Schatten op de Cogels Osylei

Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Een Ensor aan de muur, een vitrinekast volgestouwd met ‘les musées portables’ van Marcel Duchamp en een handvol Cobra-schilderijen schijnbaar achteloos op het bureau gestapeld… Galerie Van de Velde, onderbracht in een prachtig pand op de Berchemse Cogels Osylei, bulkt van de schatten.

Of de straat te koop wordt aangeboden in de Belgische editie van Monopoly weten alleen de aficionado’s van dit populaire bordspel. Maar één ding weten wij zeker: de Cogels Osylei, de centrale boulevard die van de wijk Zurenborg naar het station van Berchem leidt, onderscheidt zich door een ongeziene weelde aan architecturale pareltjes uit de laat-negentiende en het reveil van de twintigste eeuw.

Geen wonder dat in deze eclectisch vormgegeven, speels aristocratische en zelfs licht decadent ogende straat sinds enkele jaren de galerie van Ronny Van de Velde is gevestigd. “Het is altijd al een beetje de kunstbuurt van ‘t Stad geweest,” vertelt Van de Velde laconiek. “Mijn buren zijn Luc Deleu, Guy Mortier, Kristien Hemmerechts en Herman Selleslags. Dus allicht kon ik er ook nog wel bij.”

Als rechterhand van de excentrieke vliegenier Panamarenko, samensteller van exhaustieve overzichtstentoonstellingen rond Marcel Duchamp, Francis Picabia en René Magritte en alom gereputeerd kunsthandelaar en galeriehouder, behoort Ronny Van de Velde al geruime tijd tot het selecte clubje Belgische kunstgoeroes. Een bezoek brengen aan ‘s mans galerie op de Cogels Osylei – ondergebracht in één van de vier witte paleizen, naar een ontwerp van de ondertussen enigszins in de vergetelheid belande architect Ernest Dieltiens – staat dan ook garant voor een adembenemende ontdekkingstocht door het innovatieve kunstwereldje van de negentiende en de twintigste eeuw. Met een beetje verbeelding valt dit pand makkelijk te beschouwen als een ronduit verbluffend privé-museum; de ultieme bekroning van een uiterst succesvolle carrière als pionier, wegbereider en baanbreker binnen het Belgische galeriewezen.

Unieke kunstcataloog

Achter de monumentale gevelbepleistering van dit succulente stukje neo-architectuur bevindt zich zelfs naar internationale normen een unieke kunstcataloog, gaande van honderden authentieke foto’s uit de pioniersperiode van Nadar en Nièpce tot een brede waaier topwerken van ronkende namen als Man Ray, Alechinsky, Duchamp , Ensor en vanzelfsprekend Panamarenko. De bevlogen collectioneur die in dit kunstwalhalla zijn oog laat vallen op een van de talloze prachtwerken, zal met andere woorden diep in de buidel moeten tasten als hij zijn verzameling met de koopwaar van Ronny en echtgenote Jessy Van de Velde wenst uit te breiden.

Bovendien beschikt het kunstminnende echtpaar ook nog over andere met goud omrande troeven. Zo bevindt zich in het historische hartje van Antwerpen hun notoire Antiquariaat Rossaert, gevestigd in een fraai zeventiende-eeuws handelspand waar schippers, matrozen en havenarbeiders tot enige tijd geleden hun petten en truien kochten. Tegenwoordig vindt u er een al even tot de verbeelding sprekende collectie kunstboeken, tijdschriften en originele uitgaven. Hét speerpunt van het antiquariaat is echter de verzameling van negentiende- en twintigste-eeuwse fotografie, met een ruim aanbod aan authentieke foto’s, boeken en portfolio’s van bekende en minder bekende fotografen. Bovendien geeft het antiquariaat in samenwerking met Jan Ceuleers een jaarlijkse verkoopcatalogus uit van boeken en fotografie.

