Realiteitscheck voor ruwe olie

Een vat ruwe olie werd tussen juni vorig jaar en begin dit jaar ongeveer 60 % goedkoper. De prijs van Brent Noordzeeolie bodemde half januari, terwijl het dieptepunt bij de Amerikaanse West Texas Intermediate-variant (WTI) twee maanden later volgde.

April stond in het teken van het herstel, waarbij Brent 21 % duurder werd en WTI zelfs een kwart liet bijschrijven. Dat was de grootste stijging op maandbasis sinds mei 2009. Begin deze week rondde het WTI-termijncontract voor levering in juni voor het eerst sinds december terug de kaap van 60 USD. Bij Brent komt zelfs de grens van 70 USD stilaan in zicht. Dit brengt de prijsstijging sinds het dieptepunt op een indrukwekkende 45 en 50 % voor respectievelijk WTI en Brent. Zakenbanken hielden tot voor enkele weken de huidige prijsniveaus in 2015 niet meer voor mogelijk, maar toch staan ze intussen op de tabellen.

Dat brengt ons bij de vraag wat er nu eigenlijk fundamenteel veranderd is tegenover het dieptepunt van eerder dit jaar. Het antwoord is: vrij weinig. Het overaanbod op de globale oliemarkt houdt nog steeds stand en de voorraden zijn historisch hoog. We zijn dan ook van mening dat de forse klim vooral aan tijdelijke factoren valt toe te schrijven.

Een eerste element is de goedkopere USD, die recent wat van zijn pluimen moest laten na tegenvallende macro-economische cijfers, waardoor het tijdstip van een verwachte renteverhoging (nog maar eens) achteruit wordt geschoven. Daarnaast daalden de olievoorraden bij de Cushing WTI hub (Oklahoma) in de meest recente verslagweek voor het eerst sinds november. Dit wordt door sommigen gezien als een teken dat de piek in de Amerikaanse olieproductie achter ons ligt en dat binnenkort een einde komt aan de oplopende olievoorraden. Een ander element is dat het aantal uitstaande longposities met WTI als onderliggende waarde op de ICE-grondstoffenbeurs (termijncontracten) nooit eerder zo hoog was.

Een dergelijke eensgezindheid bij speculanten was in het verleden wel vaker de voorbode van een ommekeer. Het aanhoudende overaanbod is echter het belangrijkste argument om aan de duurzaamheid van de huidige prijsstijging te twijfelen. Dit werd opnieuw geïllustreerd door de voorlopige OPEC-productiecijfers van april. Volgens een Bloomberg-rondvraag produceerden de leden van het kartel vorige maand gezamenlijk bijna 31,3 miljoen vaten ruwe olie per dag. Dat is in de buurt van het recordniveau van november 2012. Reuters houdt het op 31,04 vaten per dag, wat nog steeds het hoogste niveau in meer dan twee jaar is. Irak voerde een recordhoeveelheid ruwe olie uit (3,08 miljoen vaten per dag), terwijl ook de vooruitzichten voor Libië verbeterd zijn.

OPEC zelf schat de verwachte vraag of de zogenaamde ‘call on OPEC’ op 29,3 miljoen vaten. Aan het huidige productieritme is er dus een surplus van 1,7 tot 2 miljoen vaten per dag. De volgende formele bijeenkomst van het kartel staat op 5 juni gepland maar er zijn geen indicaties dat er iets zal veranderen aan de huidige productiequota. Ondanks de afname van de Cushing-voorraden nemen de gezamenlijke Amerikaanse voorraden ruwe olie nog steeds toe. Ze bevinden zich zelfs op het hoogste peil sinds 1930!

Eerder dit jaar, kort nadat de prijs van een vat Brent een dieptepunt had bereikt, stelden we een aantal trackers voor om in te spelen op een herstel van de olieprijs (zie IB04B en IB06B). Drie maanden later zijn we van mening dat de prijs opnieuw te fors is vooruitgelopen op de marktfundamenten (vraag en aanbod). Omdat we omwille van de ‘tracking error’ een koele minnaar zijn van inverse trackers kiezen we voor dit short scenario op ruwe olie voor hefboomproducten. BNP Paribas heeft drie turbo’s short in het aanbod met hefbomen tussen 2,4 en 5,2. Bij ING kunt u kiezen tussen zestien sprinters short, waarvan de hefboom tussen 0,8 en 9,7 ligt. Wie dat nog niet risicovol genoeg vindt, kan kiezen voor een booster (BNP Paribas) of een BEST sprinter (ING) waar de hefbomen nog hoger oplopen. Bij die producten is het financieringsniveau wel gelijk aan de stoploss. Er is dus geen buffer ingebouwd en er kan dus bijgevolg ook nooit een restwaarde zijn. We selecteren drie scenario’s met een laag, een gemiddeld en een hoog risico.

WTI Future Turbo short (laag risico)

Isin-code: NL0010903548

Munt: EUR

Financieringsniveau: 85,14

Referentieprijs: 61,83

Stoploss: 78,4

Hefboom: 2,6

Koers: 20,69/20,76

De onderliggende waarde van deze turbo short van BNP Paribas Markets is het termijncontract voor levering in juni. Het is de meest defensieve turbo short uit het gamma met een verschil van 27 % tussen stoploss en de referentieprijs. Dit stoplossniveau werd voor het laatst in november vorig jaar bereikt.

WTI Future Turbo short (gemiddeld risico)

Isin-code: NL0011092879

Munt: EUR

Financieringsniveau: 75,06

Referentieprijs: 61,83

Stoploss: 69,1

Hefboom: 4,6

Koers: 11,69/11,76

Bij deze turbo short, eveneens van uitgever BNP Paribas Markets, ligt de stoploss nog 12 % boven de huidige prijs van het WTI juni-termijncontract. Het risico is dus iets hoger dan in het voorbeeld hierboven maar valt nog altijd te overzien.

WTI Future Sprinter short (hoog risico)

Isin-code: NL0010956728

Munt: EUR

Financieringsniveau: 69,8

Referentieprijs: 61,83

Stoploss: 64.5

Hefboom: 7,8

Koers: 6,98/7,03

Met deze sprinter short van uitgever ING begeven we ons stilaan op speculatief terrein. Het verschil tussen de stoploss en de actuele prijs van WTI is geslonken tot iets meer dan 6 %. Dat is vrij klein, zeker gezien de hoge volatiliteit op de energiemarkten. Daar tegenover staat een hoge hefboom die bij een prijsdaling voor een aantrekkelijk winstpotentieel zorgt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content