Rijk Imec, arm Vlaanderen

Bruno Leijnse Redacteur bij Trends

Outsourcing van het onderzoek bij Nokia Siemens Networks. Bijna 700 jobs weg bij Janssen Pharmaceutica. Het Leuvense micro-elektronicacentrum Imec moest Vlaanderen de derde industriële revolutie binnenleiden. Hoe staat het daarmee?

“Eén van onze pareltjes, Imec,” roemt gewezen topman Rudy Aernoudt van de administratie Economie, Wetenschap en Innovatie als we hem in de Brusselse Mort Subite – de plaats heeft hij zelf gekozen – over de toekomst van Imec interpelleren. Wie zijn wij om het met hem oneens te zijn? Een omzet van 226,9 miljoen euro, een winst van 17,5 miljoen, een operationele kasstroommarge van 37 %. Van de 1489 werknemers van Imec is 35 % buitenlander. Leuven is één van de twee bedevaartsoorden voor nanotechnologie in de wereld geworden. Op wereldvlak klitten de chipsfabrikanten nu samen rond IBM in Albany NanoTech (New York) en rond Imec in Leuven. Imec heeft Intel, Samsung, Texas Instruments, Micron, NXP, Hynix, Elpida, Infineon, Panasonic, ST Microelectronics en TSMC uit Taiwan aan boord. Alleen de Chinese fabrikanten zijn nog afwezig, noteert algemeen directeur Gilbert Declerck, hoewel Imec sinds 2001 een kantoor heeft in Sjanghai. Tussen China en Imec staan de internationale Wassenaarakkoorden over de transfer van technologie voor dubbel gebruik. “En daar willen we ons aan houden,” zegt Declerck.

Zijn succes heeft Imec te danken aan de moedige beslissing om in 2002 een nieuwe pilootproductielijn voor 300-millimeterwafers te bouwen. De ‘fab’ zou – afgezien van initiële investeringen – jaarlijks ongeveer 40 tot 50 miljoen euro extra kosten. Declerck moest 50 tot 60 % meer inkomsten uit contractresearch zien binnen te rijven om ze te financieren. Declerck noemde dat in die tijd, in een interview met Trends, “een quantumsprong”. Quantums zijn grillige dingen, maar Declerck won zijn weddenschap en dat was niet de eerste keer.

“In Europa heeft elk land geprobeerd een eigen Imec te bouwen. De Fransen hadden Leti in Grenoble, Duitsland had het Fraunhofer Institut, Nederland zijn NatLab. Wij zijn succesvol geworden in Europa nadat we hadden bewezen dat we met de Amerikanen en Japanners konden werken. Toen Texas Instruments, Intel en Sony met ons hebben getekend, hebben Infineon en ST Microelectronics gedacht dat Imec toch wel iets moest hebben. En toen is ook Philips komen kijken.”

Eerst de fabriek …

Imec trok Philips in 1998-1999 over de brug met zijn innoverende Imec Industrial Affiliation Programs (IIAP). Dat zijn vier- tot achtjarige samenwerkingsprogramma’s waarin industriële partners kosten, researchers en intellectuele eigendom met Imec delen in verhouding tot hun inbreng. Het was ‘open innovatie’ avant la lettre. De vijftien IIAP-programma’s zorgen nu voor het gros van de inkomsten bij Imec – en voor de winst.

Het leeuwendeel van die programma’s zit in de afdeling silicon process & device technology (SPDT) van Imec, “de fabriek”, waar de productieproblemen voor de volgende generaties halfgeleiders worden opgelost. Daar drummen de Amerikaanse en Aziatische bedrijven bijeen die 57 % van de inkomsten van Imec leveren. Ongeveer 43 % van het personeel en 160 miljoen euro omzet – liefst 83 % van de inkomsten buiten de dotatie – zit in deze afdeling.

De beheersovereenkomst van de Vlaamse overheid met Imec wordt elke vijf jaar herbekeken. Naast de doorlichting door Technopolis Group gaf ook een team van experts zijn opvatting in een peer review. Dat team verwachtte vorig jaar dat Imec nog ongeveer tien jaar kon doorgaan met nano-onderzoek in zijn huidige vorm. Beneden de 45 nanometer zal het rendement van de verkleining van de circuits merkelijk afnemen, waarschuwden de experts. Bij Intel spuwen twee fabrieken vandaag al volop 45-nanometerprocessoren voor de lancering op 12 november. Dat is hedendaagse technologie. “Wij werken nu aan 32 en 22 nanometer. Tussen elke generatie zit twee à drie jaar,” zegt Declerck. Nu al is duidelijk dat er nieuwe technieken nodig zullen zijn om vooruitgang te blijven boeken, maar vooral nieuwe materialen. Ook daarnaar doet Imec onderzoek. Maar natuurlijk is zo’n technologieverschuiving een kans voor andere centra om weer de overhand te halen.

