Slecht voorteken

Alexis Lacroix, La République assassinée. Weimar 1922. Éditions du Cerf, 136 blz., 15 euro

De Oostenrijkse auteur Stefan Zweig schreef ooit over “het begin van het ongeluk van Duitsland en van Europa”. Hij had het niet over de machtsovername van Adolf Hitler in 1933 of de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in 1939. Neen, de verwijzing heeft betrekking op een bijna vergeten episode in de geschiedenis van onze oosterburen. Op 24 juni 1922 schoot een moordcommando de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Walter Rathenau in Berlijn neer in zijn auto.

De daders kwamen uit extreemrechtse kringen, conservatieven en nationalisten die de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog niet hadden verteerd en er de politici voor verantwoordelijk stelden. Zeker die van de linkerzijde, de sociaaldemocraten dus. Rathenau was een gematigde socialist, die werk maakte van de naoorlogse verzoening met de oude vijanden. Veel Duitsers droegen hem daarvoor op handen. Toen zijn begrafenisstoet passeerde, stonden 1 miljoen Duitsers langs de weg. Maar de radicale rechterzijde wantrouwde en haatte Rathenau. Dat hij joods was, hielp niet. Toen al was het antisemitisme diep ingeburgerd in Duitsland.

In het boek La République assassinée toont de Franse historicus Alexis Lacroix aan dat de aanslag een keerpunt was in de Duitse geschiedenis. De jonge democratie die de Weimarrepubliek was, kwam na de dood van Rathenau onder vuur van rechts-radicale krachten. Opvallend genoeg werden ze gesteund door de communisten, die belang hadden bij chaos in het land en nog altijd hoopten op een rode revolutie. De kritiek op het parlementaire systeem nam toe, en behalve Rathenau sprong toen eigenlijk niemand in de bres voor de democratie.

Rathenau had wellicht als enige snel een antwoord kunnen bieden op latere crisissen, zoals de hyperinflatie van 1923 en de Grote Depressie van 1929, die de middenklasse verarmde en in de armen van Adolf Hitler duwde. Lacroix zet Rathenau en zijn sociaal-liberale, democratische en pro-Europese denken af tegen de rechtse krachten van wat men in Duitsland de Conservatieve Revolutie noemt. Veel figuren daaruit waren na 1933 eerst pro-nazi. Toen de krijgskansen in 1943 keerden en de gruwel van de concentratiekampen bekend raakte, keerden ze zich uiteindelijk tegen de Duitse leiders en beraamden ze mee de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content