RANKING RANKING AAN DE WAND WELKE UNIVERSITEIT WIL DIT LAND?

De Vlaamse universiteiten moeten budgettair inbinden. Niet bijster slim, vinden de rectoren en professoren. Want onze enige grondstof is kennis. En de universiteiten zijn net de thuishavens van kennisontwikkeling.

Onderzoekers in Actie, open brieven van rectoren, opiniestukken van professoren… De eens zo zwijgzame universiteitswereld protesteert. Tegen de besparingen op onderzoek en ontwikkeling, tegen de intentie om in Vlaanderen fundamenteel onderzoek minder te ondersteunen en tegen de perceptie dat de Vlaamse universiteiten te weinig toegevoegde waarde hebben in onze economische ontwikkeling.

Het is de bedoeling om het budget voor het Vlaamse hoger onderwijs van 1,3 miljard euro met 10 procent te laten stijgen tegen 2014. Maar door de besparingsdrift moet het hoger onderwijs in 2010 en 2011 20 miljoen inleveren. Bovendien deelt het in de klappen bij de besparingen op onderzoek en ontwikkeling die tot 68 miljoen euro oplopen.

De budgetten staan al jaren onder druk, in absolute cijfers en ten opzichte van buitenlandse instellingen (zie kader Hoge verwachtingen, lage budgetten). Dat houdt de universiteiten niet tegen om relatief goede prestaties neer te zetten. In de rankings komen de Vlaamse universiteiten er zeker niet slecht uit.

Kennen, kunnen, kassa

Toch klinkt de kritiek steeds luider dat de Vlaamse universiteiten te weinig toegevoegde waarde leveren. Hun onderzoek vertaalt zich te weinig in economische return.

Bijna traumatisch voor enkele onderzoekers was een toespraak die voormalig VOKA-topman Peter Leyman afgelopen najaar hield. “80 procent van de inspanningen moet gaan naar gericht onderzoek, 20 procent naar onderzoek dat niet of nog niet gericht is. In bedrijfseconomische termen zouden we dat anders formuleren. Voor 80 procent van het onderzoek zou er een businessplan moeten zijn met op de bottomline een bruikbaar resultaat, een tastbaar product, een inzetbare technologie, een nuttig en nodig inzicht.”

Om zijn boodschap kracht bij te zetten, verwees Leyman naar een slogan die in Nederland wordt gebruikt: ‘kennen, kunnen, kassa’. Met andere woorden, doe aan onderzoek dat uitmondt in nieuwe activiteiten om er dan geld mee te verdienen.

“We moeten verder durven te kijken”, reageert Paul De Knop, rector van de VUB en voormalig voorzitter van het Fonds voor Wetenschappelijk onderzoek (FWO). “Ondernemers en politici denken te snel aan valorisatie. Je hebt ook de fase van fundamenteel onderzoek nodig. Universiteiten bleven daar vroeger te veel bij stilstaan, vandaag vertellen we te weinig waarmee we bezig zijn.”

Ook de League of European Reserach Universities (LERU) waarvan de KU Leuven deel uitmaakt, wil het belang van fundamenteel onderzoek in de verf zetten. “Europa praat en denkt in termen van de grote megatrends: klimaat, bevolking, voeding”, zegt chief policy officer Katrien Maes. “Maar onderzoek kan je niet indelen in megatrends. Wie weet nu al wat de volgende grote uitdaging is? Hoe kan je de grote uitdagingen waar de hele wereld een antwoord op moet zoeken tot een tiental reduceren? Je moet daarom voldoende ruimte creëren voor grensverleggend onderzoek. Er moet een betere langetermijnsamenwerking komen tussen bedrijven en universiteiten.”

Als grote voorbeeld verwijst ze naar topuniversiteiten als Boston Harvard University, MIT of Cambridge University. Zij leiden niet alleen toponderzoekers op, rond de universiteiten bewegen zich honderden spin-offs. “Enkele jaren geleden heeft Cambridge een studie laten doen naar zijn eigen impact. De universiteit zelf heeft bijna 12.000 mensen in dienst en maakte ongeveer 77.000 jobs in de regio mogelijk. Zonder Cambridge was Groot-Brittannië 66 miljard euro en 150.000 jobs armer.”

Autonome mobiliteit

Cambridge heeft autonomie. Dat is een basisvoorwaarde om een universiteit te laten excelleren, zo veel mogelijk eigen beslissingskracht over het beheer van activa en het personeelsbeleid. “Een universiteit moet zelf de vrijheid hebben om haar richting te bepalen”, legt Maes uit. “Op het Europese continent hebben we die autonomie gemist. Universiteiten moeten leren zich te gedragen als een bedrijf.”

Autonomie moet de instellingen ook in staat stellen topwetenschappers aan te trekken en te begeleiden. In Vlaanderen zijn het personeelsbeleid en de evaluatiemethodes star, waardoor een ondernemersgeest eerder wordt gedood dan tot leven gewekt.

“We hebben aan de VUB het vak entrepreneurship opgericht”, zegt De Knop. “We evalueren onze professoren nu ook anders. We meten en evalueren de onderzoeksoutput, de onderwijsprestatie en de maatschappelijke relevantie. Ondanks de beperkte middelen staan we sterk. De ontwikkeling van spin-offs is daar een bewijs van. Vandaag werken en denken we steeds meer als ondernemers.”