… en dan de rest

Minder stevig staat Imec in zijn twee andere, veel kleinere afdelingen. Dat zijn nomadic embedded systems (NES), 11 % van het personeel, dat zich vooral met zuinige communicatie- en multimediasystemen bezighoudt, en microsystems, components & packaging (MCP), 13 % van het personeel, die onder meer actief is in de verpakking van chips en fotovoltaïsche cellen. MCP kost maar 2,5 miljoen euro aan investeringen per jaar, maar toch kan het een sleutelrol in de toekomst van Imec spelen. De divisie integreert nieuwe componenten op chips, zoals communicatie, sensoren, actuatoren (die apparatuur aansturen) of zelfs organische elementen zoals zenuwcellen. “Wij denken dat je met dat soort dingen in Vlaanderen kan scoren. Je hebt daar geen investeringen nodig van 4 à 5 miljard dollar. Je moet wel met unieke concepten komen.” NES bouwt daarop voort met systeemconcepten als ‘alomtegenwoordige intelligentie’ en ‘multi-media multi-mode’ (M4), die verschillende technologieën samenbrengen voor bijvoorbeeld telegeneeskunde en smartphones.

Veel programma’s, weinig focus

Imec proclameert dat zijn onderzoek drie tot tien jaar vooruitkijkt. Dat is straf als men bedenkt dat – zeg maar – telecomoperatoren in 1994 niet eens het succes van de gsm konden voorspellen. Het antwoord is simpel. Alle grote halfgeleiderproducenten komen een paar keer per jaar bijeen om de ‘roadmap’ te bespreken. Declerck: “Zij komen overeen waar ze binnen drie en zes jaar willen staan. Wij zorgen dan dat we voldoende vooruitkijken.” Het helpt ook dat Imec zeer nauw samenwerkt met één van de wereldleiders in halfgeleiderproductiemachines, het Nederlandse ASML.

In de twee andere afdelingen van Imec is het gebrek aan een roadmap een probleem. De mogelijkheden met bio-, chemo- of sensorchips zijn opwindend en niet te overzien. Het is één van de redenen waarom MCP (de systeem-op-een-chip-ontwerpers) zoveel doctoraatsstudenten aantrekt. Tegelijk is er een probleem van focus. Als er geen consensus is over de marsrichting, is het moeilijk om een studieconsortium bijeen te brengen. Tekent Imec zijn eigen agenda uit, dan moet het industriëlen daarvan zien te overtuigen. NES begeeft zich op het terrein van de systeemontwerpers en daar mist Imec competenties, stipt de peer review aan. Veel grote bedrijven hebben researchteams op dat gebied, die groter zijn dan NES zelf. Hun diagnose is een koude douche, vooral voor NES, dat zo’n kleine negentig eigen onderzoekers en dertig doctoraatsstudenten en slechts een handvol researchers uit de industrie tewerkstelt. Er is potentieel, beamen de experts, maar er is nood aan visie en kritische massa. NES moet vijf jaar verder vooruitkijken, beveelt de doorlichting aan.

Vreemd lichaam in Vlaanderen

Alleen al in 2006: 13 wetenschappelijke prijzen, 97 patentaanvragen, 51 octrooien, 1652 artikels en congresbijdragen. Het oude beheerscontract rekende Imec af op 12 parameters. Allemaal werden ze gehaald. Behalve één: de omzet met Vlaamse bedrijven.

In de clean rooms van Imec werken onderzoekers in de bevreemdende sfeer van 2001: A Space Odyssey. Sommigen vragen zich af of Imec niet op dezelfde manier functioneert in de Vlaamse economie. Jan Rabaey is een oud-onderzoeker van Imec en nu wetenschappelijk codirecteur van het Berkeley Wireless Research Center. “De hightechinfrastructuur in Vlaanderen leeft in een lege economie, met uitzondering van een minuscuul aantal firma’s,” zei hij vorig jaar in een industriepublicatie. Er zit een taaie ironie in dat Imec-verhaal. Toen de tandem Gaston Geens-Roger Van Overstraeten in 1984 Imec oprichtte, dachten ze aan een Vlaamse Silicon Valley. De tijd was rijp. In Oudenaarde was de halfgeleiderfabriek Mietec opgericht, TSMC in Taiwan bestond nog niet eens. Het liep anders. Taiwan investeerde zich naar de wereldtop. Vlaanderen verkocht zijn Mietec-participatie aan Alcatel, dat de rol moest lossen. AMI Semiconductor (ex-Mietec) werkt vandaag met ‘oude’ technologie, waarmee Imec weinig te maken heeft.

