heb niets tegen Latijn, maar je kunt kinderen ook via techniek onderscheiden. Je moet hen de kans geven om van alles te proeven. In theorie kan dat nu ook al, want het eerste jaar moet overal hetzelfde zijn. Maar ik zal u eens meenemen naar een college en een technisch instituut. U zult heel gauw het verschil merken.”

“Bovendien moet het onderwijs veel meer rekening houden met de technische revolutie, de digitalisering, in de samenleving. De wereld gaat door terwijl wij in de communautaire tunnel zitten. Dat mag niet lang duren, want wij verliezen daardoor terrein.”

Meer dan structuren

Werkgevers staan positief tegenover de hervormingsplannen van Smet. Zo worden in de nieuwe structuur de beladen termen TSO en BSO vervangen door de zogenaamde belangstellingsgebieden, die neutraler zijn. Onder andere VOKA denkt dat deze aanpak jongeren en hun ouders aanmoedigt om meteen voor een technische richting te kiezen.

Ook Boudewijn Bouckaert (LDD), voorzitter van de commissie Onderwijs in het Vlaams Parlement, vindt goede dingen terug in het plan. “We moeten alles op alles zetten zodat veel meer jongeren enthousiast voor het technisch of beroepsonderwijs kiezen. Of ze nu twaalf of veertien zijn. Dat is nodig voor het behoud van onze economische welvaart. Een verhoging van de instapleeftijd voor een studierichting kan een middel zijn om een gerichte keuze te bevorderen. Een vroege keuze werd vaak bepaald door de sociale afkomst.”

Het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) is wel bevreesd voor een tweedeling met arbeidsgerichte opleidingen en doorstroomopleidingen. In onze maatschappij wordt abstracte kennis nog altijd hoger ingeschat dan praktische vaardigheden.

Ook Smet pleit voor een mentaliteitswijziging. “De vernieuwing van het middelbaar onderwijs heeft niet alleen met structuren te maken. Het moet de evolutie helpen te realiseren van een te sterk kennisgericht, te literair en verbaal gedreven onderwijs naar een competentiegericht onderwijs dat veel meer activerend werkt. De maatschappij prikkelt kinderen met een massa aan beelden en informatie. In de klas – ik maak er een karikatuur van – moet een kleine op een bank zitten en naar iemand luisteren die zit te vertellen. Geeuw. Dat werkt natuurlijk niet.”

“Waarom in de les herrineringseducatie (geschiedenis, nvdr) geen computerspel gebruiken? De leerling leert spelenderwijze en onthoudt sneller wie de maarschalk was in de slag om Normandië, welke tactiek hij gebruikte en waarom. Een interactief bord in de klas volstaat niet. Opgepast, daarmee heb ik niet gezegd dat onderwijs vrijetijdsbesteding is. Het is leren en dat vraagt altijd een inspanning. Veel kinderen zijn schoolmoe, niet leermoe.”

Egalitaire obsessie

De mensen die hoogbegaafde leerlingen begeleiden, zijn bezorgd over Smets plannen. Ze wijzen op de vele kinderen die zich nu al vervelen in de klas. Bouckaert begrijpt die bezorgdheid. “De hervorming van het onderwijs mag niet ingegeven zijn door de egalitaire obsessie die alleen maar leidt tot een nivellering naar beneden.”

“Smet wil dat leerlingen pas echt kiezen vanaf zestien jaar. Maar vanaf twaalf jaar zie je dat er kinderen zijn met verschillende vaardigheden. De lat wordt op het niveau van de zwakste leerling gelegd. Maar 20.000 leerlingen vervelen zich nu al in de wiskundelessen. Versnelde trajecten voor de beste leerlingen moeten mogelijk blijven. De hoogbegaafden mogen in dat geval in aparte klassen terechtkomen, maar moeten voor een aantal andere vakken participeren aan de lessen met de andere leerlingen.”

Yves Van Damme, voormalig leraar gedragswetenschappen en onderzoeker aan de universiteit van Leiden heeft het over het ‘recht van de zwakste’. In een controversiële column zegt hij dat “in tegenstelling tot wat pedagogen wel eens beweren, kunnen niet alleen sterke leerlingen, maar ook zwakke leerlingen een impact hebben op de snelheid waarmee een groep vooruitkomt”.

“Elke leerkracht ondervindt dit voortdurend in de praktijk. Als de gemiddelde klas een mix van de ASO-,TSO- en BSO-leerlingen van vandaag wordt – dat is toch uitdrukkelijk Smets bedoeling – is het duidelijk dat leerkrachten niet meer hetzelfde niveau kunnen handhaven, alle omkadering ten spijt. Daarmee gaat een stukje van de huidige differentiëring verloren.”