Daarnaast beschikt Galerie Van de Velde ook nog over de zogeheten Antwerpse luchtschipbouw, een voormalig Electrabel-gebouw in Borgerhout dat door de galerie in 2001 werd opgekocht en volledig gerestaureerd. Sinds eind vorig jaar fungeert het als ruim bemeten atelier en tentoonstellingsruimte, interimair schuilhok en documentatiecentrum voor de Antwerpse kunstenaar, metawetenschapper en allround fantast Panamarenko, wiens carrière overigens een vrijwel simultane vlucht nam met die van Van de Velde.

Sinds begin jaren zeventig, toen beiden elkaar voor het eerst als jonge beeldenstormers ofwel in luizige kraakpanden ofwel in de ondertussen ter ziele gegane kunstgalerie Wide White Space Gallery tegen het lijf liepen, zijn beide namen innig met elkaar verbonden. Dat Van de Velde, die al die tijd als galeriehouder, manager en trustee werkte van een van Vlaanderens meest bejubelde kunstenaars, zijn begiftigde poulain uiteindelijk met zijn eigen stekje beloonde, hoeft dan ook niet te verwonderen.

Jan Hoet

Dat Van de Velde zijn kwaliteitsstempel heeft gedrukt op het Belgische kunstwereldje – dat dankzij eclectische uithangborden als De Cordier, Tuymans, Delvoye en Fabre op mondiaal aanzien bogen kan – is wel het minste wat je kan zeggen. Uit goed ingelichte bron vernamen we dat zelfs generatiegenoot Jan Hoet – de flegmatieke conservator van het Gentse SMAK – nog steeds niet te beroerd is om op tijd en stond advies in te winnen bij Van de Velde.

Bovendien hebben Hoet en Van de Velde nog wel meer met elkaar gemeen dan een reeks minzame of geanimeerde gesprekken rond de barricades van de Belgische kunst. Beiden zijn mislukte kunstenaars, iets waarover Van de Velde overigens kond doet met een aanstekelijk relativeringsvermogen. “Waarom ook niet?” stelt hij, intussen een diepe haal nemend van zijn alomtegenwoordige Bastos-sigaret. “Het is al zo lang geleden. Ik was amper zeventien toen ik voor het eerst exposeerde en in mijn jeugdig enthousiasme dacht ik echt dat ik het warm water uitgevonden had. Gelukkig ben ik vrij snel tot betere inzichten gekomen. Sinds die ene tentoonstelling heb ik geen borstel of penseel meer aangeraakt. En ik moet zeggen, veel spijt heb ik er niet van.”

Hoeft ook niet natuurlijk. Dankzij zijn samenwerking met Panamarenko heeft Van de Velde op zijn eigen wijze zijn steentje bijgedragen tot de Belgische kunstgeschiedenis. Toch heeft de galeriehouder zijn reputatie lang niet alleen opgebouwd rond de al dan niet door het luchtruim klievende zeppelins, zweeftoestellen en ruimtetuigen van Panamarenko. De man heeft zijn status en succes evengoed te danken als ontdekker, marchand en propagandist van Jules Schmalzigaug, een tot diep in de jaren zeventig volslagen onbekend want vroeg gestorven futurist.

“Zijn familie schaamde zich voor zijn kunstenaarschap en wist niet goed wat aan te vangen met zijn artistieke erfenis,” vertelt Van de Velde. “Ik was dan ook de eerste die zijn schilderijen weer bij elkaar bracht en ze publiekelijk presenteerde. Sindsdien heeft men de kwaliteiten van Schmalzigaug herontdekt en hem aanvaard als een belangrijk futurist. En dat merk je ook aan de verkoopprijzen van zijn schilderijen. In de jaren zestig kon je die nog kopen voor 50.000 frank. Nu betaal je er zeker 125.000 euro voor.”

Dankzij het succes van die tentoonstelling én intussen natuurlijk verder bouwend aan de renommee van Panamarenko, pakte Van de Velde vooral in de jaren negentig uit met enkele spraakmakende tentoonstellingen en projecten. Zo liet hij Jan Fabre onder meer het Mechelse Tivoli-kasteel ‘blauwbiccen’, bracht hij voor het eerst in België grootse overzichtstentoonstellingen rond Marcel Duchamp, Man Ray en Francis Picabia én coördineerde hij een reeks retrospectieve tentoonstellingen rond René Magritte, Félicien Rops, Georges Vantongerloo, Léon Spilliaert en Pierre Alechinsky.