De hele Belgische micro-elektronica-industrie zet vandaag iets meer dan 300 miljoen euro om, meldt economisch adviseur Patrick Slaets van Agoria ICT. Imec is daar niet in begrepen. Dit jaar verwacht Imec alleen al 241 miljoen euro omzet, een groei van 6 %. Sommige ondernemers, zoals medeoprichter Jan Decaluwe van chipsontwerper Easics, één van de oudste spinoffs van Imec, vragen zich af of het wel zo’n briljant idee is om tientallen miljoenen euro’s aan Vlaams overheidsgeld te besteden aan onderzoek dat grote Amerikaanse en Aziatische multinationals ten goede komt. Decaluwe oppert zelfs dat er een substitutie-effect is: Imec houdt niet alleen honderden ingenieurs vast die anders misschien Vlaamse bedrijven zouden oprichten, het beconcurreert ook nog eens (gesubsidieerd) de bestaande Vlaamse elektronicabedrijven.

Chipsbedrijven leven naast elkaar

Zover als Jan Decaluwe wil topman Rudi De Winter van Melexis – de enige Vlaamse groep met een eigen chipsfabriek – niet gaan. Maar over ‘de fabriek’ is hij wel duidelijk. “Het nanotechnologiegedeelte zou best onafhankelijk gerund worden, zonder subsidies. De Vlaamse overheid heeft daar helemaal niks aan, buiten misschien de belastingen op de lonen van de ingenieurs en het prestige. Het zijn de Amerikaanse en Aziatische bedrijven die daarvan profiteren.”

Het is een onvermijdelijk conflict, noteert Jos Leijten van de Nederlandse onderzoeksinstelling TNO in een discussienota voor de Europese Commissie. “Enerzijds moeten de researchorganisaties internationale uitmuntendheid nastreven, wat ze alleen kunnen volhouden als er een internationale markt is voor hun diensten, anderzijds moeten ze lokale, regionale of nationale belangen dienen.” Voor hem is internationaliseren de enige oplossing.

Imec is sinds 2004 gewapend met een studie van Idea Consult over zijn betekenis voor Vlaanderen. De cijfers zijn verouderd, maar indicatief: spill-overeffecten van zijn technologie (geschat op 51 miljoen euro, toen), impact als aankoper (38 miljoen euro per jaar) en als werkgever (55 miljoen euro aan allerlei belastingen en sociale zekerheid) en er is zijn functie als attractiepool voor de Leuvense regio.

Veel Vlaamse contracten

Eén van de spill-overeffecten (contractresearch met bedrijven in Vlaanderen) is relatief makkelijk te meten. Herman Maes, bij Imec verantwoordelijk voor de trainingspoot Invomec, gooit de cijfers op tafel: 155 contracten met 149 Vlaamse bedrijven voor een totale waarde van 39,2 miljoen. Probleem met die cijfers is dat 59 % van de omzet (tenminste in 2004) uit maar twee bedrijven komt: Philips-NXP, met meer dan zeventig ingenieurs in Leuven, en in veel mindere mate ASML. De doorlichting van vorig jaar besloot dat de contractwaarde met de meeste Vlaamse firma’s eigenlijk klein is en nog daalt. Kmo’s in Vlaanderen (buiten spin-offs) brachten in 2004 maar ongeveer 1 miljoen euro binnen en die werkten dan nog meer met de “geassocieerde labs” dan met Imec zelf. Toch kan contractresearch met Imec, ook al gaat het niet om miljoenen, belangrijk zijn. “Onze contractresearch met Imec heeft de Europese vestiging belangrijker gemaakt in de wereldwijde organisatie,” zegt business director Europe Hans Vloeberghs van Fujifilm Electronic Materials in Antwerpen.

Imec noemt enkel de dotatie van 35,58 miljoen euro van de Vlaamse overheid een subsidie en die bedraagt maar 15,67 % van het budget. Te weinig eigenlijk, 20 % is een minimum voor stabiliteit, zeggen de peer reviewers. Voor de rest moet Imec concurreren op de markt. Bedrijven shoppen voor hun research, ook als hun projecten worden gesubsidieerd.

