POLITIEK EN EKONOMIE. VERRUIMING. Tweerichtingsverkeer

Dezer dagen wordt overal in de politiek vernieuwd, of althans verruimd, wat op hetzelfde zou moeten neerkomen. Het verruimen is beter na te gaan dan het vernieuwen. Het antwoord op de vraag “vernieuwen hoe ? ” is een lange geschiedenis, terwijl het verruimen de vraag doet rijzen : “verruimen van waar ? “

De door schandalen gehavende partijen proberen hun toekomst zeker te stellen door nieuwe mensen aan te trekken. De van schandalen gespaarde partijen moeten althans iets doen aan hun slijtage. Ook de per definitie ongerepte groene partijen zijn reeds aan een verruiming toe. En zelfs een “anti-partij-partij”, een protestpartij, moet haar oppositie toch kracht bijzetten door zich via een verruiming ook als een alternatief voor te stellen.

Indien de aanwinsten uit de andere partijen komen, zijn zij geen verruiming en zeker geen vernieuwing. Over het algemeen geldt : bij gebrek aan nieuwe ideeën of programma’s zijn nieuwe gezichten of gezichten met nieuwswaarde bruikbaar.

ROEPINGEN.

Waar komen de nieuwen vandaan ? Het uitgangspunt moet zijn dat de “overlopers”, zoals zij in hun partij van herkomst genoemd worden, niet volstaan ; in feite brengen zij meer verleden mee dan stemmen, meer knepen van het vak dan ideeën.

Ze moeten dus van elders komen, en de reserves zijn altijd enorm geweest. Politieke onderbrekingen, nederlagen en krisissen, bezetting en repressie, de koningskwestie en dies meer hebben steeds golven van nieuwe politieke roepingen opgewekt buiten de eigenlijke politiek. Als de Vlaamse Beweging bijvoorbeeld slechts een vergaarbekken was van politieke idealisten, dan zou dat reeds volop volstaan als reden van haar bestaan.

Overigens zijn we hier dicht bij hetgeen de overbekende zuilen zijn of waren of moeten zijn. Hier vinden we een gezelschap van gelijkgezinden, waarvan de politieke partij slechts de speerpunt is, een organizatorisch zeer diverse familie maar met veel doorstroming en nog meer solidariteit. Zo komen politieke voormannen nogal vanzelfsprekend uit kulturele organizaties, uiteraard uit jeugdverenigingen en ook uit vakbonden.

Het is nogal zonderling dat de intrede in de partijpolitiek van een vakbondsleider zoals Robert Voorhamme bestempeld wordt als een verruiming van de socialistische partij ; hetzelfde geldt voor een socialistisch carrièrist zoals Tuur Van Wallendael, omdat de funktie van ombudsman één van de fazen van deze carrière is geweest. Men kan er een teken te meer in zien dat er ook iets schort aan de fameuze zuilen.

PROFESSOREN.

De werfreserve voor de partijpolitiek wordt nochtans iedere dag groter. Deskundig en professioneel houden steeds meer mensen zich met politiek bezig : in de bedrijven, aan de universiteiten en uiteraard allereerst in de media. Toch is de overgang van Standaard-journalist Rolf Falter naar het studiebureau van de CVP-PSC zeldzaam en belangrijk tegelijkertijd.

Meer nog dan de kommentatoren in hun artikels blijken de professoren, politologen nog wel, in hun boeken te weten waarom het allemaal verkeerd loopt en wat er gedaan zou moeten worden. Naar de titel van het boek van Luc Huyse zijn zij voorbij de politiek en ook de politiek voorbij, maar de politiek zelf schijnt aan hen voorbij te gaan. Totnogtoe heeft zich nog geen enkele professor gemeld voor de partijpolitiek bij de volgende verkiezingen. Zij maken liever ruzie buiten de politiek dan in de politiek, waar de ruzies nochtans op hun plaats zijn vermits politiek en konflikt hetzelfde zijn.

De politiek krijgt ook grote hoeveelheden goede raad uit de ekonomie, zowel de wetenschap als de praktijk. In dit opzicht wordt het belang van de ekonomie steeds groter, maar zij levert weinig echte politici vooral indien men dit vergelijkt met de grote plaats die bijvoorbeeld een halve eeuw geleden in de politiek werd ingenomen door de in aantal toch veeleer beperkte beoefenaars van vrije beroepen zoals dokters en advokaten.

RESULTATEN.

Er scheelt iets aan de verhouding tussen ekonomie en politiek, zoals mag blijken uit de haperingen van dit tweerichtingsverkeer. De overgang van oud-minister Paul De Keersmaeker naar enkele raden van bestuur zou niet zo opvallend zijn indien dit niet zo uitzonderlijk was. Het bedrijfsleven rekruteert immers niet meer onder oud-politici, en zelfs de relatie tussen oud-premier Wilfried Martens en de Begemann-groep is maar kortstondig geweest. In de andere richting zien we voor de komende verkiezingen eigenlijk maar één vooraanstaand bedrijfsleider de politiek ingaan : de Westvlaming Aimé Desimpel.

Ik begrijp wat de bedrijfsleiders weerhoudt. Politiek en ekonomie zijn zo nauw verstrengeld geraakt, dat men elkaar door en door kent. In de ekonomie weet men wat men heeft aan een oud-politicus. Zelfs Johny Cornillie, voormalig kabinetschef van de Vlaamse minister-president Luc Van den Brande, wordt alleen aangetrokken voor een sektor die biezonder veel te maken heeft met overheid en politiek.

In de ekonomie geniet de politiek weinig aanzien ; de bedrijfsleider weet dus dat hij meer kans heeft om aanzien te verliezen dan er te winnen door in de politiek te gaan. Over de werkelijke macht van de politicus maakt hij zich niet al te veel illuzies, dit ook uit eigen ervaring. De instabiliteit en de servitudes van de politiek zijn hem overbekend. Waarom zou hij “politokraat” willen zijn in plaats van plutokraat te blijven of te worden ?

Ook indien het verruimen ernstig ter hand werd genomen, bleven de bereikte resultaten beperkt. Er is geen “buiten de politiek” meer, want de politiek is overal. Overal in verval ook, zeker, en dit maakt de politieke vernieuwing tegelijkertijd noodzakelijker en moeilijker. Althans ditmaal heeft het politiek verval de verruiming ingehaald.

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redaktie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content