Pleidooi voor publiek-private samenwerking

Het centrale thema in vele debatten van de twintigste eeuw was de tegenstelling tussen de overheid en de vrije markt. Volgens John Donahue en Richard Zeckhauser, allebei econoom gespecialiseerd in de werking van de overheid, gaat het debat nu veeleer over de vraag hoe de publieke en de private sector kunnen samenwerken om aan de talrijke behoeften van de burgers te voldoen.

In Collaborative Governance breken beide heren een lans voor meer publiek-private samenwerking (pps). De auteurs geven toe dat het concept niet nieuw is. Al bij de Romeinen werden de belastingen geïnd door privépersonen. De toegevoegde waarde van het boek is dat de auteurs een stand van zaken geven van de manier waarop overheden en privésectoren efficiënt kunnen samenwerken. Het boek vertrekt van een aantal voorbeelden, weliswaar vooral in de VS. Zoals het Millennium Park in Chicago dat een populaire bestemming is voor de inwoners van de stad en er pas gekomen is dankzij steun van de privésector.

De auteurs geven ruiterlijk toe dat heel veel publiek-private projecten mislukken. Volgens hen is de hoofdreden hiervoor dat er te weinig expertise aanwezig is bij de ambtenaren die mee over die projecten beslissen. Ze zien zelf ook in dat ze niet altijd goed kunnen beoordelen of de privésector bij een bepaald dossier moet worden betrokken, zo blijkt uit getuigenissen in het boek. De auteurs willen hiermee aangeven dat elk project afzonderlijk beoordeeld moet worden en dat een privaat-publieke samenwerking niet hét wondermiddel is.

Een bijkomend pijnpunt is dat de samenwerking tussen overheid en de privésector te veel op ad-hocbasis gebeurt. “Zelden wordt er geleerd van eerder gemaakte fouten”, stellen de auteurs. Een oplossing zou erin kunnen bestaan een gemeenschappelijke pool te creëren met ervaringen en lessen. Er is gewoon te weinig overleg. Bovendien is pps vaak een budgettaire truc om bepaalde grote projecten buiten de overheidsbegroting te houden. De overheid, ook bij ons, beschikt over steeds minder vrije middelen terwijl de behoeften van de burgers steeds toenemen. Meer samenwerking en uitbesteding aan de privésector staat dus in de sterren geschreven. Maar de rode draad doorheen het boek is dat niet alle projecten in aanmerking komen voor samenwerking. De zogeheten zuiver publieke goederen – defensie, innen van belastingen – moeten volgens de onderzoekers gevrijwaard blijven van private invloed. Maar er is een grote groep projecten die zeker in aanmerking komt voor samenwerking tussen de overheid en de privésector. Ze halen klassieke voorbeelden aan zoals de bouw en het beheer van gevangenissen.

Een niet te keren trend, volgens de auteurs. Donahue en Zeckhauser tonen aan dat de overheden zich de facto steeds meer terugtrekken. In het midden van de jaren zeventig ging 40 procent van de middelen van de publieke sector in de VS door de handen van ambtenaren. Vandaag is dat percentage teruggevallen tot 29 procent.

John Donahue en Richard Zeckhauser, Collaborative Governance, Princeton University Press, 2011, 320 blz, 30 euro

THIERRY DEBELS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content