Servicebureau voor kmo’s

Eén van de aantrekkelijkste diensten van Imec, Europractice, wordt door de Europese Commissie gesubsidieerd. Hij helpt universiteiten en bedrijven om toepassingsspecifieke chips te produceren. Halfgeleiderfabrieken zijn niet geïnteresseerd in productieseries van 50.000 of zelfs 100.000 stuks. Door kleine projecten een paar keer per jaar te groeperen, kan Imec ze toch interessant maken voor de fabrikant en betaalbaar voor de opdrachtgever. Probleem is dat de Vlaamse nichespelers vaak zelfs niet aan 50.000 stuks van een bepaald product raken. Het Izegemse Televic, dat sterk staat in verpleegoproepsystemen, denkt eerder in termen van 10.000 stuks. “De inzetbaarheid van Imec als chipsontwerper is voor ons minder relevant,” zegt Piet Verhoeve van Televic. Verkeerscameraspecialist Traficon deed de jongste zes jaar één keer beroep op Imec om advies te krijgen over een mogelijke miniaturisatie. “Imec doet als onderaannemer een stuk onderzoek. Wij betalen Imec, maar we recuperen een belangrijk deel via het IWT. Uiteindelijk dragen we zo’n 20 à 30 % van de kosten,” zegt Stephan Adriaenssens van Traficon.

Producent van spin-offs

Imec heeft tot nog toe een 25-tal spin-offs gecreëerd. Volgens zijn beheerscontract is Imec verplicht om er zeven op te richten in de lopende vijf jaar. Sommige, zoals JSR Electronics uit Haasrode, zijn gevestigde bedrijven geworden. Toch blijft het een moeilijk verhaal, bevestigt Vlerickprofessor Bart Clarysse, de spin-offwatcher bij uitstek. Financiering is een eerste drempel. De manier waarop Imec intellectuele eigendom aan de spin-offs overdraagt een tweede. De derde is de evaluatie van de waarde van die overdracht.

De eerste spin-offs gebeurden met industriële partners. Vanaf 1996 zette Imec eigen spin-offs op en vanaf 1999 was er een duidelijke strategie. Imec brengt intellectuele eigendom in in ruil voor aandelen, zonder zelf vers geld te injecteren. De centen moeten komen van durfkapitaal. Dat is een heikel punt. In zijn analyses van de spin-offs van Imec, gepubliceerd in 2005 en 2006, stelt Bart Clarysse vast dat de spin-offs van Imec als geheel, doorheen al die periodes, consistent beneden de rendementsverwachtingen van professionele durfkapitalisten presteren. “Als durfkapitalist investeer je liefst wanneer het product marktrijp is,” zegt Paul Verdurme, één van de oprichters van risicokapitalist IT Partners. “Imec wil natuurlijk dat je veel vroeger instapt. Hoe vroeger, hoe interessanter voor hen, want dan begint het multiplicatoreffect van het geld te werken ( nvdr – als Imec zijn belang niet laat verwateren, wat vaak gebeurt). Maar als je als durfkapitalist vroeger instapt, stijgt je falingsrisico en heb je meer middelen nodig.”

Imec heeft geprobeerd om de financiering zelf onder controle te krijgen, onder meer met de oprichting van een eigen Imec Incubatiefonds, maar tevergeefs. Managers van beleggingsfondsen willen rendement, ongeacht de kleur van de vlag.

Derde keer, goede keer?

De jongste poging van Imec is de participatie van 10 miljoen euro in Capital-E en vervolgens via Capital-E in Capital E Arkiv, een Arkimedesfonds. De groep Capital-E beheert nu 48 miljoen euro voor investeringen in micro-elektronica. Daarmee lijkt Imec eindelijk een stevige financieringshefboom te hebben, hoewel het fundamentele probleem blijft. “De rendementen van puur seed capital-fondsen liggen relatief laag. Daarom doen we ook later stage, zodat de combinatie de moeite is,” zegt bestuurder Marc Wachsmuth. De breuk met het verleden is dat er nu meer overheidsfinanciering is dan tien jaar geleden, stipt hij aan. “Je kan het risico in zaaidossiers nu over een aantal partijen verdelen. Nadeel zijn de beperkte bedragen per dossier.” Capital-E is niet verplicht in Imec-spin-offs te investeren. Zelfs, strikt genomen, niet in Vlaanderen, hoewel Gilbert Declerck daar een wakend oog op zal houden, zegt hij zelf. Wachsmuth verklapt wel dat Capital-E momenteel onderhandelt om een drietal buitenlandse bedrijfjes naar Vlaanderen te halen, “met Imec als kers op de taart”.

Contractresearch wurgt spin-offs

Officieel probeert Imec nu in een zeer vroeg stadium te beslissen welke technologie naar spin-offs gaat en welke naar de affiliatieprogramma’s. Dat proces is geformaliseerd in tweemaandelijkse vergaderingen van een managementcel.