Toch zijn niet alle wetenschappers even enthousiast. Een Vlaamse wetenschapper die de overstap naar een privébedrijf doet, verliest zijn vaste benoeming. Dat schrikt af. “Vaste benoemingen worden hier relatief snel toegestaan. De VS hanteren een systeem waarbij professoren een hele evolutie moeten doorgaan en pas na tien tot vijftien jaar vast benoemd worden. Dat betekent dat onderzoekers en professoren sneller de overweging maken om de overstap naar een bedrijf te maken”, zegt Koenraad Debackere, algemeen beheerder en gedelegeerd bestuurder van Leuven Research & Development.

In de VS keren onderzoekers na een uitstap in de privé ook wel terug naar de universiteit. “Dan is het niet omdat daar een stoel voor hen warm is gehouden. Dan komen ze terug omdat ze bij die ene of andere universiteit een onderzoeksopportuniteit zien. Ze nemen daarbij een nieuwe start.” In Vlaanderen wordt er sinds enkele jaren gewerkt met een loopbaantraject voor wetenschappelijke medewerkers van ongeveer tien jaar waarbij de vaste benoeming later gebeurt.

Ook wetenschappers willen geld verdienen

Om topwetenschappers te houden en op te leiden, is een competitief beloningssysteem essentieel. En voldoende geld om deftig onderzoek te doen. “Als wij moeten concurreren met de topuniversiteiten, dan moeten we ook de tools krijgen”, zegt De Knop.

“Wij hebben 10 procent van het budget van de topuniversiteiten, maar worden wel afgemeten met hen. 13 procent van de aanvragen bij het FWO wordt goedgekeurd. Dat betekent dat 87 procent niet gehonoreerd wordt en we die wetenschappers demotiveren. En dan zijn we verbaasd over de braindrain?”

Buurlanden als Nederland werken met aanlokkelijke fiscale systemen om hun topwetenschappers te vergoeden. Landen als Frankrijk en Duitsland trekken de onderzoeksbudgetten omhoog.

Vlaanderen probeert via het Odysseus-programma topwetenschappers uit het buitenland te halen door hen een vaste aanstelling en projectfinanciering te geven. Maar de impact daarvan is beperkt. “Ik hoop dat de Vlaamse overheid die inspanningen niet laat varen”, zegt Debackere.

“Maar we moeten niet per se mensen naar hier halen omdat het Vlamingen zijn. Dat mogen ook Italianen, Indiërs of Chinezen zijn. Zolang het maar toptalent is. De jongste jaren is die internationale mobiliteit aan de Vlaamse kenniscentra groot geworden. In sommige van onze labo’s is het merendeel van de onderzoekers geen Vlaming meer. Maar het zou ook mooi zijn mochten we die mobiliteit naar onze spin-offs kunnen overbrengen. Wie richt er in Silicon Valley vandaag bedrijven op? Niet alleen Amerikanen. Ook veel Indiërs bijvoorbeeld.”

Wie gaat dat betalen?

Meer onderzoek en meer wetenschappers, dan staat de financieringsvraag cruciaal. Privéfinanciering, zoals private leerstoelen, komt steeds meer als redmiddel op de proppen. “Ik ben een grote voorstander van een pps-constructie omdat je zowel de middelen, de knowhow als de dynamiek van een onderneming binnenhaalt”, zegt De Knop. “Maar de maatschappij moet ook kunnen begrijpen en waarderen dat we niet iedereen aan de universiteit opleiden om de gaten op de arbeidsmarkt te dichten.”

Universiteiten moeten leren omgaan met privéfinanciering en er de juiste prijs op plakken. “In het verleden werd er te weinig gebruikgemaakt van de full costing-methode, waarbij ook de vaste kosten van een unief in rekening worden gebracht”, zegt Maes. “Universiteiten calculeerden de overheadkosten niet in om uit de kosten te raken voor een project. In Engeland doen ze dat nu wel en andere landen volgen.”

In een tijdperk van beperkte middelen mag de vraag gesteld worden of er niet te veel universiteiten zijn die bovendien overlappend werken. “Over de optimale grootte van een universiteit voor onderzoek durf ik mij niet uit te laten. Maar dat enkele universiteiten met dezelfde dingen bezig zijn, is geen slechte zaak. Een gezonde chaos is belangrijk om onderzoek te stimuleren.”

Europa zweert nog bij het traditionele universiteitsmodel waarbij een instelling zowel in onderwijs als in onderzoek probeert uit te munten. In de VS is er een grotere verscheidenheid. “Er wordt ook veel meer nagedacht over hun doelgroep”, licht Maes toe. “Is dat de beste breinen aantrekken, die opleiden en overal ter wereld naartoe sturen? Of is het de bedoeling dat de regio zo goed mogelijk wordt ondersteund. Als je hier geen onderzoeksuniversiteit bent, ben je in de perceptie snel wat minderwaardig. Dat beeld leeft niet in de VS.”

AN GOOVAERTS EN LIEVEN DESMET

Een Vlaamse wetenschapper die de overstap naar een privébedrijf doet, verliest zijn vaste benoeming. Dat schrikt af.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content