“De werken die toen werden geëxposeerd, waren natuurlijk niet te koop,” licht Van de Velde zijn misschien wat vreemd klinkende museale activiteiten als galeriehouder toe. “Zulke projecten realiseren doe je in de eerste plaats uit passie. Op korte termijn valt er immers nauwelijks winst uit te puren. De enige commerciële ambitie die ik met dergelijke tentoonstellingen betrachtte, was het dekken van de onkosten voor verzekeringen en transport. En dat lukte door het uitgeven van portfolio’s en catalogen die ik meestal zelf ontwierp. Als galeriehouder heb ik in ieder geval altijd getracht om de hiaten op de markt op te vullen. Zo was er tien jaar geleden in België een absolute noodzaak om bepaalde iconen uit de kunstgeschiedenis aan een breed publiek te tonen. Allicht is dat de reden voor mijn succes. Op lange termijn heeft die aanpak me heel wat opgeleverd. Door die grote projecten onderhield ik immers goede contacten met invloedrijke museumdirecteurs en privé-verzamelaars. Wanneer die mensen hun collectie willen uitbreiden, geniet je hun vertrouwen en komen ze al eens rondkijken in je galerie.”

Winst rapen

Een mercantiele kunstvisie die duidelijk heeft geloond. Aangezien de noodzaak aan ‘public exposure’ van Galerie Van de Velde intussen flink is afgenomen – deels ook omdat die populariseringstaak door musea is overgenomen – besloot het echtpaar Van de Velde het de jongste jaren over een andere boeg te gooien.

Zo werd hun notoire pand aan de IJzerenpoortkaai, een galerie die in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de heropleving van het Antwerpse Zuid, in 2000 overgelaten aan een reclameadviesbureau. Sindsdien beperken de Van de Veldes zich tot het ontvangen en adviseren van klanten op afspraak in hun prachtige privé-woning annex galerie op de Cogels Osylei.

Bovendien speelt allicht nog een andere reden. Zo lijkt de noodzaak om zich te profileren op de grillige kunstmarkt wegens hun aanhoudende succes en eigenzinnige visie al lang voorbij. De naam Van de Velde zit stevig in het fronton van het internationale galeriewezen gebeiteld, waardoor hij zelfs prestigieuze kunstbeurzen aan zich kan laten voorbijgaan. De Van de Veldes bogen op een trouwe en bemiddelde cliëntèle én kunnen zich concentreren op de projecten die hem na aan het hart liggen.

“Natuurlijk valt er winst te rapen met kunst,” stelt Ronny Van de Velde onomwonden. “Maar dat hebben galeriehouders niet altijd in de hand. Wanneer een kunstenaar plots door de pers wordt gehypet, ontstaat er een tweedehandse markt die de prijzen heel snel de hoogte injaagt om daarna soms even snel weer ineen te klappen. Het komt er dus op aan je ogen open te houden, je goed te informeren en vooral te investeren in kwaliteit. Ik heb me zelden beziggehouden met speculatie of one-hit-wonders. De tijd zift de mindere kunstgoden er onherroepelijk uit. Wie in kunst wil beleggen, adviseer ik om te investeren in kwaliteit. Een goede Ensor blijft zijn waarde behouden. Maar of er aan een werk van Jeff Koons over twintig jaar nog hetzelfde prijskaartje hangt? Ik durf het te betwijfelen.”

“Ik was amper zeventien toen ik voor het eerst exposeerde. Sinds die tentoonstelling heb ik geen borstel meer aangeraakt. En ik moet zeggen, veel spijt heb ik er niet van.”

“Mijn buren zijn Luc Deleu, Guy Mortier, Kristien Hemmerechts en Herman Selleslags. Dus allicht kon ik er ook nog wel bij.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content