Productaansprakelijkheid blijft wat ze was

De Europese Unie werkt aan een regeling rond aansprakelijkheid voor producten met gebreken. Typisch Amerikaanse miljoenenclaims komen er in elk geval niet.

Er verandert voorlopig niets aan de Europese wetgeving inzake aansprakelijkheid voor producten met gebreken. We krijgen dus geen Amerikaanse toestanden met een financieel onbeperkte aansprakelijkheid, de bewijslast wordt niet verlegd naar de producent, de verjaringstermijnen en de verantwoordelijkheid van de leverancier blijven wat ze zijn. Niet dat alles goed verloopt of dat de consumentenbonden geen grotere bescherming hebben gevraagd, maar eigenlijk weet de Europese Commissie niet goed welke kant ze op moet.

De richtlijn uit 1985, die bepaalt dat iedere fabrikant de schade moet vergoeden die veroorzaakt werd door een product met gebreken, wordt in sommige lidstaten nauwelijks ingeroepen bij geschillen. De meeste landen hebben eigen nationale praktijken, waarop de gedupeerden een beroep kunnen doen – óók wanneer de schade kleiner is dan 500 euro, de minimumdrempel van de Europese richtlijn. Bovendien worden veel zaken in der minne geregeld.

Toch zou Europa een lijn willen brengen in de verschillende stelsels. De directe aankopen in het buitenland nemen immers toe, en met al die verschillende regelingen zou de klant, op zoek naar een schadevergoeding, verloren lopen.

België heeft geen mening. Om te weten te komen wat de mensen nu eigenlijk willen, werd in maart 2000 een groenboek over aansprakelijkheid gepubliceerd. Iedereen kon reageren, maar uit de hele gemeenschap kwamen amper een honderdtal reacties. Zoals verwacht lieten de consumentenorganisaties van zich horen en ook de vertegenwoordigers van de meest betrokken sectoren: de farmaceutische industrie, de automobielindustrie, de verzekeringen, de chemie, de landbouw en de elektrosector. Slechts tien lidstaten lieten hun mening over de zaak optekenen. België was daar niet bij.

Uit de commentaren bleek enerzijds dat de bestaande richtlijn in de praktijk goed functioneert, anderzijds dat er weinig informatie beschikbaar is over de toepassing. Men staat dus even ver als vijf jaar geleden, want ook toen werd bij gebrek aan duidelijke richtlijnen besloten om alles te laten zoals het was. En dus wordt nu een groep deskundigen belast met een meer diepgaand onderzoek. Daarnaast worden twee studies besteld. De eerste onderzoekt de economische weerslag van productaansprakelijkheid op de industrie, de verzekeringsmaatschappijen, de consumenten en de maatschappij. De tweede studie gaat de impact na van de diverse bestaande systemen in de lidstaten.

Exporteren wordt duurder. De richtlijn heeft geen negatieve gevolgen voor de concurrentiepositie van de lidstaten. In landen als Australië, Japan en Zwitserland worden gelijkaardige regels gevolgd. De belangrijke uitzondering is de Verenigde Staten, waar een jury over de gedingen beslist, het principe van ‘ no win, no fee‘ wordt gehanteerd, de schadevergoeding minstens in tientallen miljoen dollar wordt uitgedrukt en de zogenaamde ‘ class action‘ alle gelijkaardige schadeclaims bundelt. Het is een nachtmerrie voor Amerikaanse ondernemingen, en voor Europese bedrijven betekent het veel hogere verzekeringspremies en kosten van rechtszaken. Uit Belgische cijfers hierover blijkt dat daardoor de uitvoer van staal en textiel naar de VS twee keer zo duur is als naar andere landen. Voor levensmiddelen kost dat vijf keer meer en voor farmaceutische producten tien keer.

Europa wil de Amerikaanse weg niet bewandelen, en daar lijkt ook weinig reden toe. De richtlijn op productaansprakelijkheid werd slechts een honderdtal keer ingeroepen in al de lidstaten samen. Daar zijn enkele redenen voor. In de eerste plaats blijven rechtszaken het ultieme middel om gelijk te halen. De bewijslast ligt bij de gedupeerde, wat de zaak niet eenvoudiger maakt. Al moeten we daar meteen aan toevoegen dat in sommige landen de rechtbanken de producent kunnen opdragen om het tegenbewijs (geheel of gedeeltelijk) te leveren of de nodige expertise ter beschikking te stellen, omdat de klant zijn zaak hard zou kunnen maken. Daarom lijkt de omkering van de bewijslast, die in een herziening van de richtlijn zou kunnen opgenomen worden, niet echt aan de orde.

Het grootste probleem lijkt zich voor te doen met de farmaceutische producten, waar de consumenten vragende partij zijn in verband met bewijs van neveneffecten, terwijl de sector vindt dat een te strikte regeling de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen zal afremmen.

Consumenten willen openheid. Volgens Duitse en Nederlandse verzekeraars wordt 90% van de zaken over productaansprakelijkheid buiten de rechtbank afgehandeld. Dat is logisch voor gevallen waar het oorzakelijk verband tussen fout en schade duidelijk is. De consumentenorganisaties vinden de regeling op zich niet slecht, maar zouden wel meer openheid willen over de bedragen die worden uitbetaald. Dat zou ze toelaten om de consumenten die in een gelijkaardige situatie verkeren in te lichten en eventueel aan te sporen om een hogere vergoeding te vorderen.

De toepassing van de richtlijn wordt verder nog uitgehold doordat de sociale zekerheid tussenbeide komt in een aantal gevallen van lichamelijke schade en werkonbekwaamheid. In sommige lidstaten kan het ziekenfonds geen verhaal uitoefenen op de producent van het product dat de schade veroorzaakt. Voorts zijn er nog de algemene verzekeringspolissen, de zogenaamde familiale verzekeringen, die de schade vergoeden zonder de producent aan te spreken. Als het echt over zeer ernstige gevallen gaat, zoals de HIV-besmettingen door bloedtransfusie in Frankrijk en in Duitsland, dan komt de overheid tussenbeide. Mocht BSE een echt probleem worden, dan zal dit ook een overheidszaak zijn, want het valt moeilijk voor te stellen dat men de boeren hiervoor zal laten opdraaien.

Het gevolg van dit alles is dat de richtlijn op de aansprakelijkheid voor producten met gebreken de verzekeringspremies nauwelijks verhoogd heeft. Dat heeft ook te maken met de strengere Europese normen die opgelegd zijn qua productveiligheid. Bovendien moeten zowel producenten als distributeurs meer informatie verstrekken over de producten en moeten ze striktere regels naleven voor het terugroepen van producten waarbij gebreken zijn vastgesteld.

De auteur is sinds 1990 European Affairs Officer bij Ford Motor Company en was voordien actief in de pers en de financiële wereld.

Huib Crauwels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content