Een reeks van onze gesprekspartners wijst op de intrinsieke contradictie. “Onderzoek met groot potentieel komt in de affiliatieprogramma’s met de grote spelers terecht. Spin-offs moeten het gewoonlijk doen met een kleine brok technologie. Dat is meestal geen goed begin,” zegt een bevoorrechte waarnemer. Hij herhaalt daarmee wat Vlerickprofessor Bart Clarysse al in 2005 publiceerde. “De spin-offs zijn gebaseerd op technologie die verre van marktrijp is en worden enkel opgericht als de technologie te marginaal is als een basis voor aangehouden contractonderzoek.” Volgens hem is het dan de bedoeling dat die spin-offs via een octrooieringsstrategie waarde creëren en dan worden verkocht. Daar is veel durfkapitaal voor nodig en uiteraard een realistisch businessplan.

Momenteel zijn ten minste twee start-ups van Imec – M4S en Magwel – nog op zoek naar kapitaal en werken ze eigenlijk in een vacuüm. Imec heeft bij hen geen intellectuele eigendom ingebracht en wacht daarmee tot er geldschieters zijn. Op hun beurt hebben de start-ups een probleem om centen te vinden zonder een gunstig akkoord over de intellectuele eigendom. Dat is een catch 22. Als Imec zijn prijs te hoog stelt, hangen de entrepreneurs. M4S kampt bovendien nog met het nadeel dat het afstamt van het project multi-media multi-mode van Imec, waarin intellectuele eigendom met Samsung werd gedeeld.

Zo innoverend als Nespresso

De ontslagen bij Janssen Pharmaceutica, de ‘outsourcing’ van onderzoekers bij Nokia Siemens Networks in Herentals, de innovatie in Vlaanderen. Rudy Aernoudt, gebogen over een watertje in de Mort Subite: “Imec heeft schitterende nanotechnologie, maar uiteindelijk kom je aan een grens. We hebben nog andere competentiepolen die schitterend werk leveren, het Vlaams Instituut voor Biotechnologie bijvoorbeeld. We zouden er nog veel meer uit kunnen halen als we de verkokering doorbreken, de hokjesmentaliteit. Wat is Nespresso? Een koffiefabrikant met een machinefabrikant. Dat is het toppunt van innovatie. Het zit in de combinatie.”

Imec-voorzitter Anton De Proft vindt zijn eigen bedrijf Icos, de Leuvense fabrikant van inspectiemachines voor chipsverpakkingen, een mooi voorbeeld van hoe het de goede kant opgaat. Twintig jaar lang was de samenwerking met Imec verwaarloosbaar, ook al zijn beide bedrijven praktisch buren, bevestigt hij. “Maar nu wordt verpakking al bij het ontwerp belangrijk. Wij breiden onze activiteiten uit naar wafers. De evolutie van de markt doet ons nauwer samenwerken.”

De voornaamste Belgische partner van Imec buiten NXP (het vroegere Philips) is Umicore, wiens business unit elektro-optische materialen focust op toepassingen van germanium, een specialiteit van Imec. Umicore is ook de grootste producent van germaniumsubstraten in de wereld. Over veel geld gaat het nog niet. “Wij hebben één medewerkster ‘resident’ bij Imec,” laat Umicorewoordvoerder Bart Crols weten. Zijn baas, Thomas Leysen, is wel één van de negen bestuurders van Imec.

De cameravrouw van VacatureTV vertelt Rudy Aernoudt dat ze boven op hem wacht. Uit Imec vallen lessen te trekken, vindt hij. “We vertellen elkaar nu dat we competentiepolen moeten oprichten in sectoren waar we veel industrieel weefsel hebben. Maar Imec is net het voorbeeld van hoe we met onze theorie ernaast zitten. Op het moment dat Imec werd opgericht, hadden wij bijna niets van nanotechnologie. En op die basis hebben we Imec opgebouwd tot een succesverhaal. Maar het verhaal bewijst ook dat bepaalde sectoren wel degelijk subsidies nodig hebben. Zonder subsidies was Imec er nooit geweest.”

Imec maakt winst, maar de investeringen wegen. De lage liquiditeitsratio verraadt de bodem van de kas. Wat gaat er gebeuren als Imec ergens tussen 2010 en 2013 een nieuwe ‘fab’ moet bouwen, die opnieuw een pak duurder zal zijn? Aernoudt: “Op dat moment moeten we een nieuwe kosten-batenanalyse maken.”

OPINIE

Imec staat op toppen van zijn tenen (blz. 124)

Bruno Leijnse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content