Dure differentiatie

Sommige scholen zullen ook proberen om het nivelleringsprobleem aan te pakken door de sterke leerlingen in één klas steken. Klas A telt dan de beste leerlingen, klas B is van tweede categorie. Smet relativeert dat en gelooft niet dat de sterkste leerlingen zich snel zullen vervelen terwijl de zwaksten vlug schoolmoe worden. De differentiëring moet daaraan verhelpen.

“Het gaat over differentiatie binnen de groep zelf. Daarnaast heb je een differentiatieblok van twee, drie, vier lesuren”, zegt Smet. “Dat ligt nog open en er valt over te discussiëren. Alle kinderen hebben sleutelcompetenties nodig, van culturele tot ICT, om het in hun latere leven te kunnen waarmaken, wat hun beroepsloopbaan ook is. Het bedrijfsleven heeft belang bij werknemers met sterke fundamenten, met sterke persoonlijkheden.”

“Het onderwijs moet mensen voorbereiden op de arbeidsmarkt, maar mag zich daar zeer zeker niet toe beperken. Onderwijs is persoonlijkheden vormen. Ook kinderen die op twaalfjarige leeftijd wel al weten waar ze naartoe willen – bijvoorbeeld naar de horeca, de cultuur, de sport – hebben er belang bij een bredere kennis op te doen.”

Politici die de onderwijsbegroting van nabij volgen, hebben ook praktische vragen bij de financiële haalbaarheid van de plannen. “Differentiatie en onderwijs op maat van het kind vragen meer leerkrachten en dat kost geld”, waarschuwt Bouckaert. “Net op een moment dat er extra geld moet bijkomen voor scholenbouw en dat experts zich vragen stellen over het capaciteitsprobleem. Waar kan het toenemende aantal leerlingen gehuisvest worden?”

Volgens Smet zullen zijn plannen niet meer leerkrachten of meer middelen vragen. “Het secundair onderwijs telt 800 richtingen. Met 200 moeten we het kunnen doen en de daaruit voortvloeiende besparingen kunnen helpen om het vernieuwd middelbaar onderwijs te betalen.”

Schakel de bedrijven in

Bouckaert pleit voor realisme. “Het watervaleffect roei je nooit uit. Je moet BSO en TSO sexyer maken. Investeer in TSO, geef techniek in het lager onderwijs. Ook de link tussen TSO en het bedrijfsleven kan beter. De werkplek verandert. In Duitsland is de Fachhochschule een succes en de leerlingen worden betaald door het bedrijfsleven.”

Smet benadrukt dat hij het technisch onderwijs wel degelijk opwaardeert. “De kinderen worden met technische vakken geconfronteerd. Nadien kunnen ze met kennis van zaken kiezen voor een richting. Meer scholieren zullen bewust voor technische richtingen opteren.”

In Vlaanderen is er de jongste jaren al een toenemende aandacht voor het leren op de werkplek, bijvoorbeeld tijdens stages, via klassikaal leren in een bedrijf of door tewerkstelling. Via dat systeem kan de scholier de kennis en vaardigheden die hij op school leerde in de praktijk toepassen.

Toch waarschuwt het HIVA dat die begeleiding vaak te wensen overlaat. Al te vaak beperkt de begeleiding van de leerlingen op de werkvloer zich tot beschikbaar zijn bij problemen. Ook het mentorschap in het bedrijf wordt op vele plaatsen niet goed ontwikkeld. Mentoren worden niet altijd gekozen om hun competenties en ze krijgen weinig kansen om die competenties bijvoorbeeld via scholing te verwerven.

De samenwerking tussen scholen en ondernemingen verloopt zelden met uitgewerkte opleidingsplannen. In veel gevallen is de uitwisseling van informatie tussen school en werkgever ook beperkt. België staat nog ver van het efficiënte Duitse Azubi-systeem waarbij een leerling (een Auszubildende) een opleiding in een bedrijf volgt en er werkervaring opdoet.

opinie: Lees Onderwijsplannen Smet helpen arbeids-markt niet, blz. 44

boudewijn vanpeteghem en alain mouton – fotografie pat verbruggen

‘De hervorming van het onderwijs mag niet ingegeven zijn door een egalitaire obsessie’

Boudewijn Bouckaert

‘Pas als het onderscheid arbeider-bediende is weggewerkt, kan de houding tegenover technisch onderwijs veranderen’

Pascal Smet

‘onderwijs is persoonlijkheden vormen’

Pascal Smet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content